V E R VA N G E N VA N D E L A M P E N
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
1. Parkeerlicht
2. Richtingaanwijzers
3. Dimlicht/grootlicht
Opmerking: Bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage tempera-
tuur, vochtig weer), kan aan de
binnenzijde van de lamp enige
condensvorming optreden.
Deze verdwijnt zodra de lampen
enige tijd branden.
1. Parkeerlicht (W5 W)
F Draai de lamphouder A een
kwartslag en verwijder deze.
F Vervang de lamp.
2. Richtingaanwijzers
(PY 21 W amberkleurig)
F Draai de lamphouder B een
kwartslag en verwijder de
lamp.
F Draai de lamp een kwartslag.
F Vervang de lamp.
3. Dimlicht/grootlicht
(H4 - 60/55 W)
F Neem de stekker los.
F Verwijder het rubber C.
F Duw de borglip D opzij.
F Verwijder de lamphouder en
vervang de lamp.
F Plaats de lamphouder, de
borglip en het rubber terug.
Neem bij vragen contact op met
een CITROËN erkend bedrijf.