Het draadloze netwerk inschakelen of uitschakelen
Configuratie Wi-Fi Protected Setup
Met de functie Wi-Fi Protected Setup wordt automatisch een met
versleuteling beveiligd draadloos netwerk geconfigureerd. Er moet zich
minstens één ander apparaat in het netwerk bevinden dat ook Wi-Fi
Protected Setup ondersteunt om Wi-Fi Protected Setup te kunnen
gebruiken. Nadat u uw apparaten die werken met Wi-Fi Protected Setup
hebt geconfigureerd, kunt u handmatig andere apparaten configureren.
Instelling WPS-knop (optie 1)
Klik op de knop Wi-Fi Protected Setup op de pagina Algemene
instellingen draadloos of druk op de knop op het achterpaneel van de
gateway om een draadloze client bij de gateway te registreren. Wanneer
u de knop Wi-Fi Protected Setup op de gateway indrukt, drukt u
tegelijkertijd op de softwareknop Wi-Fi Protected Setup aan de
clientzijde. De verbinding wordt automatisch ingesteld.
WPS instellen met behulp van uw PIN-code voor Wi-Fi-adapter (optie 2)
Dit is de meest veilige optie voor het registreren van een draadloze client
bij de gateway. U hebt de PIN-code voor Wi-Fi Protected Setup nodig.
Deze code wordt vermeld in het Wi-Fi Protected Setup-hulpprogramma
op de client. Nadat u de PIN-code voor Wi-Fi Protected Setup van de
client hebt ingevoerd, kunt u verbinding maken met de gateway.
WPS instellen met behulp van PIN-code voor uw gateway (optie 3)
Noteer de PIN-code voor Wi-Fi Protected Setup van de gateway. Deze
code wordt weergegeven op de pagina Wi-Fi Protected Setup. Klik op de
knop Registreren bij Optie 3 en voer vervolgens met behulp van een
willekeurig clienthulpprogramma voor Wi-Fi Protected Setup of
Microsoft Vista de PIN-code voor Wi-Fi Protected Setup van de gateway
in op het clientapparaat om de registratie te voltooien.