32NL
5. De motor stopt tijdens het werk
6. De messen schakelen zich niet in of stoppen niet
onmiddellijk wanneer ze uitgeschakeld worden
7. De hoogte van het gras is onregelmatig
8. Vreemde trillingen tijdens het werk
9. Onzekere of niet werkzame remming
10. Onregelmatige beweging, weinig tractie bij
stijging of neiging van de machine om op te trekken
11. Als het aandrijfpedaal bediend wordt met een
draaiende motor, verplaatst de machine zich niet
(modellen met hydrostatische aandrijving)
– ingreep van de veiligheidsinrichting
– de zekering is doorgebrand (10 A)
– problemen bij de inschakeling
– het maaidek staat niet goed ten opzichte van het
terrein
– de messen werken niet goed
– het maaidek zit vol met gras
– de messen zijn niet goed in balans of niet goed
bevestigd
– de bevestigingen zijn losgeraakt
– niet correct afgestelde rem
– problemen aan de riem of aan
het inschakelsysteem
– zet de deblokkeerhendel in de stand «B»
– controleer of de toelatingsvoorwaarden worden
gerespecteerd ( 5.2.b)
– vervang de zekering (10 A) ( 6.3.5)
– contacteer uw Verkoper
– controleer de bandenspanning en de buitendia-
meter van de banden ( 6.3.1) of neem contact
op met uw verkoper
– contacteer uw Verkoper
– reinig het maaidek ( 5.4.8)
– contacteer uw Verkoper
– controleer en draai de bevestigingsschroeven
van de motor en het chassis goed vast.
– contacteer uw Verkoper
– contacteer uw Verkoper
– breng hem terug in de stand «A» ( 4.33)
PROBLEMEN MOGELIJKE OORZAAK OPLOSSING
Mochten de problemen aanhouden na het uitvoeren van de bovengenoemde handelingen, dan dient er contact te worden opgenomen met uw
Verkoper.
Probeer nooit om zelf gecompliceerde reparaties uit te voeren zonder de juiste hulpmiddelen en het nodige techni-
sche inzicht. Iedere slecht uitgevoerde reparatie doet automatisch zowel de garantie als de aansprakelijkheid van de Fabrikant vervallen.
LET OP!