2/4GEBRUIKSAANWIJZING (Basisbediening)
Uw Digitale Piano is voorzien van een grote ve rzameling
tonen. U kunt met één toon spelen of met twee tonen
tegelijk (lagenf unctie). U kunt ook ver schillende tonen aan
het h oge bereik (rechterkant) en lage bereik (linkerkant ) van
het toetsenbord toewijzen (splitsfunctie).
■ Selecteren van een toon
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^ TONE” indicato r rechts
naast de toets gaat branden.
De naam van de geselect eerde tooncategorie e n de
toonnaam worden op het display getoond.
2.
Gebruik de TONE categorietoetsen bq t/m cl om
een tooncategorie te selec teren.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een toon te
selecteren.
■ Twee tonen gelaagd weergeven
1.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van een
toon” om de eerste toon (Upper1 toon) te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^ CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
3.
Tip cl LAYER aan om de lagenfunctie in te
schakelen wat wordt aangegeven door “LY” op het
display.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^ TONE” indicator rechts
naast de toets gaat branden. Vol g daarna de
aanwijzingen onder “Selecteren van een toon” o m
de Upper2 toon te selecteren.
• Om de lagenfunct ie uit te schakelen, gebruikt u de bp^
toets om de inst ellingen te doorlopen totdat de “^ CTRL”
indicator rechts na ast de toets gaat bra nden. Tip daarna
cl LAYER aan zodat de “LY” indicator van het display
verdwijnt.
Selecteren van een toon
[
TO NE
]
PIA N O
T : 120
001 : Gr P no C onc e r t
[
TO NE
]
U2 ST R I N G S
T : 120 L Y
002 :
M
el lo w S t r . 1
Indicator voor ingeschakelde lagenf unctie
“Upper2” ind icator
■ Splitsen van het toetsen bord tussen twee
verschillende tonen
1.
Gebruik de pr ocedure on der “Select eren van een
toon” om de eerste toon (Upper1 toon) te
selecteren.
2.
Gebruik de bp^ toets om de instelling en te
doorlopen totdat de “^ CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
3.
Tip ck SPLIT a an om de split sfunctie in t e
schakelen wat wordt aangegeven door “SP” op het
display.
4.
Gebruik de bp^ toets om de instelling en te
doorlopen totdat de “^ TONE” indicator rechts
naast de toets gaat branden. Volg daarna de
aanwijzingen onder “Selecteren van een toon” om
de Lower toon te selecteren.
• Om de splitsfunctie en d e lagenfunctie gelijktij dig te
gebruiken, voert u d e bovenstaande procedure uit en
gaat dan door met de stappen 2 t/m 4 onder “Twee tonen
gelaagd weergeven”.
• Om de splitsfunctie uit te schakelen, gebruikt u de bp^
toets om de inst ellingen te doorlopen totdat de “^ CTRL”
indicator rechts na ast de toets gaat bra nden. Tip daarna
ck SPLIT aan zodat de “SP” indicator van het display
verdwijnt.
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “DEMO” onder
de bn DEMO toets begint te knippere n.
2.
Tip bn DEMO aan.
Het bn DEMO toetslampje en d e “DEMO” indicator
gaan uit waarmee wordt aangegeven dat het a pparaat
in de paraatstan d voor demonstratieweergave staat.
Op het display wordt “1: Demo Song” aangeg even.
3.
Tip 8a of bm ENTER aan om de
demonstratieweergave te starten.
• Hierna kunt u de d emonstratieweergave pauzeren
en weer hervatten door 8a of bm ENTER aan
te tippen.
4.
Tip bp EXIT aan om de par aatstand voor
demonstratieweergave te verlaten.
[
TO NE
]
LO T H E R S
T : 120 S P
059 : A cou s t i c B s 1
Indicator voor ingeschakelde sp litsfunctie
“Lower” indicator
Luisteren naar
demonstratieweergave
Het aanslagvolume verandert het t oonvolume overeenkomstig
de aanslagdruk (snelheid). Dit geeft u hetzelfde
uitdrukkingsvermogen als bij een akoestische piano .
■
Veranderen van de aanslagvolumegevoe ligheid
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
op het disp lay verschijnt.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om
“KEYBOARD” weer te geven en tip dan bm ENTER
aan.
3.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “Touch
Response” weer te geven en tip dan bm ENTER
aan.
4.
Gebruik de bk – e n bl + toetsen of de cm knop (K1 )
om de instelling te veranderen.
5.
Nadat u de gewenste inst elling heeft geselectee rd,
houdt u bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
van het display verdwijnt.
De transponeerfunctie laat u de algehele toonhoogte van de
Digitale Piano verh ogen of verlagen in stappen van een
halve toon. U kun t deze functie gebruiken om de toon van
het toetse nbord te verhogen of verlagen en een stuk te
spelen in een toona ard die voor u meer geschikt is of om de
toonaard aan te passen aan de zanger enz.
■ Veranderen van de transponeerin stelling
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^ CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip br TRANSPO SE aan.
De waarde van de geselect eerde transponeerinstelling
wordt op het display get oond.
3.
Gebruik de bk – e n bl + t o e ts e n o m d e i n s te l li n g te
veranderen.
• U kunt de toonhoo gte van het toetse nbord
veranderen binnen het bereik van –12 t/m +12 halve
tonen.
Veranderen van het
aanslagvolume naar de
aanslagdruk (Aanslagvolume)
Deze instelling
(getoonde
aanduiding):
Doet dit:
Uitgescha-
keld
(Off) Aanslagvolume is uitgeschakeld.
Het geluidsvolume ligt vast
ongeacht de snelheid van het
aanslaan van de klaviert oetsen.
Licht (Light2)
Het is gemakkelijker om een
luider geluid te produceren, dus
de aanslag voelt li chter dan bij
“Normaal”.
(Light 1)
Normaal (Normal) De gevoeligheid i s normaal.
(Heavy1)
Het is moeilijker om een luid er
geluid te producer en, dus de
aanslag voelt zwaarder dan bij
“Normaal”.
Zwaar (Heavy2)
[
F UNC T I ON
]
–
No r
m
al
+
T ouch R e s
p
on s e
Veranderen van de toonhoogte in
stappen van een halve toon
(Transponeren)
U kunt bn SOUND MODE g ebruiken om de h ieronder
beschreven effecten in en uit te schakelen.
● Zaal simulator/nag alm
Zaalsimulator en nagalm zijn beide effecten die de
nagalmklank van het g eluid veranderen.
Zaalsimulator: Met het zaalsimulatoreffect worden de
ragfijne zuiverheid, optimale helderheid e n andere
onderscheidende akoestische eigenschappen van
wereldberoemde concertzale n en andere bouwwerken
nagebootst.
Nagalm: Nagalm bootst een lu isterruimte na, zoals een
kamer of zaal.
● Su rround
Het surroundeffect creëert een akoestiek die ervoo r zorgt
dat het lijkt alsof het geluid van de lui dsprekers vanuit
meerdere richtin gen komt (virtuele surround). Dit effect is
sterk wanneer het geluid van een externe br on via de
luidsprekers van de Digitale Piano wordt weergegeven.
• Het surroundeff ect wordt niet toegepast op het
uitgangssignaal van de co PHON ES aan sluitingen of de
dk LINE OUT R , L/MONO aansluit ingen van de
Digitale Piano.
■ In- en uitschakelen van d e zaalsimulator/
nagalm- en surroundef fecten
1.
Tip bn SOUND MODE aan.
• Bij meermalen aantip pen worden de instellingen
doorlopen en de huidige instelling wordt
aangegeven door de LED-lampjes zoals hieronder
is aangegeve n.
■ Selecteren van het zaalsimulator/nag almtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat “ [SOUND
MODE]” op het display ver schijnt en laat de toets
dan los.
2.
Nadat u gecontroleerd heeft dat “Hall/Rev. Type”
wordt aangegeven, tipt u bm ENTER aan.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het gewenste
zaalsimulator/nagalmtype te selecteren.
● Zaalsimulator
● Nagalm
4.
Nadat de gewenste inste lling is gemaakt, tipt u
bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND MODE]”
van het display ve rdwijnt.
■ Selecteren van het sur roundtype
1.
Houd bn SOUND MODE ingedrukt totdat “ [SOUND
MODE]” op het display ver schijnt en laat de toets
dan los.
2.
Gebruik de bk U en bl I toetsen om “ Surround
Type” weer te geven en tip dan bm ENTER aan.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om het gewenste
surroundtype (type 1 of type 2) te selecteren.
4.
Nadat de gewenste inste lling is gemaakt, tipt u
bp EXIT enkele malen aan totdat “[SOUND MODE]”
van het display ve rdwijnt.
Gebruik van de
geluidsmoduseffecten
(Zaalsimulator/Nagalm en
Surround)
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschakeld
Surround
uitgesch akeld
(Standaardinstelling)
Zaalsimulator/
Nagalm
ingeschake ld
Surround
ingeschake ld
Zaalsimulator/
Nagalm
uitgeschakeld
Surround
uitgeschakeld
Type (getoonde
aanduiding)
Beschrijvin g
1. N.Y.Club Manhattan muzie kclub
2. Opera Hall Uniek gevormde Sydney concert zaal
3. Berlin Hall Klassieke concertzaa l van het
Berlijnse arenatype
4. BritishStadium Groot buitensta dion in de Londense
voorsteden
Type (getoonde
aanduiding)
Beschrijving
5. Room 1
Bootst de nagalm in een kamer na.
6. Room 2
7. Room 3
8. Large Room
9. Hall 1
Bootst de na galm in een k leine zaal na.10. Hall 2
11. Hall 3
12. Stadium Bootst de nagalm in een stadion na.
De Digitale Piano heef t twee knoppen die u
kunt gebruiken om de toon-, effect- en andere
parameterinstellingen dir ect, dus in realtime,
te veranderen.
■ Selecteren van de functies
(knoppensets) die aan de knopp en
worden toegewezen
1.
Gebruik de bp^ toets om de
instellingen te doorlopen totdat de
“^ CTRL” indicator rechts naast de
toets gaat branden.
2.
Tip bs KNOB aan.
De naam van de geselect eerde knoppenset wordt op
het display g etoond.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een
knoppenset te selecteren.
• Voor informatie over de parameters die worden
toegewezen aan de cm kno p (K1 ) en knop (K2 )
door elke knoppe nset wordt u verwezen naar de
gebruiksaanwijzing die beschikbaar is op de CASIO-
website.
U kunt de toonho ogte van de noten met de
toonhoogteregelaar geleidelijk omhoog en
omlaag verschuiven. Deze functie maakt het
mogelijk om het smorend e effect van een
saxofoon of een elektrische gitaar t e
reproduceren.
1.
Draai de cn PITCH BEND
toonhoogteregelaar aan de linkerkant
van het toets enbord omhoog of omlaag
terwijl u een noot op h et toetsenbord
aan het s pelen bent .
De mate van toonbu iging hangt af van hoe ver u de
toonhoogteregelaar draait.
• Raak de regelaa r niet aan op het mo ment dat u het
instrument inschakel t.
Met de arpeggiator kunt u automatisch verschillende
arpeggio’s en a ndere frasen spelen door g ewoonweg
klaviertoetsen aan te slaan op het toetsenbord . U kunt uit
een aantal versch illende arpeggio-opties kieze n, inclusief
het spelen van arpeggio’s van een akkoord, het automatisch
spelen van verschillende f rasen en nog enkele andere
mogelijkheden.
■ Inschakelen van de arpeggiator
• Als “AH” v erschijnt in pl aats van “AR” wanne er u de
bt ARPEG. toets aantipt in stap 2 van de
onderstaande procedure, moet u d e functie wijzigen
die aan de bt ARPEG. toets is toegewezen. Om dit te
doen, maakt u de volgende instelling voor de
FUNCTION-parameter: “ARPEG./A.HARMO.” 3
“Type Select” 3 “Arpeggiator”. Zie “Functie-
instellingen maken (FUNCTION-modus)” (pagina 4/4)
voor informatie over de FUNCTION-parameters.
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de “^ CTRL” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator in te
schakelen. Op het displ ay verschijnt “AR”.
• Bij het spelen van een akkoord of enkelvoudige
noten op het t oetsenbord wordt de gesele cteerde
arpeggio weergegeven .
3.
Tip bt ARPEG. aan om de arpeggiator uit te
schakelen. “AR” verdwi jnt van het display.
OPMERKING
• Voor informatie over het selecteren van het
arpeggiatortyp e wordt u verwezen naar de
gebruiksaanwijzing die beschi kbaar is op de CASIO-
website. Zie het afzonderlijke document “Inge bouwde
muziekgegevenslijst en” voor details ove r de
arpeggiatortyp en.
Gebruik van de knoppen
Gebruik van de
toonhoogteregelaar
[
CTR L
]
KN O B
T : 120
0 1 :F i l ter
Gebruik van de arpeggiator
[
CTR L
]
KN O B
T : 120 A R
0 1 :F i l ter
Nadat u een ritmet ype heeft geselecte erd, speelt de
automatische begeleidingsfu nctie automa tisch r ealistis che
begeleidingen die passen bij de akkoorden die u sp eelt.
De automatische bege leidingen van deze Digitale Piano
bestaan uit een “ri tmegedeelte” (drums en percussie) en
een “akkoordgedeelte” (diverse muziekinstrumenten) .
Wanneer een auto matische begeleiding word t gespeeld,
kunt u alleen het ritmegedeelte laten klinken of u kunt beide
gedeelten tegeli jkertijd laten klinken.
■ Selecteren van een ritme
1.
Gebruik de bp^ toets om de instelling en te
doorlopen totdat de “^ RHYTHM” indicator rechts
naast de toets gaat branden.
De namen van de gesel ecteerde ritmecategorie en het
ritme worden op he t display getoond.
2.
Gebruik de RHYTHM-categorietoetsen bq t/m cl
om een ritmecate gorie te selecteren.
3.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om een ritme te
selecteren.
■ Weergeven van alleen het ritm egedeelte
1.
Gebruik de 3 modusselectietoets om de
instellingen te doorlopen totdat de “RHYTHM”
(RHYTHM modus) indicator gaat branden.
2.
Gebruik de procedure onder “Selecteren van een
ritme” om het gewenste rit me te selecteren.
3.
Tip 8 START/S TOP aan.
De ritmeweergave begint.
• De gele en rode LED boven de 8 START/STOP
toets knipperen in de maat van het rit me (geel voor
maatslag 1, roo d voor de resterende maat slagen
van elke maat).
4.
Speel me e met het ritme .
5.
Tip 8 START/S TOP nogmaals aan om het spelen
van het ritme te stoppe n.
■ Spelen van automatische begel eiding met
akkoorden
1.
Gebruik de 3 modusselectietoets om de
instellingen te doorlopen totdat de “ACCOMP”
(ACCOMP modus) indicator gaat branden.
2.
Start d e weerg ave van het rit megedee lte.
• Zie de stappen 2 en 3 onder “Weergeven van alleen
het ritmegedee lte” voor informatie over het
selecteren van een ritme en het starten met spelen
van het r itme.
3.
Speel akkoorden op het begeleidingstoetsenbord.
Hierdoor worden de bas- en harmoniegedeelte n van de
automatische begeleidi ng toegevoegd aan het
ritmegedeelte.
Voorbeeld:
Aanslaan van D-F{ -A-C op het
begeleidingstoet senbord.
4
De begeleiding voor he t D-F{ -A-C akkoord (D7)
klinkt.
4.
Speel andere akkoorden met de linkerhand terwijl u
de melodie met uw rechterhand speelt.
• Gebruik “CASIO C hord” of andere vereen voudigde
akkoordinvoermodi om akkoorden te spelen. Zie
“Selecteren van e en akkoordinvoermodus”.
5.
Tip 8 START/S TOP aan om de automatische
begeleiding te stoppen.
Gebruik van automatische
begeleiding
Spelen van een bege leiding
[
RHY T H
M
]
PO PS
T : 120
0 1 :E. F u n k P o
p
F{ 3
Begeleidin gstoetsenbord Melod ietoetsenbord
Splitspunt
■ Instellen van het tempo
1.
Tip bm TEMPO aan.
De huidige tempowaard e wordt op het disp lay getoond.
2.
Gebruik de bk – en bl + toetsen om de gewe nste
tempowaarde in te stellen.
• U kunt een te mpowaarde instellen in het bere ik van
20 t/m 25 5.
3.
Tip bm TEMPO of bp EXIT aan om het
instelscherm te ver laten.
■ Selecteren van een akkoordinvoe rmodus
1.
Houd de bp^ toets ingedrukt totdat “[FUNCTION]”
op het display verschijnt.
De FUNCTION-modus wordt ingeschakeld.
2.
Gebruik de bk U e n bl I t oetsen om
“ACCOMPANIMENT” w eer te geven en tip dan
bm ENTER aan.
3.
Nadat u gecontroleerd heeft dat “Chord Mode”
wordt aangegeven, tipt u bm ENTER aan.
4.
Gebruik de bk – e n bl + t o e t s e n o f d e cm knop (K1 )
om de instelling te veranderen.
• Voor informati e over de vingerzett ingen op het
invoertoetsenbord voor de akkoordinvoermodus die
u gebruikt, wor dt u verwezen naar de
gebruiksaanwijzing d ie beschikbaar is op de CASIO-
websi te.
5.
Houd bp EXIT ingedrukt totdat “[FUNCTION]” van
het display verdwijnt om de FUNCTION-mod us te
verlaten.
Deze instelling
(getoonde
aanduiding):
Selecteert deze
akkoordinvoermodus:
1. CASIO Chord CASIO CHORD
2. Fingered 1 FINGERED 1
3. Fingered 2 FINGERED 2
4. Fg On B ass FINGERED ON BASS
5. Fg As sist FINGER ED ASSIST
6. Full Range FULL RANGE CH ORD
De onderstaande be geleidingspatronen producere n alleen
metronoomgeluiden, zonder bas- of akkoordgedeelte. Dit is
ook het geval wanne er u een akkoord-vingerze tting uitvoert.
Meestal b egint een muziekstuk met een intro, gaat dan over
in coupletten di e worden afgewisseld met tu ssenspel en
andere veranderingen, w aarna wordt teruggekeerd naar het
hoofdthema voordat het einde wordt ber eikt. De
automatische begeleid ingsfunctie van de Di gitale Piano
biedt een scala aan bege leidingspatronen die geschikt zijn
voor het verloop van de muziekcomposit ie.
■ Normaal patroon en variatiepatroo n
Dit zijn begeleidingspatr onen die kunnen worden gebruikt in
een couplet of refrei n van een muziekstuk. Een
variatiepatroon h erhaalt één of meerdere maten.
■ Invulpatronen
Deze begeleidingspatron en worden gebruikt om ko rte één-
of twee-maats invu lstukjes in een muziekstuk in te voegen.
Een invulpatroon begint te spelen zodra u ee n van de
invulpatroontoetsen (zie hieronder) aantipt. De
begeleidingsweergave keert terug naar het normale patroon
of variatiepatro on vanaf maatslag één nadat het één- of
twee-maats invulstukje is afgel open.
■ Intropatroon
Dit is een b egeleidingspatroon da t kan worden gebruikt bij
het begin van een muziekstuk. Het spelen van he t normale
begeleidingsp atroon begint nadat d e maten van het
intropatroon zijn afgelopen.
■ Eindpatr oon
Dit is een begeleidingspatroon dat kan worden gebruikt aan
het einde va n een muziekstuk. Nadat e r een meermaats
eindpatroon heef t geklonken, wordt de aut omatische
begeleiding beëind igd.
Gebruik de onderstaande procedure om de Digitale Piano in
te stellen om het spelen van de automatisch e begeleidi ng te
starten zodra u een klavie rtoets aanslaat.
■ Activeren van het spelen van de automatische
begeleiding via invoer van een akkoord op het
toetsenbord
1.
Tip 7 SYNCHRO/ENDING aan terwijl de
automatische begeleiding is gestopt.
Het instrument komt i n de paraatstand voor
gesynchroniseerd starten t e staan wat wordt
aangegeven door het geel en rood knippe ren van de
LED’s boven d e 8 START/STOP toets.
•T i p 7 SYN CHRO/ENDING aan als u de
paraatstand voor gesynchroniseer d starten wilt
verlaten.
2.
Speel met uw vingers een akkoord op het
begeleidingstoetsenbord.
Hierdoor start de automatische begeleiding.
Metronoom-begelei dingspatronen
Dit ritmenummer: Selecteert dit metronoomgeluid:
BALLAD: 39 Er klinkt een klikgel uid bij alle
maatslagen.
BALLAD: 40 Er klinkt een belgeluid bij alle
maatslagen.
BALLAD:
41 t/m 48
Twee t/m negen maat slagen per
maat.
De eerste ma atslag van elke maat is
een belgeluid terwijl de resterende
maatslagen klikgeluiden zijn.
Patroonvariaties van de automatische
begeleiding
Om dit
begeleidingspatroon
te selecteren:
Doe dit:
Normaal patroon Tip 5 NORMAL/FILL-IN aan.
Variatiepatroon Tip 6 VA RIATION/FILL-IN a a n .
Om dit
begeleidingspatroon
te selecteren:
Doe dit:
Normaal invulp atroon Tip 5 NORMAL/FILL-IN aan
terwijl een norma al patroon wordt
gespeeld.
Variatie-invulpatroo n Tip 6 VARIAT ION/FILL -IN aan
terwijl een va riatiepatroon wordt
gespeeld.
Om dit
begeleidingspatroon
te selecteren:
Doe dit:
Intropatr oon Tip 4 INTRO aan.
Om dit
begeleidingspatroon
te selecteren:
Doe dit:
Eindpatroon T ip 7 SYNCHRO/ENDI NG
aan terwijl een aut omatische
begeleiding aan het spelen is.
Activeren van het spe len van de
automatische beg eleiding via invoer van
een akkoord op het
begeleidin gstoetsenbord
(Gesynchroniseerd starten)
Wordt vervolgd op blad 3/4
[Wordt vervolgd linksonder]
PXS3000_A2_D.fm 2 ペ ージ 2019年 5月7日 火曜日 午後 2時48分