Stel opnieuw tijd, datum en andere waarden in.
Gebruik van de registerring
Bij het gebruik van de registerring dient u het volgende te beachten. De rekenfunktie van dit horloge levert alleen
„ongeveer“-waarden op, daar op de schaal geen exakte decimaalwaarden af te lezen zijn.
A. Navigatieberekeningen
1. Noodzakelijke vliegtijd.
Voorbeeld: bereken de tijd, die een vliegtuig met een snelheid van 180 knopen nodig heeft voor een afstand van 450
zeemijl. De waarde „18“ op de buitenste ring zetten op de snelheidsindex (driehoekje) op de binnenste ring. In deze
stand komt de waarde „45“ op de buitenste ring overeen met de waar „2,30“ op de binnenste ring. De vliegtijd
bedraagt dus 2 uur en 30 minuten.
2. Bodemsnelheid
Voorbeeld: bereken de bodemsnelheid (in knopen) voor een vliegafstand van 240 zeemijl met een vliegtijd van
1 uur 20 minuten. De waarde „24“ op de buitenste ring op de waarde „1:20“ op de binnenste ring zetten. In deze
positie komt de snelheidsindex (driehoekje) op de binnenste ring overeen met de waarde „18“ op de buitenste ring.
De bodemsnelheid bij deze vlucht bedraagt 180 knopen.
3. Vluchtafstand
Voorbeeld: bereken de vliegafstand bij een snelheid van 210 knopen en een vliegtijd van 40 minuten. De waarde
„21“ op de buitenste rand op de snelheidsindex (driehoekje) op de binnenste rand zetten. In dit geval komt de waarde
„40“ op de binnenrand met de waarde „14“ op de buitenrand overeen. De vliegafstand bedraagt 140 mijl.
4. Brandstofverbruik
Voorbeeld: bereken het brandstofverbruik (gallons/uur) bij een vliegtijd van 30 minuten en een brandstofhoeveelheid
van 120 gallon. De waarde „12“ op de buitenrand op de waarde „30“ op de binnenrand zetten. De snelheidsindex
(driehoekje) op de binnenrand komt met de waarde „24“ op de buitenrand overeen. Het brandstofverbruik bedraagt
240 gallon per uur.
5. Brandstofvoorraad
Voorbeeld: het berekenen van de noodzakelijke brandstofvoorraad bij een verbruik van 250 gallon/uur en een
vliegtijd van 6 uur. De waarde „25“ op de buitenrand en het snelheidsteken (driehoek) op de binnenrand zetten. In
deze positie komt de waarde „6.00“ op de binnenrand met de waarde „15“ op de buitenrand overeen. De
noodzakelijke brandstofvoorraad bedraagt 1.500 gallon.
6. Geschatte vliegtijd.
Voorbeeld: het berekenen van de te verwachten vliegtijd bij een brandstofverbruik van 220 gallon/uur en een brand-
stofvoorraad van 550 gallon. De waarde „22“ op de buitenrand op het snelheidsteken (driehoek) op de binnenrand
zetten. In deze positie komt de waarde „55“ op de buitenrand met de waarde „2:30“ op de binnenrand overeen. De te
verwachten vliegtijd bedraagt 2 uur en 30 minuten.
7. Hoogteverschil
Het hoogteverschil is aan de hand van de daalsnelheid en de daaltijd te bepalen. Voorbeeld: bepaal het hoogte-
verschil van een vliegtuig bij een constante daalvlucht van 23 min. met een snel van 23 ft/min. De waarde „25“ op de
buitenrand gelijkzetten met de waarde „10“ op de binnenrand. In deze positie komt de waarde „23“ op de binnenrand
overeen met de waarde „57,5“ op de buitenrand. Het hoogteverschil bedraagt 5.750 ft.
8. Het omrekenen van afstandseenheden.
Voorbeeld: rekening 30 landmijlom in zeemijl en kilometer. De waarde „30“ op de buitenrand op de positie STAT
op de binnenrand zetten. In deze positie komt de waarde NAUT op de binnenrand overeen met de waarde van „26“
zeemijlen op de buitenrand en de waarde „12“ kilometer op de binnenrand met de waarde „48,2“ kilometer op de
buitenrand.
B. Algemene rekenfunkties
1. Vermenigvuldigen
Voorbeeld: 20 x 15. De waarde „20“ op de buitenrand gelijkzetten met de waarde „10“ op de binnenrand. In deze
positie komt de waarde „15“ op de binnenrand overeen met de „30“ op de buitenand. Voeg hier een „0“ aan toe. De
uitkomst is „300“.
2. Delen
Voorbeeld: 250 /20. De waarde „25“ op de buitenrand op de waarde „20“ op de binnenrand gelijkzetten. In deze
positie komt de waarde „10“ op de binnenrand overeen met „12,5“ op de buitenrand. De oplossing is 12,5.
3. Vergelijking
Voorbeeld: 30/20 = 60/x. De waarde „30“ op de buitenrand gelijkzetten met de waarde „20“ op de binnenrand. In
deze positie staat de „60“ aan de buitenrand gelijk met de „40“ aan de binnenrand. De oplossing is 40.
4. Worteltrekken.
Voorbeeld: de wortel uit 255. De buitenrand langzaam draaien en een waarde zoeken die zowel „22,5“ aan de
buitenrand als „10“ aan de binnenrand heeft. In dit voorbeeld heeft „22,5“ aan de buitenrand de waarde „15“ aan de
binnenrand, en de waarde „10“ aan de binnenrand heeft de waarde „15“ aan de buitenrand. De oplossing is 15.