BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
Als bij een lege brandstoftank de motor
stilvalt, kunt u deze weer starten door de
handpomp minstens tien keer te bedie-
nen om zodoende nog een korte afstand
verder te rijden.
In het geval van een lege brandstoftank
moet het brandstofsysteem worden ont-
lucht:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf
liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ontluch-
ting minimaal 10 keer. De handpomp
bevindt zich onder de afdekkap, die
eerst moet worden losgemaakt en ver-
wijderd,
- Houd de sleutel in de stand "starten" tot
de motor aanslaat.
Opmerkingen: Als de sleutel in de stand
"starten" gehouden wordt en de motor na
15 seconden nog niet is aangeslagen, be-
dien dan de handpomp van de ontluchting
nog 15 keer en probeer het opnieuw.
Als het waarschuwingslampje van de
emissieregeling is gaan branden, gaat dit
na een tijdje rijden met de auto weer uit.
N I V E A U S
Raadpleeg het hoofdstuk "Voorzorgsmaatregelen"
Oliepeilstok
Remvloeistofniveau
Houd u voor het verversen van de
remvloeistof aan de onderhouds-
intervallen, zoals aangegeven
in het onderhoudsboekje van de
constructeur.
Gebruik uitsluitend de door de
constructeur voorgeschreven
remvloeistof.
Koelvloeistofniveau
Wanneer de motor warm is, wordt
de koelvloeistoftemperatuur
geregeld door de koelventilator.
Deze kan ook bij afgezet contact
in werking treden; aangezien
bovendien de koelvloeistof onder
druk staat, dient u minstens een
uur te wachten na afzetten van de
motor, voordat u ingrepen aan de
auto verricht.
Om elk risico van brandwonden
uit te sluiten, moet u de dop eerst
een kwartslag losdraaien, om de
druk in het circuit te doen dalen.
Als de druk gedaald is, kunt u de
dop verwijderen en het niveau
bijvullen.
CONTROLE VAN DE
NIVEAUS
Olieniveau
Controleer regelmatig het oliepeil
en vul de olie, indien nodig, tussen
twee olieverversingsbeurten bij.
Controleer de olie met de oliepeil-
stok, terwijl de auto horizontaal
staat en de motor koud is.
De oliepeilstok
bevat twee niveau-
streepjes:
A = maximum
B = minimum
Komt de olie voorbij
het streepje A,
raadpleeg dan een
CITROËN erkend
bedrijf.
Het olieniveau dient
tussen A en B te
liggen.
Om de betrouwbaarheid van de
motor en het emissiesysteem te
waarborgen, is het gebruik van
toevoegingen aan de motorolie
niet toegestaan.
Raadpleeg het onderhoudsboek-
je.
Gebruik uitsluitend de voor
uw auto voorgeschreven
koelvloeistof.
Doet u dat niet, dan loopt
u het risico dat de motor
ernstig beschadigd raakt.