CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Mistlampen
vóór
permanent.
De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent.
De mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
Draai de ring naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent.
Het contactslot staat in de
tweede stand (Contact).
Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Handrem permanent.
De handrem is
aangetrokken of niet goed
vrijgezet.
Zet de handrem vrij zodat het controlelampje
uitgaat; trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de handrem.
Koelvloeistoftemperatuur
permanent
blauw.
Bij het starten van de motor
geeft het blauw branden
van het lampje aan dat de
motor nog koud is.
Na enkele minuten rijden gaat het controlelampje
uit om aan te geven dat de normale
bedrijfstemperatuur van de motor is bereikt.
Om de levensduur van de motor te bevorderen is
het raadzaam de motor niet te zwaar te belasten
zolang het controlelampje nog brandt.
Voet op het
rempedaal
permanent.
Het rempedaal moet
worden ingetrapt.
Om de motor te kunnen starten terwijl
de selectiehendel van de automatische
versnellingsbak in de stand P staat.
Automatische
ruitenwissers
permanent.
De ruitenwisserschakelaar
wordt naar beneden
bewogen.
De automatische stand van de ruitenwissers vóór
wordt geactiveerd.
Grootlicht permanent.
Als u de lichtschakelaar
naar u toe trekt.
Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen