7763
20
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/247
Next page
D
Digitale Camera
EX-Z700
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K810FCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede
(CA-29)
USB kabel Basisreferentie
Camera
Polsriem
Netsnoer
*
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar
de camera wordt
aangeschaft.
CD-ROM AV kabel
Speciale netadapter
(AD-C52S of AD-C52G)
C
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
18 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 18
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 19
Opnemen van een beeld ............................................ 20
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 21
Wissen van een beeld ................................................ 21
22 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 22
Algemene gids ........................................................... 23
Camera 23
USB slede 25
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 26
Opnamefunctie (REC) 26
Weergavefunctie (PLAY) 28
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 30
Vastmaken van de polsriem ....................................... 31
Spanningsvereisten ................................................... 32
Inleggen van de oplaadbare accu 32
Opladen van de accu 33
Vervangen van de accu 37
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 38
In- en uitschakelen van de camera 42
Configureren van de stroomspaarinstellingen 43
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 45
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 47
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 48
51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 51
Richten van de camera 51
Opnemen van een beeld 52
Gebruiken van de zoom ............................................. 58
Optische zoom 58
Digitale zoom 60
Gebruiken van de flitser ............................................. 63
Flitsereenheid status 65
Veranderen van de flitssterkte instelling 66
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 66
INLEIDING
4
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 68
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 71
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 72
74 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 74
Gebruik van autofocus 75
Gebruik van de macrofunctie 78
Het gebruik van panfocus 79
Gebruik van de oneindig-functie 80
Gebruik van handmatig scherpstellen 80
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 82
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 83
Bijstellen van de witbalans ......................................... 84
Handmatig configureren van de witbalans 86
Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 87
Doorlopende sluiter met normale snelheid 88
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid 88
Doorlopende sluiter met flits 89
Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter 89
Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 90
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 92
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 93
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 94
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ..... 95
Opnemen met een hogere gevoeligheid ................... 96
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ..................................... 97
Voordat u met Business Shot gaat opnemen 98
Gebruiken van de Business Shot instelling 98
Herstellen van een oude foto ..................................... 99
Voordat u probeert een oude foto te herstellen 99
Opnemen van een oude foto 100
Opnemen van foto’s in een layout met
meerdere beelden (layout foto’s) ............................. 102
Automatisch traceren van een bewegend
onderwerp (automatisch kaderen) ........................... 104
Opnemen van een film ............................................. 105
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 105
Opnemen van een film 106
Opnemen van audio ................................................. 108
Toevoegen van geluid aan een snapshot 108
Opnemen van spraak 110
Gebruiken van het histogram .................................... 112
Camera instellingen van de
REC (opname) functie .............................................. 114
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈] toetsen 115
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 116
In- en uitschakelen van beeldcontrole 116
Gebruik van icoonhulp 117
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 118
Specificeren van de ISO gevoeligheid 120
Selecteren van de meetfunctie 121
INLEIDING
5
Gebruiken van de filterfunctie 122
Speciferen van de contourscherpte 123
Specificeren van kleurverzadiging 123
Specificeren van het contrast 124
Foto’s met datumafstempeling 124
Terugstellen (reset) van de camera 125
126 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 126
Weergave van een audio snapshot 127
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 128
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 129
Trimmen van een beeld ........................................... 130
Keystone correctie ................................................... 132
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren.................. 133
Weergeven en bewerken van een film .................... 135
Weergeven van een film 135
Montage van een film 136
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 140
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 141
Tonen van het kalenderscherm................................ 142
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 143
Gebruik van de fotostandaardfunctie 146
Roteren van het displaybeeld .................................. 147
Toevoegen van audio aan een snapshot................. 148
Heropnemen van het geluid 149
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 150
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm ........................................................ 151
Selecteren van het video-uitgangssysteem 153
154 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 154
Wissen van alle bestanden ...................................... 155
156 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 156
Geheugenmappen en -bestanden 156
Beschermen van bestanden .................................... 157
Beveiligen van een enkel bestand 157
Beveiligen van alle bestanden 158
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 158
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 158
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 160
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 161
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 161
INLEIDING
6
162 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 162
Configureren van de geluidsinstellingen 162
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 162
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots 163
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 163
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode .............................. 164
Instellen van de klok ................................................ 165
Selecteren van uw thuistijdzone 165
Instellen van de huidige tijd en datum 166
Veranderen van de datumopmaak 166
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 167
Tonen van het wereldtijdscherm 167
Configureren van wereldtijdinstellingen 167
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 168
Veranderen van de displaytaal ................................ 169
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm ............................................................. 170
Veranderen van het protocol van de USB poort...... 171
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 172
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 173
174 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 175
Insteken van een geheugenkaart in de camera 175
Vervangen van de geheugenkaart 176
Formatteren van een geheugenkaart 177
Kopiëren van bestanden .......................................... 178
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 179
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 180
181 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 182
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 183
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 184
Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 186
Datumafdruk 189
PRINT Image Matching III ............................................ 191
Exif Print ................................................................... 191
INLEIDING
7
192 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 192
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 199
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 203
Geheugendata ......................................................... 204
DCF protocol 204
Geheugenmapstructuur 205
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 206
208 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 208
Selecteer de software dat u nodig heeft 208
Systeemvereisten voor uw computer 210
Beheren van beelden op een PC 211
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s 214
Weergeven van een film 215
Oversturen van beelden naar de camera 216
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 220
Gebruikersregistratie 221
Verlaten van de menu applicatie 221
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 222
Selecteer de software dat u nodig heeft 222
Systeemvereisten voor uw computer 223
Beheren van beelden op een Macintosh 224
Weergeven van een film 225
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 225
Registreren als cameragebruiker 226
227 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 227
Indicator referentie ................................................... 230
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 233
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver… 238
Tonen van boodschappen 239
Technische gegevens .............................................. 241
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van of defecten aan de EX-Z700.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader,
Photohands en/of Photo Transport.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SDHC logo is een handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader, Photohands en Photo Transport zijn
eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met
uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle
auteursrechten en andere gerelateerde rechten van
deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
7,2 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 7,41 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
2,7-inch TFT LCD kleurenscherm
8,3 MB ingebouwd geheugen
Gebruik het ingebouwde geheugen voor het testen van
de camera of om beelden op te nemen in noodgevallen
wanneer de geheugenkaart vol of niet beschikbaar is.
Meegeleverd met een USB slede
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera (pagina 33) en om
beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 151) en
voor het oversturen van beelden naar een computer (pagina
192). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden bekijken
terwijl de camera op staat te laden op de slede (pagina 146).
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 42)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de camera
in te schakelen en de gewenste functie in te schakelen.
AF hulpverlichting (pagina 55)
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het
maken van foto’s als er weinig licht is.
12X naadloze zoom (pagina 58)
3X optische zoom, 4X digitale zoom (Beeldformaat: 7M
(3072 × 2304 beeldpunten))
INLEIDING
10
Flitshulp (pagina 66)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 68)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Automatische macrofunctie (pagina 75)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
Snelsluiter (pagina 76)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 77)
Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 87)
Naast de doorlopende sluiter bij normale snelheid, kunt u
ook de doorlopende sluiter bij hoge snelheid of de
doorlopende sluiter met flits selecteren.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 90)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor layout foto’s en
automatisch kaderen. De [BS] (BEST SHOT) toets
voorziet directe toegang tot de BEST SHOT
voorbeelddecors.
Business Shot (pagina 97)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Herstellen van een oude foto (pagina 99)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Filmopname met geluid (pagina 105)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG
formaat
Audio Snapshot functie (pagina 108)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
INLEIDING
11
Spraakopname (pagina 110)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 112)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Keystone correctie (pagina 132)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school)bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
Kleurcorrectie (pagina 133)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 140)
Met deze functie worden bewegende beelden van een
film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden
worden gemaakt die geschikt zijn om te worden
afgedrukt.
Kalenderscherm (pagina 142)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Wereldtijd (pagina 167)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten, SDHC
geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard =
multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding (pagina
174)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 182)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 186)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
INLEIDING
12
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 191)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
DCF data opslag (pagina 204)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 211, 214, 224)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Meegeleverd met Photo Transport (pagina 216)
Met Photo Transport kunt u beelden die u op uw
computer opgeslagen heeft of op het beeldscherm van
uw computer weergegeven worden (website/homepage
data, kaarten, enz.) oversturen naar uw camera. Nadat ze
eenmaal in het geheugen van de camera opgeslagen zijn,
kunnen ze via het beeldscherm worden bekeken.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-Z700 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera”
verwijzen naar de CASIO EX-Z700 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
13
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
14
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van
de camera.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
INLEIDING
15
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart uit
de camera, het plaatsen van de camera op of het
verwijderen van de camera van de USB slede terwijl
de camera juist bezig is met uitvoeren van een
bewerking
Het verwijderen van de geheugenkaart uit de camera,
het plaatsen van de camera op of het verwijderen van
de camera van de USB slede terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is nadat u de
camera uitgeschakeld heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
239). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
B
INLEIDING
16
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede voor ongeveer 30 uur geen spanning wordt
toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 165).
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
INLEIDING
17
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
• Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Beelden op het beeldscherm
De beelden die gewoonlijk op het beeldscherm
verschijnen tijdens de beeldweergave zijn kleiner dan
gewoonlijk waardoor u alle details van het werkelijke
beeld niet kunt zien. Uw camera is voorzien van een
beeldzoom (pagina 128) die u kunt gebruiken om het
beeld op het beeldscherm te vergroten. U kunt dit
attribuut gebruiken om bij belangrijke beelden controles
ter plekke uit te voeren.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
SNELSTARTGIDS
18
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Leg de accu in de camera
(pagina 32).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 33).
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1
2
3
Stopnok
1
Netadapter
Netsnoer
USB slede
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
2
SNELSTARTGIDS
19
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om de gewenste taal
te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied
m.b.v. [̆], [̄], [̇] en [̈ ] en druk vervolgens op
[SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [̆] en [̄] en
druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v.
[̆] en [̄] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te
registreren en het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van
beelden.
Zie pagina 47 voor details.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de
klok met de volgende procedure, dan dient u het menu
van de camera te gebruiken om instellingen van de taal
(pagina 169) of de klok (pagina 165) afzonderlijk te
veranderen.
DISP
SET
[̆]
[̄]
[̇][̈]
[SET]
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
1
SNELSTARTGIDS
20
Opnemen van een beeld
Zie pagina 51 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm om het beeld te componeren en
druk daarna de sluitertoets half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht
de bedrijfsindicator groen op.
3.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
1
3
2
8
N
06
06
/
12
12
/
24
24
12
12
:
38
38
2
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
Het ingebouwde geheugen van de camera kan slechts enkele beelden opnemen en is enkel bedoeld voor het testen
van de camera of bij noodgevallen. De geheugenkaart heeft een grotere capaciteit die u kunt gebruiken voor het
opslaan van meer beelden, beelden van een hogere kwaliteit en beelden van een groter formaat en langere filmpjes.
Om een in de handel verkrijgbare geheugenkaart te gebruiken dient u deze eerst te formatteren met de
formaatprocedure van de camera. Zie pagina 177 voor details aangaande het formatteren van een geheugenkaart.
SNELSTARTGIDS
21
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [̄] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [̇] en
[̈].
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [̆] en [̄].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 154 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [̇] en [̈] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 126 voor details.
VOORBEREIDINGEN
22
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
“camera”
“bestandgeheugen”
“accu”
“oplader”
Betekenis:
De CASIO EX-Z700 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 52)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L
oplader
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
Betekenis:
“digitale ruis” Kleine spikkels of “sneeuw”
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
23
Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie locaties betreffen.
Het ingebouwde geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart of SDHC geheugenkaart die in de
camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 204 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
6
4
5
3
2
7
1
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Microfoon
5 AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
6 Lens
7 Flitser
VOORBEREIDINGEN
24
Achterkant Onderkant
G Stopnok
H Geheugenkaartsleuf
I Accuvak
J Accudeksel
K Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
L Aansluiting
M Luidspreker
8 Bedrijfsindicator
9 [ ]
(PLAY – weergave)
toets
0 [ ] (REC – opname) toets
A [BS] (BEST SHOT) toets
B Polsriemring
C [̆][̄][̇][̈] toetsen
D Insteltoets [SET]
E [MENU] toets
F Beeldscherm
A
B
C
F
9
0
8
DISP
SET
[̆]
[̄]
[̇][̈]
[SET]
E
D
G
IJKLM
H
VOORBEREIDINGEN
25
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Fototoets [PHOTO]
5 Oplaadindicator [CHARGE]
Achterkant
Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 33)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 146).
Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
151).
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 186)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 192)
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-29). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
8 [ ] (USB poort)
6
7
8
5
1
2
3
4
VOORBEREIDINGEN
26
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
Indicators op het scherm
3 Witbalansindicator
(pagina 84)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglicht TL verlichting
Dagwit TL verlichting
Gloeilamp
Handmatig
AWB
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u Auto (automatisch)
selecteert met de
toetsaanpassingsfunctie
(pagina 115).
verschijnt tijdelijk
wanneer u Auto flash
(automatisch flitsen)
selecteert als de flitsfunctie
en verdwijnt daarna.
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 74)
Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 115).
4 Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 87)
Geen Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
Doorlopende sluiter
met flits
5 Zelfontspanner
(pagina 68)
Geen Zelfontspanner
uitgeschakeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
J
I
81
35
G
9
D
C
B
A
F
2 467
0
H
E
1 Flitserfunctie indicator (pagina 63)
Auto Flash (automatisch flitsen)
Flash Off (flitser uit)
Flash On (flitser aan)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het rode ogen effect
B
VOORBEREIDINGEN
27
LET OP
Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 117) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving
6 Opnametypes
Automatische opname
(Auto recording)
BEST SHOT
Film
Spraakopname
(Voice Recording)
7 Meetfunctie indicator
(pagina 121)
Geen Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 71)
9 Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 54, 241)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 106)
0 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 72)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 105)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
A ISO gevoeligheid
(pagina 120)
B Lensopeningwaarde
(pagina 54)
C Sluitersnelheidwaarde
(pagina 54)
D Datum en tijd
(pagina 165)
E Tijdstempelindicator
(pagina 124)
F EV waarde (pagina 83)
G Accucapaciteit
(pagina 36)
H Histogram (pagina 112)
I Anti-trilindicator
(pagina 95)
J Scherpstelkader
(pagina 53)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
28
K Digitale zoomindicator (pagina 60)
L Zoomindicator (pagina 60)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
Audio snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 157)
3 Mapnaam/bestandnaam
(pagina 156)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 72)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Opnametijd (pagina 106)
L
K 12 3
E
0AB
9
6
F
8
7
D
C
4
5
VOORBEREIDINGEN
29
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 71)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 105)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 120)
7 Lensopeningwaarde
(pagina 54)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina 54)
9 Datum en tijd
(pagina 165)
0 Meetfunctie indicator
(pagina 121)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
A Witbalansindicator
(pagina 84)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglicht TL verlichting
Dagwit TL verlichting
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 63)
Flash On (flitser aan)
Flash Off (flitser uit)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnametypes
Automatische opname
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 36)
E Histogram (pagina 112)
F EV waarde (pagina 83)
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
VOORBEREIDINGEN
30
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [̆] (DISP) verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefunctie (REC)
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
VOORBEREIDINGEN
31
BELANGRIJK!
Door indrukken van [̆] (DISP) zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [̆] (DISP)
uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het
beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet
uitschakelen.
Door indrukken van [̆] (DISP) tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [̆] (DISP) tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
VOORBEREIDINGEN
32
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen van de oplaadbare accu
1.
Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
2.
Trek de stopper in de richting aangegeven
door de pijl in de afbeelding, plaats het
pijlteken op de accu tegenover het pijlteken
op de camera en schuif daarna de accu in de
camera.
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
NP-40
Stopnok
Pijlteken
Camera:
Accu:
VOORBEREIDINGEN
33
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
VOORBEREIDINGEN
34
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
gebruik met elke stroomvoorziening dat valt in het
bereik van 100 V tot en met 240 V wisselstroom, 50/
60 Hz. Dit betekent dat de netadapter gebruikt kan
worden in verschillende landen over de gehele
wereld. Merk op dat er zich problemen kunnen
voordoen met de spanning die het netsnoer kan
weerstaan en met de configuratie van de
stopcontacten op bepaalde plaatsen. Voordat u de
netadapter in een ander land gaat gebruiken dient u
eerst met het reisbureau na te gaan wat de
plaatselijke spanning van het lichtnet is.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
De oplaadindicator
[CHARGE] op de USB
slede zou rood moeten worden om aan te geven dat
het opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
Oplaadindicator
[CHARGE]
VOORBEREIDINGEN
35
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
VOORBEREIDINGEN
36
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De
indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat
u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een
van deze indicators verschijnt.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
BELANGRIJK!
Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator indicator een lager niveau
aangeven tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan
tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is normaal en
duidt niet op een defect.
VOORBEREIDINGEN
37
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 63 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 43)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
Gebruik de 0 instelling voor de helderheid van het
beeldscherm om minder stroom te gebruiken (pagina
170).
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina
32).
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
38
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de USB slede (CA-29) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
39
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORBEREIDINGEN
40
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20° C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Zie pagina 33 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
VOORBEREIDINGEN
41
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Waarschuwing!
Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) neem dan contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een
beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Waarschuwing!
VOORBEREIDINGEN
42
ON/OFF
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets Bedrijfsindicator
[ ] (REC) (opname)
[ ] (PLAY) (weergave)
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
VOORBEREIDINGEN
43
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 172
voor details.
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [̇] en [̈] om de “Set Up” (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [̈].
VOORBEREIDINGEN
44
5.
Verander m.b.v. [̆] en [̄] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 45)
voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
Terwijl een diashow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
LET OP
U kunt ook accustroom besparen door 0 te
selecteren voor de instelling van de helderheid van
het beeldscherm (pagina 170).
VOORBEREIDINGEN
45
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
ON/OFF
[ ][ ]
2.
Druk op [MENU].
DISP
MENU
SET
BS
[MENU]
[̈]
[SET
]
[̆]
[̇]
[̄]
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
VOORBEREIDINGEN
46
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [̄].
Druk op [̆].
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̈] of druk op
[SET].
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [SET].
Druk op [̇].
Druk op [MENU].
3.
Druk op [̇] of [̈] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [̆] en [̄]
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [̈].
In plaats van [̈] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het “Focus”
item
(sherpstellen) te
selecteren.
VOORBEREIDINGEN
47
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [̇].
1.
Druk op [
̇
].
2. Gebruik [
̆
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 227 voor meer
informatie aangaande menus.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
VOORBEREIDINGEN
48
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 169) of de klok (pagina 165)
afzonderlijk te veranderen.
De tijd- en datuminstelling wordt gebruikt door de
tijdafstempelingfunctie en de DPOF
datumafstemeping (paginas 124, 182).
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇], en [̈] om de gewenste
taal te selecteren en druk dan op [SET].
3.
Gebruik [̆], [̄], [̇],
en [̈] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
VOORBEREIDINGEN
49
6.
Gebruik [̆] en [̄]
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
4.
Gebruik [̆] en [̄]om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
VOORBEREIDINGEN
50
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [BS].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator of de lens.
Flitser Microfoon
Lens
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
52
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant
van de camera. Het geluid tijdens werking en andere
geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de
luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera
vasthoudt.
Luidspreker
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 174)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart, SDHC
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de
camera is geladen.
Het ingebouwde geheugen van de camera kan slechts
enkele beelden opnemen en is enkel bedoeld voor het
testen van de camera of bij noodgevallen. De
geheugenkaart heeft een grotere capaciteit die u kunt
gebruiken voor het opslaan van meer beelden,
beelden van een hogere kwaliteit en beelden van een
groter formaat en langere filmpjes. Om een in de
handel verkrijgbare geheugenkaart te gebruiken dient
u deze eerst te formatteren met de formaatprocedure
van de camera. Zie pagina 177 voor details
aangaande het formatteren van een geheugenkaart.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
53
ON/OFF
2.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op
dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik
van de camera hangt af
van de
scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 74).
[ ]Spanningstoets
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische
opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de
op dat moment geselecteerde opnamefunctie
ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon
( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op
pagina 90 om het “Auto” decor te selecteren.
Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten
verschijnen.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
8
N
06
06
/
12
12
/
24
24
12
12
:
38
38
2
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
54
Sluitertoets
3.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de ISO
gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op
het beeld door naar
het scherpstelkader
en de
bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Bedrijfsindicator
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende
sluiterfunctie
Datum en tijd
Zelfontspanner
Meetfunctie indicator
Opnametypes
EV verschuiving
Geheugencapaciteit
(Snapshots)
Beeldkwaliteit
(Snapshots)
Beeldgrootte
(Snapshots)
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde
*
1
Sluitersnelheidwaarde
*
2
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
55
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
4.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 71, 72, 241).
BELANGRIJK!
Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 76),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Betreffende het AF hulpverlichting
De AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator werkt
automatisch om te helpen met
de werking van autofocus
wanneer u opnamen maakt
terwijl er weinig licht is.
Sluitertoets
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
56
U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt
aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij
het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. [̇]
en [̈].
3.
Selecteer “AF Assist Light” (AF
hulpverlichting) d.m.v. [̆] en [̄] en druk
daarna op [̈].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de AF hulpverlichting in
Schakel de AF hulpverlichting uit
BELANGRIJK!
Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator and richt deze niet direct op
de ogen van een onderwerp.
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit of plaats de camera nooit op
of verwijder de camera van de USB slede terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Doet u dit
toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan
maar kunnen de reeds in het camerageheugen
opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de
camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 120). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
57
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
120). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 63).
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 82) of handmatige
scherpstelling (pagina 80).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
58
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie
(REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
105).
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Beweeg tijdens de
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links
of rechts om in en uit te
zoomen.
ON/OFF
Zoomregelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
59
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 76, 79, 81).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 105).
Beweeg de zoomregelaar
in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
60
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X
(in combinatie met optische zoom) (Beeldformaat: 7M
(3072 × 2304 beeldpunten)).
BELANGRIJK!
In het algemeen hoe groter de digitale zoomfactor,
des te groffer het beeld dat wordt opgenomen.
Digitale zoom kan echter gebruikt worden tot een
bepaald punt zonder kwaliteitsverlies van het beeld.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 124).
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens de
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) kant gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
61
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Beeldkwaliteitbereik zonder
kwaliteitsverlies
Beeldkwaliteitbereik met
kwaliteitsverlies
12X to 45X3X to 14,2X1X
Zoomaanwijzer
(geeft de huidige
zoomfactor aan.)
Optisch/digitaal overschakelpunt
Punt waarop kwaliteitsverlies van het beeld
optreedt
Van dit punt treedt er kwaliteitsverlies op bij
het beeld. (De factor van dit punt hangt af
van de beeldgrootte.)
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 62). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
Het punt waarop kwaliteitsverlies van het beeld
optreedt hangt af van de beeldgrootte (pagina 71).
Hoe kleiner de beeldgrootte, des te hoger de
zoomfactor die u kunt gebruiken voordat het punt
wordt bereikt waarop kwaliteitsverlies van het beeld
optreedt. Hoewel bij digitaal zoomen in het algemeen
kwaliteitsverlies optreedt in het beeld is digitaal
zoomen zonder kwaliteitsverlies soms mogelijk bij
beeldgroottes van “5M (2560
×
1920 beeldpunten)”
en kleiner. Het bereik waar binnen u digitaal kunt
zoomen zonder kwaliteitsverlies wordt aangegeven
in het display. Het punt waarop kwaliteitsverlies
optreedt hangt af van de beeldgrootte.
Bij het filmen met “Auto Framing” (automatisch
kaderen) (pagina 104) zal de beeldkwaliteit minder
worden als u digitale zoom gebruikt binnen het
“Beeldkwaliteitbereik zonder kwaliteitsverlies”.
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
62
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [̇]
en [̈].
3.
Selecteer Digital Zoom (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna
op [̈].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
63
* verschijnt tijdelijk wanneer u “Auto” (automatisch)
selecteert als de flitsfunctie en verdwijnt daarna.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Auto Flash - automatisch
flitsen).*
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Gebruik altijd milde flits ongeacht de
belichtingsomstandigheden (Soft Flash -
milde flits)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,15 – 3,4 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,4 – 1,8 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [̄]
( ).
Telkens bij indrukken van [̄] ( ) wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
DISP
MENU
SET
BS
[
̄
] ( )
Flitserfunctie indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
64
Flitser aan (Flash On)
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Milde flits (Soft Flash)
Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto”
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heeft (pagina 120).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
65
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de bedrijfsindicator te checken.
* Bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de
bedrijfsindicator:
Knippert oranje
Brandt of knippert
groen *
1
Bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer
de flitser klaar is om te flitsen.
*1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is
tijdens gebruik van de automatische
scherpstelfunctie (autofocus) of de macrofunctie.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
66
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab m.b.v.
[̇] en [̈].
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
disp
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab m.b.v.
[̇] en [̈].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
67
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk op [̈].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
U kunt de gewenste
resultaten mogelijk niet
verkrijgen met de flitser als
het onderwerp zich te ver
weg of juist te dichtbij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 5
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
Flitser
Selecteer deze instelling:
Auto (automatisch)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de flitserassistent in
Schakel de flitserassistent uit
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 66)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 83)
ISO gevoeligheid (pagina 120)
Contrast (pagina 124)
Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
68
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [̈].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
69
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
70
5.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator aan het knipperen is.
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
Er kan geen werking van de zelfontspanner
plaatsvinden tijdens het opnemen met één van de
volgende instellingen.
Bij selectie van de “Layout” of “Auto Framing”
(automatisch kaderen) BEST SHOT
voorbeeldscenes
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (“Business Cards and
Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto), “Movie” (film))
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
71
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 105 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
* “M” betekent “Mega”.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A3 Print
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail
7M*
7M
(3:2)
5M
3M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
3072
×
2304
3072 × 2048
2560
×
1920
2048
×
1536
1600 × 1200
640
×
480
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
72
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte “7M (3072 × 2304)” te gebruiken. Gebruik
een kleinere beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit
wilt sparen.
Door de “7M (3:2) (3072 × 2048)” beeldgrootte te
selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 105 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
73
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 27, 241).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆]
en [̄] en druk daarna op [SET].
De belichtingscompen-
satiewaarde wordt
aangegevn op het
beeldscherm.
BELANGRIJK!
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 115)
gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen
telkens wanneer u op [̇] en [̈] drukt terwijl u een
snapshot of een film aan het opnemen bent.
Om dit te doen:
De scherpstelling automatisch
bijstellen
Autofocus kan tijdens filmopname
niet worden geselecteerd.
Close-up opname
Tijdens filmopname gebruikt de
macrofunctie een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd
is voor macro-opname.
Selecteer deze
instelling:
(Autofocus)
Macro (Close-up)
Scherpstelfunctie indicator
Om dit te doen:
Scherpstelte ingesteld op een
bepaalde onderwerpafstand
Opnemen met oneindig
Met de hand scherpgesteld
opnemen
Selecteer deze
instelling:
(Panfocus)
(Oneindig)
(Handmatig
scherpstellen)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
75
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm –
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer “ ” d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
5.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
4.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te
bekijken.
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
ISO50
ISO50
F2.7
F2.7
1
/
1000
1000
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
76
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 78) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 58) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF ȚȚ cm –
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
• Autofocus kan tijdens filmopname niet worden
geselecteerd.
Snelsluiter
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer Quick Shutter(snelsluiter) van de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel de snelsluiter in
Schakel de snelsluiter uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
77
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 82).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Als de
sluitertoets halverwege ingedrukt wordt,
zullen alle scherpstelkaders van de
negen scherpstelpunten waarop
scherpgesteld is groen worden.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
78
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 15 cm – 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer Macro d.m.v. [̆] en [̄] en
druk op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
79
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 75).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 58) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: ȚȚ cm – ȚȚ cm
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
lensschaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een
vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is
voor macro-opname.
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm
als u de sluitertoets halverwege indrukt.
Voorbeeld: ȚȚ m – ȚȚ m
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
80
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer d.m.v.
[̆] en [̄] en druk op
[SET].
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te geven
dat gebruikt wordt voor
handmatig scherpstellen.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
15 cm tot oneindig ()
40 cm tot oneindig ()
Kader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
81
4.
Druk op [SET].
5.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u [̇]
en [̈] om scherp te
stellen.
Door op [̇] of [̈] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
Als u de scherpstelling van het vergrootte beeld niet
bijstelt, wordt automatisch teruggegaan naar stap 3.
Mocht dit gebeuren en u nog steeds de scherpstelling
wilt bijstellen, druk dan op [SET] om het vergrootte
beeld opnieuw op het display te verkrijgen.
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [̇].
Druk op [̈].
Handmatige scherpstelstand
6.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
58) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF ȚȚ cm –
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
82
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
ISO50
ISO50
F2.7
F2.7
1
/
1000
1000
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Hoofdonderwerp
ISO50
ISO50
F2.7
F2.7
1
/
1000
1000
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
83
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer EV
Shift (EV
verschuiving) en druk
dan op [̈].
Belichtingscompensatiewaarde
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[̆] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[̄] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
84
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 121) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 115) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 112).
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [̈].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
85
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
configureren van de witbalans”
(pagina 86)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
N
D
Manual (handmatig)
LET OP
Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 115)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [̇] of
[̈] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer “
AWB
Auto WB” om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 117) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
86
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een Quality (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens White Balance
(witbalans) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Wit papier
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
87
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Gebruik van de doorlopende sluiter
Naast de normale opname die een enkel beeld opneemt
telkens wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt kunt u één
van de drie doorlopende sluiterfuncties selecteren om
meerdere beelden op te nemen.
Doorlopende sluiter met normale snelheid
U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het
geheugen vol is.
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter
elkaar op.
Doorlopende sluiter met flits
Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te
nemen met elke een flits.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Continuous (doorlopend) en druk op [̈].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
88
3.
Selecteer Normal
Speed (normale
snelheid), High
Speed (hoge snelheid)
of Flash Cont.
(doorlopende sluiter)
d.m.v. [̆] en [̄] en
druk vervolgens op
[SET].
Hierdoor verschijnt de van toepassing zijnde icoon
op het beeldscherm.
: Doorlopende sluiter met normale snelheid
: Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
: Doorlopende sluiter met flits
Bij de “Off” (uit) stand worden snapshots (foto’s) stuk
voor stuk opgenomen.
BELANGRIJK!
Bij uitschakelen van de camera wordt de
doorlopende sluiterfunctie automatisch
uitgeschakeld.
Doorlopende sluiter met normale snelheid
Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden beelden
ononderbroken opgenomen zolang er genoeg geheugen
beschikbaar is om ze op te slaan. Laat de sluitertoets los
om het opnemen te stoppen.
U kunt de gewenste flitsfunctie selecteren met de
doorlopende sluiter bij normale snelheid (pagina 63).
De snelheid van de doorlopende sluiter hangt af van het
type geheugenkaart dat zich in de camera bevindt. Bij
opnemen naar het ingebouwde geheugen is het opnemen
met de doorlopende sluiter relatief langzaam.
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de
doorlopende sluiter bij hoge snelheid geselecteerd is,
worden maximaal drie beelden bij hoge snelheid
opgenomen. Het opnemen stopt wanneer u de sluitertoets
los laat voordat alle drie beelden opgenomen zijn.
De flitser is automatisch uitgeschakeld.
Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen
met de doorlopende sluiter bij hoge snelheid ietwat lager
is en een grotere neiging heeft om behept te zijn met
digitale ruis dan beelden die opgenomen zijn met de
doorlopende sluiter bij normale snelheid.
De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO
gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende
sluiter bij hoge snelheid, ongeacht de huidige instelling
voor de ISO gevoeligheid.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
89
Doorlopende sluiter met flits
Door de sluitertoets ingedrukt te houden terwijl de
doorlopende sluiter met flits geselecteerd is, worden
maximaal drie beelden opgenomen, elk met flist. Het
opnemen stopt wanneer u de sluitertoets los laat voordat
alle drie beelden opgenomen zijn.
De flitser wordt automatisch ingeschakeld.
Merk op dat de resolutie van beelden die zijn opgenomen
met de doorlopende sluiter met flitser ietwat lager is en
een grotere neiging heeft om behept te zijn met digitale
ruis dan beelden die opgenomen zijn met de doorlopende
sluiter bij normale snelheid.
De “Auto” (automatische) instelling voor de ISO
gevoeligheid wordt altijd gebruikt bij de doorlopende
sluiter met flits, ongeacht de huidige instelling voor de
ISO gevoeligheid.
Bij de doorlopende sluiter met flits is de flitsafstand
(bereik van de flitser) korter dan gewoonlijk.
Voorzorgsmaatregelen voor de
doorlopende sluiter
Wanneer u werking van de doorlopende sluiter aanvangt
zullen de instellingen voor de belichting en de
scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld.
Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de
navolgende beelden.
De doorlopende sluiterfunctie kan niet worden gebruikt in
combinatie bij één van de volgende attributen en functies.
BEST SHOT (“Movie” (film) functie, “Business Cards
and Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (Witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto), “Layout”, “Auto Framing” (automatisch kaderen))
Tijdens het gebruik van de doorlopende sluiterfunctie
moet u de camera stil houden totdat alle opnamen
voltooid zijn.
De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege
stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te
raken.
Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling
wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd.
De doorlopende sluitersnelheid hangt af van de huidige
instellingen voor de beeldgrootte en beeldkwaliteit.
Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid kunt
u de gewenste flitsfunctie selecteren.
U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie
met de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid
(pagina 68).
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
90
Portrait (Portret) Scenery (Landschap)
Night Scene
(Nachtdecor)
Night Scene Portrait
(Avondportret)
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [BS] (BEST SHOT).
Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors toont.
Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een
spraakopnamedecor.
De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken springt het selectiekader
over naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”).
Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [̆],
[̄], [̇] en [̈]. Door voorbij het laatste of het eerste
decor te bladeren wordt naar het volgende scherm
met 12 voorbeelddecors gebladerd.
Als u wilt checken welk voorbeelddecor op het
moment geselecteerd is of als u naar een ander
decor wilt overstappen, druk dan op [BS].
Door het “Auto” decor te selecteren wordt het
opnametype veranderd naar snapshot automatische
opname (de “ ” wordt getoond) (pagina 53).
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Door één van de BEST SHOT voorbeeld achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Voorbeeld achtergronden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
91
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Terwijl het “Movie” (film) decor opgenomen wordt
kunt u de film starten en stoppen door op de
sluitertoets te drukken (pagina 105).
BELANGRIJK!
BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT decor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de camera instellingen veranderen die
geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST
SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen
zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u
een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 93)
opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT
scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te
veranderen. De BEST SHOT scene instellingen
worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke
instellingen wanneer u een andere BEST SHOT
scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de
instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient
u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op
te slaan (pagina 93).
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
92
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Beweeg de
zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) of
(groothoek).
Hierdoor wordt het
voorbeelddecor
getoond dat
geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
Beweeg de zoomregelaar in de richting van de
(telefoto) of (groothoek).
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[̇] en [̈ ] en druk vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen
naar het eerste voorbeelddecor (“Auto”).
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
93
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [̆], [̄],
[̇] en [̈] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [̇] en [̈]
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 90 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 173) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
94
LET OP
De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid,
meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter,
scherpte, verzadiging en contrast.
Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn met
deze camera kunnen worden gebruikt om een BEST
SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het formaat
“UZ700nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is vallend
tussen 000 en 999.
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Beweeg de zoomregelaar in de richting van
(telefoto) of (groothoek) om door de
beschikbare voorbeeldscenes te bladeren.
3.
Gebruik [̇] en [̈] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4.
Druk op [̄] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
5.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [̆] en [̄].
6.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
7.
Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
95
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben op
te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote afstand
met een telefoto of bij het opnemen van een snel bewegend
onderwerp of als als de plaats van opname slecht verlicht is.
1.
Voer één van de onderstaande procedures uit
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST
SHOT).
2. Selecteer d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈] het “Anti Shake”
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
Gebruiken van het menuscherm
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti
Shake” (anti-tril) en druk daarna op [̈].
3. Selecteer de “Auto” (Automatisch) instelling d.m.v.
[̆] en [̄] en druk daarna op [SET].
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de anti-
trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch)
(pagina 120).
Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
De anti-trilfunctie kan de effecten van handbewegingen
en bewegen van het onderwerp mogelijk niet
elimineren wanneer de bewegingen te heftig zijn.
De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens filmopname.
De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij bijzonder
lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval zijn, gebruik
dan een statief om de camera te stabiliseren.
Hoewel “ ” (anti-trilfunctie) in het beeldscherm
aangegeven wordt terwijl de flitsinstelling op “Auto
Flash” (automatisch flitsen) of “Flash On” (flitser aan)
staat, werkt de anti-trilfunctie niet.
De camera voert soms automatische ruisonderdrukking
uit om de digitale ruis (storing) te verminderen bij
beelden die onder bepaalde omstandigheden zijn
opgenomen. Deze bewerking is er de oorzaak van het
langer duurt voor de camera om een beeld op te slaan
en klaar te zijn voor de volgende foto.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
96
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het “High Sensitivity” (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer “Auto”
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 120).
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
De hoge gevoeligheidsfunctie is uitgeschakeld terwijl
de flitsinstelling op “Auto Flash” (automatisch flitsen)
of “Flash On” (flitser aan) staat.
De camera voert soms automatische
ruisonderdrukking uit om de digitale ruis (storing) te
verminderen bij beelden die onder bepaalde
omstandigheden zijn opgenomen. Deze bewerking is
er de oorzaak van het langer duurt voor de camera
om een beeld op te slaan en klaar te zijn voor de
volgende foto.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
98
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [̆], [̄], [̇] en [̈] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat alle
onderwerpen in het beeld
weergeeft die kwalificeren
als kandidaten voor
keystone (hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 239) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
4.
Selecteer m.b.v. [̇] en [̈] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
99
5.
Selecteer “Correct”
(corrigeren) m.b.v. [̆]
en [̄] en druk op
[SET].
Door “Cancel” (annuleren)
te selecteren i.p.v.
“Correct” (corrigeren)
wordt het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen in het geheugen.
BELANGRIJK!
Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt
met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan het onderwerp niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 2M (1600
×
1200 beeldpunten) zelfs als
de camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 2M (1600
×
1200 beeldpunten) worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Herstellen van een oude foto
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Voordat u probeert een oude foto te
herstellen
Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen
zich binnen het beeldscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak
van de oorspronkelijke foto.
Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er
dan op dat u de compositie van het beeld met de camera
opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
100
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten
opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het
opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er
tegen over. Dit wordt ‘keystone’ genoemd hetgeen
veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de
cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van
de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet
er langer uit terwijl de zijde verder weg van de
camera er juist korter uit ziet. Automatische
‘keystone’ correctie compenseert automatisch voor
deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er
normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit
een hoek.
Opnemen van een oude foto
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer “Old Photo” d.m.v. [̆], [̄], [̇] en
[̈] en drukt vervolgens op [SET].
3.
Druk op de
sluitertoets en neem
het beeld op.
Hierdoor wordt een
correctie
bevestigingsscherm
weergegeven en het
oorspronkelijk
opgenomen beeld
opgeslagen. Een
foutlezing verschijnt
(pagina 239) zonder
weergave van het
correctie
bevestigingsscherm als
de camera niet in staat
is het contour van de
foto te vinden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
101
4.
Selecteer d.m.v. [̇] en [̈] het contour
waarvoor u correctie wilt uitvoeren.
5.
Selecteer “Trim”
d.m.v. [̆] en [̄] en
druk op [SET].
Hierdoor verschijnt het
trimkader op het
beeldscherm.
Selecteer “Cancel” om
het beeld op te slaan
als u het beeld niet wilt
trimmen.
6.
Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de
zoomregelaar.
7.
Plaats het trimkader d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
naar de gewenste plek en drukt vervolgens op
[SET].
De camera zal de kleuren automatisch herstellen het
beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van
het weergegeven beeld bevindt.
Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren
op een gewenst moment en het beeld van dat
moment op te slaan.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
102
BELANGRIJK!
Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van
een oude foto. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan een foto niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
De maximale beeldgrootte voor het opnemen van
een oude foto is 2M (1600
×
1200 beeldpunten) zelfs
wanneer de camera geconfigureerd is voor een
grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een
beeldgrootte kleiner dan 2M (1600
×
1200
beeldpunten) worden beelden opgenomen bij de op
dat moment gespecificeerde grootte.
Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen
van de kleuren niet tot de gewenste resultaten
leiden.
Opnemen van foto’s in een layout met
meerdere beelden (layout foto’s)
U kunt een beeld met meerdere foto’s creëren door foto’s
op te nemen in de kaders die in een voorkeuzepatroon
gearrangeerd zijn. Hierdoor kunt u arrangementen van
gerelateerde beelden als een enkel beeld in een soort
album onderbrengen. BEST SHOT scenes zijn beschikbaar
met drie kaders en met twee kaders.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op [̆], [̄], [̇] en [̈] om “Layout” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Layout (drie beelden) Layout (twee beelden)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
103
3.
Druk op de
sluitertoets om het
eerste beeld op te
nemen.
De camera zal de
eerste foto opnemen en
daarna voorbereidingen
treffen voor de
volgende.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de
volgende foto op te nemen.
Als u een opneemt voor een layout met drie kaders
druk dan een derde keer op de sluitertoets om het
derde beeld op te nemen.
Door tijdens stap 3 of 4 van de bovenstaande
procedure op [SET] te drukken wordt heen en weer
geschakeld tussen het layout scherm (het scherm
met de kaders) en het scherm waarbij het gehele
weergeefgedeelte gebruikt wordt om het beeld
samen te stellen dat u aan het opnemen bent.
Druk op [MENU] om de op dat moment opgenomen
lay-out beelden te wissen en een doorgaande layout
bewerking opnieuw te starten. Ga vervolgens door
vanaf stap 3 hierboven.
Kader
U kunt een beeld met meerdere foto’s niet opslaan
tenzij er foto’s opgenomen zijn in elk van de
beschikbare kaders.
BELANGRIJK!
Alleen het laatste beeld van meervoudige foto’s
wordt opgeslagen in het geheugen van de camera.
De afzonderlijke foto’s worden niet opgeslagen.
Het formaat van het beeld van meervoudige foto’s bij
deze bewerking is automatisch vastgesteld op 7M
(3072
×
2304 beeldpunten).
Tijdens het gebruiken van layout opname, wordt de
basisinstelling van de camera automatisch
aangepast zoals hieronder aangegeven.
ISO gevoeligheid: Auto (automatisch, vastgezet)
Autofocusbereik: Spot (puntmeten, vastgezet)
De volgende functies werken niet tijdens het maken
van layout foto’s.
Digitale zoom
Zelfontspanner
Doorlopende sluiter
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
104
De scherpstelling en de belichting worden vastgezet
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt.
4.
Druk de sluitertoets geheel in om het beeld op
te nemen.
Hierdoor wordt het gebied binnen het bijsnijkader
opgenomen.
BELANGRIJK!
Alleen het gedeelte van het beeld binnen het
bijsnijkader wordt opgenomen.
Het beeldformaat bij deze bewerking is automatisch
vastgesteld op 3M (2048
×
1536 beeldpunten).
Het automatische traceren kan een snel bewegend
voorwerp mogelijk niet volgen. Mocht dit het geval
zijn laat de sluitertoets dan los, stel het
scherpstelkader opnieuw scherp op het onderwerp
en druk de sluitertoets opnieuw halverwege in.
Bij het filmen met “Auto Framing” (automatisch
kaderen) zal de beeldkwaliteit minder worden zelfs
als u digitale zoom gebruikt binnen het
“Beeldkwaliteitbereik zonder kwaliteitsverlies (pagina
61)”.
Automatisch traceren van een bewegend
onderwerp (automatisch kaderen)
Bij automatisch traceren volgt een kadergebied een
bewegend onderwerp waardoor het gemakkelijker wordt
om een beeld op te nemen met het onderwerp in het
midden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op [̆], [̄], [̇] en [̈] om “Auto
Framing” (automatisch kaderen) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
3.
Breng het
scherpstelkader op
een lijn met het
onderwerp waarop u
wilt scherpstellen en
druk de sluitertoets
vervolgens
halverwege in.
Het scherpstelkader en
het bijsnijkader traceren
het onderwerp terwijl dit
beweegt.
Scherpstelkader
Bijsnijkader
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
105
Opnemen van een film
U kunt films opnemen met geluid tot maximaal 10 minuten
lang. U kunt een instelling voor de resolutie selecteren die
tegemoet komt aan uw eisen.
Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat
Maximale filmlengte
Elke film: 10 minuten
Totale opnametijd: De enige beperking is de
hoeveelheid geheugen die beschikbaar is voor opslag.
Filmbestandgrootte
(naar benadering, voor een film van 1 minuut):
72,8 MB (kwaliteitsinstelling: HQ (hoge kwaliteit))
43,6 MB (kwaliteitsinstelling: Normal (normaal))
17,5 MB (kwaliteitsinstelling: LP (lange weergave))
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de “Quality” (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om “ Quality” (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (512
×
384
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
10,2 megabits
per seconde
6,1 megabits
per seconde
2,45 megabits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
Opnemen van een film
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het “ ” (film) decor d.m.v. [̇] en
[̈] en druk vervolgens op [SET].
Door het “ ” (film) decor te selecteren verschijnt
” in het beeldscherm.
3.
Richt de camera op
het onderwerp en
druk daarna op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart,
hetgeen aangegeven
wordt door “
REC
” op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
Opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
107
De filmopname duurt zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit toelaat.
Panfocus (pagina 79) wordt automatisch
geselecteerd als de scherpstelfunctie tijdens de
filmfunctie (Movie) ongeacht de instelling van het
functiegeheugen “Focus” (pagina 118) en de
instelling van de snapshot scherpstelfunctie. U kunt
overschakelen naar een andere scherpstelfunctie
voordat u met opnemen begint maar u moet
onthouden dat dat de autofocusfunctie niet
geselecteerd kan wordn voor filmopname.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede opnameresultaten
zijn niet mogelijk wanneer
de camera te ver van het
onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op de
camera worden bediend
kan het geluid er van
mogelijk ook opgenomen
worden.
Het filmgeluid wordt
opgenomen in mono.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
ON/OFF
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
108
De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen
is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het
gebruik van een geheugenkaart (pagina 174) aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt
aanbevolen een geheugenkaart te gebruiken met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde.
De optische zoom is uitgeschakeld tijdens het opnemen
van een film. Alleen digitale zoom is beschikbaar. Let
erop dat u de gewenste optische zoominstelling
selecteert voordat u de sluitertoets indrukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 58).
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
De macrofunctie gebruikt een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd is voor macro-opname.
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
109
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om On (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door “Off” (uit) te selecteren.
4.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het opnemen van snapshots met audio is niet
mogelijk (het geluid wordt niet opgenomen) terwijl u
één van de volgende functies gebruikt.
“X3” opname met de zelfontspanner (drievoudige
zelfontspanner), doorlopende sluiter bij normale
snelheid, doorlopende sluiter bij hoge snelheid,
doorlopende sluiter met flits.
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
110
Opnemen van spraak
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Circa 25 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het Voice
Recording
(spraakopname) decor
d.m.v. [̆], [̄], [̇ ] en
[̈] en druk daarna op
[SET].
Bij selectie van het
“Voice Recording”
(spraakopname) decor
verschijnt “ ” op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat
groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [̆] (DISP) te
klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 151 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
Resterende opnametijd
Opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
111
4.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 148 voor meer informatie.
ON/OFF
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
112
Gebruiken van het histogram
U kunt [̆] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram
op het beeldscherm (pagina 30). Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een
opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 115) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 83).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
113
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs “geheel
verduisterd” worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
“geheel wit” worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
114
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven.
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Tijdafstempeling
Terugstellen van de camera (reset)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
115
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈]
toetsen
Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [̇]
en [̈] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [̇] en [̈] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [̇] of [̈] toetsen te drukken.
Scherpstellen (pagina 74)
EV verschuiving (pagina 83)
Witbalans (pagina 84)
ISO (pagina 120)
Zelfonspanner (pagina 68)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [̇] en [̈] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het
opnemen van een film kunt u echter niet de
zelfontspanner inschakelen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
116
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
117
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) (pagina 27).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving.
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor de
scherpstelfunctie, EV verschuiving, witbalans en
zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de “Focus”
(scherpstelling) “EV Shift” (EV verschuiving), de “Self-
timer” (zelfontspanner) en “White Balance” (witbalans)
toegewezen is aan de [̇] en [̈] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 115).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [̈].
BELANGRIJK!
De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help)
uitgeschakeld is.
— Flitsericoon (pagina 63)
— Scherpstelicoon (pagina 74)
— Witbalansicoon
AWB
(pagina 84)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
118
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
BEST SHOT*
1
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
BEST SHOT functie
uitgeschakeld
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
*1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie
van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de
camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst
gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen
wordt gestart met de automatische status.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
119
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Memory (geheugen) en druk vervolgens op
[̈].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
120
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer ISO en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
Voor de ISO gevoeligheid wordt de “Auto”
(automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen
van een film, ongeacht de huidige instelling van de
ISO gevoeligheid.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 115)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [̇] of [̈] drukt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
121
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Metering (meten) en druk op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch
de opname omstandigheden in overeenkomst met de
gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit
type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
Center Weighted (Centrum-
georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze
meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over
de belichting zonder de instellingen geheel over te
laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid van een
bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door
omringende omstandigheden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
122
BELANGRIJK!
Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
83) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar “Center Weighted”
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar “Multi” (multi-patroon meten).
Wanneer “Multi” (multi-patroon meten) geselecteerd
is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert
naar het opnamefunctie (REC) informatiedisplay
(pagina 26).
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Filter (filter) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
123
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Sharpness (scherpte) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Saturation (verzadiging) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
124
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Contrast en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Fotos met datumafstempeling
U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (basisinstelling) tab en
selecteer Timestamp (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren
:
Opnamedatum (2006/12/24)
Opnamedatum en –tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Niets
Selecteer deze
instelling:
Date (datum)
Date&Time
(datum&tijd)
Off (uit)
Door de tijdafstempeling in te schakelen zal het van
toepasbaar zijnde tijdafstempeling icoon op het
beeldscherm verschijnen (pagina 26).
: Date (datum)
: Date&Time (datum&tijd)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
125
BELANGRIJK!
Nadat de informatie voor de datum en de tijd
eenmaal afgestempeld is in een opname kan deze
niet veranderd of gewist worden.
Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina
166).
De opnamedatum en –tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (pagina’s 47, 165) wanneer de foto
opgenomen werd.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum&tijd)) ingeschakeld is (pagina 60).
Datumafstempeling wordt niet ondersteund bij de
volgende types beelden.
Beelden die opgenomen zijn met bepaalde BEST
SHOT scenes (“Business Cards and Documents”
(visitekaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.”
(witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto), “Auto
Framing” (automatisch kaderen))
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 227.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab, selecteer
Reset (resetten) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
BELANGRIJK!
De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 228).
Thuistijd instelling
Wereldtijd insteling
Tijdinstelling
Date Style (datumopmaak)
Language (taal)
Video Out (video uitgang)
B
WEERGAVE
126
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [̈] (voorwaarts) of [̇] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [̇] of [̈] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
[ ]
WEERGAVE
127
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [̇] en [̈] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [̇] of [̈] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [̄] en gebruik [̆]
en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
WEERGAVE
128
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het
beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
129
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Resize”
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [̈].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
* “M” betekent “Mega”.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A3 Print
A4 Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2560
×
1920
2048 × 1536
640
×
480
5M
3M
VGA
WEERGAVE
130
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met VGA (640
×
480 beeldpunten) en
kleinere beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 142), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈ ] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Trimming”
(trimmen) en druk
daarna op [̈].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
WEERGAVE
131
4.
Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts
om op het beeld in te zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [̆], [̄], [̇], en [̈] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 142), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
WEERGAVE
132
Keystone correctie
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (2M (1600
×
1200
beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [̇] en [̈] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2.
Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Keystone” (keystone correctie) en druk
daarna op [̈].
Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [̇] en
[̈] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
4.
Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
WEERGAVE
133
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude foto’s, enz.
Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (2M (1600
×
1200
beeldpunten)) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [̇] en [̈] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2.
Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Color Correction” (kleurcorrectie) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste foto d.m.v. [̇] en [̈]
en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600
×
1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe
(gecorrigeerde) versie van hetzelfde formaat zijn als
het origineel.
Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 142).
WEERGAVE
134
4.
Selecteer “Trim” (trimmen) d.m.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5.
Verplaats de zoomregelaar naar links en
rechts om het trimkader in en uit te zoomen.
Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6.
Verplaats d.m.v. [̆], [̄], [̇], en [̈] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 2M (1600 ×
1200 beeldpunten) dan zal de nieuwe (herstelde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 142).
OPMERKING
Zie “Herstellen van een oude foto” op pagina 99 als u
het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
WEERGAVE
135
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [̇] en [̈] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [̇] of [̈].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [̇] of [̈].
Druk op [MENU].
Druk op [̄] en gebruik
[̆] en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Beweeg de zoomregelaar
in de richting van ( ).
Gebruik [̆], [̄], [̇], [̈].
WEERGAVE
136
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale
afmetingen inzoomen.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
WEERGAVE
137
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [̄].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [̈] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [̆] en [̄].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [̇] of [̈] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [̇] of [̈] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
WEERGAVE
138
5.
Druk [̄] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [̆] en [̄] en druk
op [SET].
De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [̄].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [̈] te drukken.
3.
Selecteer “ Cut” (knippen) d.m.v. [̆]
en [̄] en druk op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
WEERGAVE
139
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [̇] of [̈] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [̇] of [̈] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
5.
Druk op [̄] wanneer
het gewenste beeld
wordt getoond.
6.
Verwijs naar stap 4 en
zoek naar het het
knipeindescherm. Druk
op [̄] wanneer het
knipeindescherm
getoond wordt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
7.
Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [̆] en [̄] en druk
op [SET].
De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
WEERGAVE
140
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee lay-
outs die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
9 frames (2M (1600
×
1200
beeldpunten) uiteindelijke
beeldgrootte)
1 frame (VGA (640
×
480
beeldpunten) uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
Een stilbeeld van een film vastleggen
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [̇] en [̈] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Selecteer d.m.v. [̆] en
[̄] de layout (“1
frame” (1 beeld) of “9
frames” (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
Selecteer “Cancel”
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
WEERGAVE
141
5.
Toon d.m.v. [̇] en [̈] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u “9 frames” (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van ( ).
Hierdoor wordt het 9-beelden scherm getoond. Het
beeld dat het laatst op het display getoond wordt, zal
weergegeven worden met een selectiekader er om
heen.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Bij een filmbestand (pagina 135) wordt “
weergegeven aan de boven- en aan de onderkant
van het beeldscherm.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 110).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet door deze camera kunnen
worden weergegeven.
WEERGAVE
142
123
456
789
10 11 12
13 14 15
16 17 18
19 20
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Beweeg tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) de
zoomregelaar
tweemaal in de
richting van ( ).
U kunt de kalender ook
weergeven door op
[MENU] te drukken, de
“PLAY” tab te
selecteren, “Calendar”
(kalender) te selecteren en vervolgens op [̈] te
drukken om de kalender weer te geven.
Volg de procedure onder “Veranderen van de
datumopmaak” op pagina 166 om het datumformaat
te specificeren.
Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand
is het eerste bestand dat op die datum was
opgenomen.
Druk op [MENU] of op [BS] om het kalenderscherm
te verlaten.
Selectiekader
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en
[̈] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [̈] te drukken
terwijl het selectiekader
zich in de rechterkolom
bevindt of op [̇] te
drukken terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd
naar het volgende scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[̆], [̄], [̇], [̈] of de sluitertoets te drukken
wordt een volledige versie op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Datumselectiecursor
Jaar/Maand
WEERGAVE
143
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 110).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
2.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [̆], [̄], [̇]
en [̈] naar de gewenste datum en druk
vervolgens op [SET].
Dit toont een beeld van het eerste bestand dat
genomen was op de geselecteerde datum.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op betreffende hoe
bepaalde bewerkingsfuncties van de camera een
effect hebben op de datum die geassocieerd is met
welk beeld op het kalenderscherm.
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op
[̈].
Uitvoeren van dit type
bewerking:
Keystone, Color Correction
(kleurcorrectie), Resize
(afmetingen heraanpassen),
Trimming (trimmen), Copy
(kopiëren)
Bewerken van de datum en
de tijd van een beeld
Zal het resulterende beeld
met deze datum associëren:
De datum dat de
bewerkingsfunctie was
uitgevoerd
De datum dat het
oorspronkelijke beeld
opgenomen was
WEERGAVE
144
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd, de
tussenpauzes en de effecten.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots
en audio snapshots.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot
en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [̇] en [̈].
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [̇] en [̈].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor “Time” (tijd).
Effect
Pattern 1, 2, 3, 4 (patroon 1, 2, 3, 4)
Oefent een vooringesteld effect uit wanneer
van het ene beeld naar het volgende beeld
wordt overgegaan.
Random (willekeurig)
Oefent de vooringestelde patronen (1, 2, 3 en
4) willekeurig uit.
OFF
Efecten zijn uitgeschakeld.
WEERGAVE
145
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [̇] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [̈] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt
de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een
spraakopnamebestand of een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld
wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de
“Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow.
Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden
films en alle andere audio (films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht
de lengte.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [̄] te drukken en daarna [̆] en [̄] te
gebruiken.
Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling
“Favorites” (favorieten) is of “ Only” (alleen ) of
wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX”
(maximaal), “1 sec” of “2 sec” is.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [̆] (DISP) te drukken (pagina 30).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One
Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images”
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
WEERGAVE
146
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 143 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
[PHOTO]
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [̄] te drukken en daarna [̆] en [̄] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
Verwijder de camera niet van de slede terwijl een
dieshow aan de gang is. Hierdoor kan data namelijk
beschadigd raken en onbruikbaar worden.
B
WEERGAVE
147
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [̈].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [̇] en [̈] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om
“Rotate” (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
WEERGAVE
148
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden worden ingezoomd is
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden of een beeld op het
kalenderscherm te roteren.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
WEERGAVE
149
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[̇] en [̈] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Dubbing”
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[̈].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[̇] en [̈ ] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Dubbing” (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om “Delete” (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
WEERGAVE
150
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Nadat de
geluidsopname voltooid
is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde foto’s (pagina 157)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Microfoon
ON/OFF
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [̇] en [̈] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
WEERGAVE
151
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 110), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [̇] of [̈] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [̇] of [̈]
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [̄] en gebruik
[̆ ] en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Druk op [MENU].
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die
meegeleverd zijn met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de video-
ingangsaansluiting (geel) van het televisietoestel en de
witte stekker op de audio ingangsaansluiting (wit).
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]Video ingangsaansluiting
TV
WEERGAVE
152
2.
Schakel de camera uit.
3.
Zet de camera op de USB slede.
4.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
5.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 172)
“Power On” (spanning aan) of “Power On/Off”
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB
slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 146)
geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm
worden weergegeven.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A)
gebruikt om de aansluiting van de camera’s USB
slede direct te verbinden met de AUDIO IN
aansluiting van een televisietoestel, kunt u
opgenomen beelden op het televisiescherm zien en
het televisiescherm zelfs gebruiken om beelden te
componeren voordat u ze gaat opgenemen.
LET OP
U kunt op een DVD recorder of een videodeck
aansluiten via de USB slede van de camera en
beelden van de camera opnemen. Hieronder volgt een
uitleg over het gebruik van de meegeleverde AV kabel.
DVD recorder of videodeck: Sluit aan op de video
ingangsaansluitingen (VIDEO IN) en de audio
ingangsaansluitingen (AUDIO IN).
USB slede: Sluit aan op de AV uitgangspoort [AV
OUT]
Camera: Op de USB slede plaatsen
U kun teen slideshow van foto’s en films op de
camera weergeven en opnemen op een DVD of op
een videocassetteband. U kunt films opnemen door
de “ Only” icoon te selecteren voor de slideshow
“Images” (beelden) instelling (pagina 144). Gebruik
bij het opnemen van beelden naar een extern toestel
[̆] (DISP) om alle indicators te wissen van het
beeldscherm (pagina 30).
WEERGAVE
153
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens de opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
154
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 157).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
158).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 158 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [̄] ( ).
2.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
155
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[̄] ( ).
2.
Gebruik [̆] of [̄] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
156
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 28 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 205.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
157
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 154). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 177) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 173)
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [̈].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
158
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt fotos van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 205) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320
×
240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de fotos altijd bij de hand
heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[̈].
BEHEER VAN BESTANDEN
159
3.
Gebruik [̆] of [̄] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [̆] of [̄] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [̆] en [̄] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
160
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik [̈]
(voorwaarts) of [̇]
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(paginas 176, 192).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
161
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [̄] ( ).
5.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [̆] of [̄] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [̆] en [̄] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [̄] ( ).
5.
Gebruik [̆] en [̄] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 154 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 173) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
162
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [̇] en [̈] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 151).
ANDERE INSTELLINGEN
163
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer Play (weergave) d.m.v. [̆] en
[̄].
4.
Specificeer d.m.v. [̇] en [̈] de gewenste
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 151).
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm
verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op
de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het
beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt
om de camera in te schakelen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [̈].
3.
Toon m.b.v. [̇] en [̈] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [̆] en [̄] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
164
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 173).
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 156).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Verander de instelling m.b.v. [̆] en [̄] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
ANDERE INSTELLINGEN
165
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 166.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
5.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
166
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [BS].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆] en [̄] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
ANDERE INSTELLINGEN
167
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆] en [̄] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆] en [̄] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Druk op [̆] en [̄] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [̈].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
168
5.
Selecteer m.b.v. [̆],
[̄], [̇] en [̈ ] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [̆] en [̄] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Bewerken de datum en de tijd van een
beeld
Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd
van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is
handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om
de volgende redenen.
Omdat de instellingen van de cameras klok niet juist
geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld
(pagina 47)
Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde
wereldtijdzone (pagina 167)
1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef
d.m.v. [̇] en [̈] het beeld weer waarvan u de
datum en de tijd wilt bewerken.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Date/Time (datum/tijd) en druk vervolgens
op [̈].
4.
Stel de datum en de tijd naar wens in.
ANDERE INSTELLINGEN
169
Veranderen van de displaytaal
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
displaytaal te selecteren voor het weergeven van tekst.
Het aantal en de types talen hangt af van het gebied/land
waar de camera wordt verkocht.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Druk op [̆], [̄], [̇] en [̈] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
5.
Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk
dan op de [SET] toets om ze toe te passen.
Geef na het bewerken van de tijd en de datum het beeld
weer om te bevestigen dat de datum en de tijd correct zijn.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk de datum van de volgende types
bestanden te veranderen.
Opnamen van films en spraak
Beelden gecreëerd met MOTION PRINT
De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn
m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden
veranderd (pagina 124).
Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een
beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is.
Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna
de datum en de tijd.
U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en
met 31 december 2049.
Doe dit:
Druk op [̆] of [̄].
Druk op [̇] of [̈].
Druk op de [BS] toets.
Om dit te doen:
Verander de waarde bij de plaats
van de cursor
Verplaats de cursor tussen
instellingen
Schakel heen en weer tussen 12-
uur en 24-uur aanduiding
ANDERE INSTELLINGEN
170
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm
U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het
beeldscherm veranderen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Screen (scherm) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Auto 1
(automatisch 1)
of
Auto 2
(automatisch 2)
+2
+1
0
Wanneer u dit wilt:
Automatisch bijstellen van de helderheid
van het beeldscherm in overeenstemming
met de belichtingsomstandigheden
Auto 2 stelt sneller bij op een lichtere
instelling dan Auto 1.
Een grotere helderheid van het
beeldscherm dan de +1 instelling
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Een relatief grotere helderheid van het
beeldscherm dan de 0 instelling (voor
buitenshuis)
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Normale helderheid van het beeldscherm
(voor binnenshuis)
ANDERE INSTELLINGEN
171
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 186)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 186)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
172
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC)
terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
ANDERE INSTELLINGEN
173
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 176).
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Beelden in de FAVORITE map
Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
Startschermbeeld
Controleer voordat u begint met het formatteren dat
de spanning van de cameras accu niet te laag is. Als
de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren
van het formatteren brengt het risico met zich mee
dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat
de camera niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico
met zich mee dat de camera niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
174
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart, SDHC
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart, een SDHC geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC). Voor andere types kaarten
wordt een juiste werking niet gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid
afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart,
dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt
opnemen met de “HQ” beeldkwaliteitinstelling. Daarom
wordt het gebruik van een geheugenkaart met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een geheugenkaart
te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid
van minstens 10MB per seconde.
SD geheugenkaarten en SDHC geheugenkaarten
hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt
gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds
uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u
een geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging
dient te verwijderen telkens wanneer u op de kaart
wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
175
2.
Houd de
geheugenkaart
zodanig dat de
achterkant ervan in
dezelfde richting
wijst als het
beeldscherm van
de camera en
schuif de kaart dan
voorzichtig in de
kaartgleuf. Schuif
de kaart geheel in
totdat deze met een
klikgeluid stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
MEMORY
CARD
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
176
Vervangen van de geheugenkaart
1.
Druk de
geheugenkaart in
de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor
komt de kaart
gedeeltelijk uit de
camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3.
Leg een andere geheugenkaart in.
BELANGRIJK!
Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de
camera te steken dat geen SD geheugenkaart,
SDHC geheugenkaart of MMC (MultiMediaCard)
kaart is. Dit kan namelijk tot defecten bij de camera
leiden.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera
condities kan de formatteerbewerking een
aanzienlijke tijd in beslag nemen.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
177
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Format” (formatteren) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] of [̄] om “Format” (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap “There
are no files.” (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van een geheugenkaart
Voordat u een nieuwe geheugenkaart voor de eerste maal
in gebruik neemt dient u deze te formatteren. Nadat u een
geheugenkaart eenmaal geformatteerd heeft is het niet
nodig deze te formatteren telkens wanneer u de kaart wilt
gebruiken.
Door een geheugenkaart te formatteren die reeds
bestanden bevat, wordt de inhoud gewist.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD geheugenkaart of
SDHC geheugenkaart, als u deze op een computer
geformatteerd wordt, kan dit er toe leiden dat de
kaart niet meer voldoet aan het SD formaat,
problemen veroorzaken met de compatibiliteit en
andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 157).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
178
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
179
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Copy”
(kopiëren) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] of [̄] om “Built-in Card”
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg
capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in
het geheugen te houden.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
180
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder “Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart” uit.
2.
Gebruik [̆] of [̄] om “Card Built-in”
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om “Copy” (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
181
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 182) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 182)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 186) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
182
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 192,
208) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 199, 222) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
183
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [̆] en [̄].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [BS] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF
Printing (DPOF
afdrukken) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [̇] en [̈].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
184
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF Printing (DPOF afdrukken) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [̆] en
[̄].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
5.
Druk op [BS] zodat On (aan) wordt getoond
om datumafstempeling voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
185
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden (pagina 184) en verander het aantal
afdrukken naar 00. Daarna kunt u de nieuwe DPOF
instellingen configureren zoals u wenst.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 124)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
186
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 182) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
187
4.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
[ ] (USB poort)
5.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
188
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk op [̈].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [̆] en [̄]
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [̆] , [̄].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [̇] en [̈].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 182 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [BS] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
189
12.
Gebruik [̆] en [̄] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Schakel datumafstempeling (Date (datum) of
Date&Time (datum&tijd)) (pagina 124) in voordat u een
beeld opneemt.
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 182)
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 124)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande
deze functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de
winkel voordat u afdrukken laat maken.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
190
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op
de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken.
Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de
printer.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
191
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
192
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 199) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
193
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
Windows 98SE/98 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP/2000/Me gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma)
toont.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
“Nedelands”.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
194
4.
Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
5.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
195
7.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
USB poort
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
Aansluiting A
[ ] (USB poort)
8.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
9.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [̈].
10.
Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
11.
Schakel de camera uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
196
12.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
13.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de
camera of voor de geheugenkaart die in de camera
geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma
(ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te
installeren. Nadat het programma eenmaal
geïnstalleerd kan de computer zowaar het
ingebouwde geheugen van de camera of de
geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB
aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden (pagina 232).
Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
[USB] indicator
[USB] toets
14.
Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
197
15.
Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
16.
Dubbelklik de “Dcim” map.
17.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
18.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 205 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
147). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
19.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Windows 2000, Me, 98SE, 98
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de beeldbestanden
bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “Dcim” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “Dcim” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
198
LET OP
Mocht u reeds een map met de naam “Dcim” hebben
in de “Mijn documenten” map van uw computer, dan
kunt u de procedure in stap 19 hierboven volgen om
de bestaande “Dcim” map uit te wissen en te
vervangen door de nieuw opgeslagen map. Wilt u de
inhoud van de bestaande “Dcim” map behouden,
verander de naam van de map of zet de map op een
andere plaats voordat u de nieuwe “Dcim” map
opslaat.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
20.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
199
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
200
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
USB poort
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
Aansluiting A
[ ] (USB poort)
BELANGRIJK!
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
201
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [̈].
5.
Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄]
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
7.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden (pagina 232).
9.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als
een uitneembare disk.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
10
.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
[USB] indicator
[USB] toets
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
202
11.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 205 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
147). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
12.
Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
13.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
14.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
203
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaart-/SDHC geheugenkaartgleuf
Steek de SD geheugenkaart/SDHC geheugenkaart direct in
de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart, SDHC geheugenkaart of MMC). Zie voor
volledige details de gebruikersdocumentatie die
meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de
computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
204
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart/
SDHC geheugenkaart lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart/SDHC geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart, SDHC geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
camera’s en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
205
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE (BEST SHOT map)
UZ700001.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
UZ700002.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
STARTING.JPG
*
(Startshermbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen
gecreëerd.
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
206
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
bevat
Snapshot gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
Startschermbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestand voor het opslaan van het startschermbestand.
Dit bestand wordt gecreëerd wanneer u een beeld
specificeerd dat u wilt gebruiken als het
startschermbeeld.
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
207
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
“Geheugenmapstructuur” op pagina 205 worden
opgeslagen om correct te worden herkend door de
camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
208
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande de software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en geeft
een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 222) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteer de software dat u nodig heeft
Installeer op uw computer de software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een
computer voor het
overdragen van beelden
Het oversturen van
beelden van de camera
en het beheren van de
beelden op de computer.
Naam software
USB driver Type B
Photo Loader 3.0
* DirectX 9.0c
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me
98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
Vereiste bedieningshandeling
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot
stand te brengen tussen de camera en de
computer. Het is niet nodig de USB driver (pagina
192) te installeren.
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer.
Installeer de USB driver Type B (pagina 192).
Installeer Photo Loader 3.0 (pagina 211).
* Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij
de computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina
213)
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
209
Doeleinde
Retoucheren, oriënteren
en afdrukken van fotos
Weergave van films
Oversturen van beelden
naar de camera
Bekijken van gebruikers-
documentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Photohands 1.0
* DirectX 9.0c
Photo Transport
Adobe Reader 6.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
Vereiste bedieningshandeling
Installeer Photohands 1.0 (pagina 214).
Windows Media Player is niet inbegrepen bij de
CD-ROM die met deze camera meegeleverd is,
maar dit programma is inbegrepen bij Windows.
Gebruik de Windows Media Player applicatie die
geïnstalleerd is bij Windows voor de weergave.
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 213) wanneer u op
Windows 2000, 98SE of 98 draait met een
DirectX versie die lager is dan 9.0.
Installeer Photo Transport (pagina 216).
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 220) als
Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer.
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog
niet reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan
naar de Adobe Systems Incorporated website en
installeer Acrobat Reader 5.0.5.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
210
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
USB driver Type B
Besturingssysteem (OS): 98SE/98
Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting
tot stand tussen de camera en de computer wanneer de
computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is
niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM
te installeren.
Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een
computer die draait onder Windows 95 of 3.1.
Photo Loader 3.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf: Minstens 40 MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: Minstens 10 MB
Photo Transport 1.0
Besturingssysteem: XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64MB
Harde schijf: Minstens 2MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf: Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18 MB nadat het installeren
voltooid is.
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 60 MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
BELANGRIJK!
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
211
Beheren van beelden op een PC
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd. Photo Loader laat u
automatisch beelden importeren van de camera naar uw
computer, om beelden te arrangeren naar opnamedatum
en om beelden in een kalenderformaat weer te geven.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
LET OP
Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
212
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photo Loader installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Photo
Loader dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
Installeren van Photo Loader
1.
Klik op de Installeer toets voor Photo
Loader.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
Windows 98SE/98
Als na het voltooien van het installeren van Photo
Loader het Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC (Microsoft
Data Access Components) 2.8 installatie
dialoogvenster verschijnt, volg dan de aanwijzingen
op het beeld om de installatie uit te voeren. Het
installatie dialoogvenster verschijnt niet wanneer
Jet40SP8_9xNT.exe en MDAC2.8 of hoger reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
Windows XP (inclusief SP1), 2000 of Me
(met uitzondering van Windows XP SP2)
Als na het voltooien van het installeren van Photo
Loader het MDAC (Microsoft Data Access
Components) 2.8 installatie dialoogvenster
verschijnt, volg dan de aanwijzingen op het scherm
om de installatie uit te voeren. Het installatie
dialoogvenster verschijnt niet wanneer MDAC2.8 of
hoger reeds geïnstalleerd is op uw computer.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
213
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
Controleren van de juiste versie van DirectX
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer.
Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de
geïnstalleerde versie van DirectX controleren.
1.
Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programmas], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2.
Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogrammas] menu van
het venster dat verschijnt.
3.
Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het DirectX-
versie item 9.0 of hoger is.
4.
Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
hulpprogramma vcoor DirectX.
Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
214
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van fotos
Om fotos op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Photohands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photohands toont.
LET OP
Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
215
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photohands installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor
Photohands dat u gaat installeren.
Installeren van Photohands
1.
Klik op de Installeer toets voor
Photohands.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
Weergeven van een film
Windows Media Player, dat reeds geïnstalleerd is bij de
meeste computers, kan gebruikt worden voor de weergave
van films. Om de film weer te geven dient u eerst de film
eerst naar uw computer te kopiëren en dan op het
filmbestand te dubbelklikken.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf van uw
PC over te zetten voordat u de data weer probeert te
geven. Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken
voor data waartoe toegang verschaft is via een netwerk of
vanaf een geheugenkaart, enz.
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij
bepaalde computers. Mocht u problemen ondervinden,
probeer dan het volgende.
Probeer films op te nemen met de Normal of LP
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
Windows Media Player.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien
zijn af en stop (resistentie) applicaties die zich
permanent in het geheugen bevinden.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
216
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
computer, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
computer om op die manier films weer te geven.
BELANGRIJK!
De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij
configureren van deze omgeving wordt geen juiste
werking gegarandeerd.
Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande
vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere
geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een
juiste weergave van films.
Oversturen van beelden naar de camera
De CD-ROM die meegeleverd is met de camera bevat een
applicatie met de naam Photo Transport. Nadat u Photo
Standaard op uw computer geïnstalleerd heeft, kunt u
beelden naar de camera oversturen die u eerder met uw
camera opgenomen had, andere beelden en zelfs
vastlegdata van het beeldscherm (screen capture) van uw
computer (website/homepage informatie, kaarten, enz.).
Beelden die opgeslagen zijn in het camerageheugen
kunnen bekeken worden via het beeldscherm worden
bekeken.
BELANGRIJK!
U kunt films niet oversturen naar de camera.
Alleen beeldbestanden van de volgende formaten
kunnen naar de camera worden overgestuurd: JPG,
JPEG, JPE en BMP. De overstuurbewerking zet
BMP beelden om in het JPEG formaat.
De overstuurbewerking zet afbeeldingen van het
beeldscherm (screen capture) om in het JPEG
formaat.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
217
Voorbereidingen
Start uw computer en leg de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Hierdoor wordt de menu applicatie automatisch
gestart waardoor een menuscherm op uw computer
verschijnt.
De menu applicatie start mogelijk niet automatisch op bij
bepaalde computers. Mocht dit het geval zijn, navigeer
dan naar de CD-ROM en dubbelklik op menu.exe om de
menu applicatie te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
niet in alle talen beschikbaar is.
1.
Klik bij het menuscherm op de tab voor de
gewenste taal.
Ongeacht de taal die u selecteerde wordt de Engelse
versie van Photo Transport geïnstalleerd.
Bekijken van de inhoud van het Lees mij
bestand
U dient altijd het Lees mij bestand te lezen voor Photo
Transport voordat u de software installeert. Het Lees mij
bestand bevat informatie die u dient te weten wanneer u de
applicatie installeert.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Photo
Transport.
BELANGRIJK!
Zorg er voor het Lees mij bestand te lezen voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheekbestanden (libraries) voordat u Photo
Transport opwaardeert of herinstalleert of voordat u
de software op een andere computer installeert.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
218
Installeren van Photo Transport
1.
Klik op de Installeer toets van Photo
Transport.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
Gebruiken van Photo Transport
Starten van Photo Transport
1.
Breng eerst een aansluiting tot stand tussen
de camera en de computer (pagina 192).
2.
Klik bij het Windows Startmenu op [Alle
Programmas], wijs op [CASIO] en daarna
naar [Photo Transport].
3.
Klik op [Photo Transport] om de software te
starten.
Oversturen van beeldbestanden naar de camera
1.
Plaats de beelddata die u naar de camera wilt
oversturen op de Photo Transport
overstuurtoets.
Verplaats de muiswijzer naar het beeldbestand dat u
wilt oversturen en houd de muistoets ingedrukt.
Houd de muistoets ingedrukt en sleep de muiswijzer
met het beeldbestand naar de Photo Transport
overstuurtoets en laat de muistoets vervolgens los.
Overstuurtoets
Insteltoets Afsluittoets
Helptoets
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
219
2.
Volg de aanwijzingen die op het display
verschijnen om het beeldbestand naar de
camera over te sturen.
De methode voor het oversturen van beelden en de
beeldinstellingen in detail hangen af van de Photo
Transport instellingen. Zie Photo Transport help
(pagina 220) voor details.
Om schermvastleggingen (screen capture) naar de
camera over te sturen
1.
Klik op de vastlegtoets van Photo Transport.
2.
Selecteer m.b.v. de muis het gebied van het
scherm dat u wilt vastleggen.
Verplaats de muiswijzer naar de linker bovenhoek
van het gebied dat u wilt vastleggen en houd de
muistoets ingedrukt. Houd de muistoets ingedrukt en
sleep de muiswijzer naar de rechterhoek van het
gebied en laat de muistoets vervolgens los.
Vastlegtoets
Vastgelegd gebied
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
220
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
3.
Volg de aanwijzingen die op het display
verschijnen om de vastgelegde data van het
geselecteerde gebied naar de camera over te
sturen.
De methode voor het oversturen van beelden en de
beeldinstellingen in detail hangen af van de Photo
Transport instellingen. Zie Photo Transport help voor
details.
Photo Transport basisinstellingen en Help
Door op de Insteltoets te klikken verschijnt een
dialoogvenster dat u kunt gebruiken om de instellingen
voor het oversturen van beelden te configureren, om de
methode voor het oversturen te specificeren, enz. Klik op
de Helptoets voor gedetailleerde informatie aangaande de
basisinstellingen, de bedieningsprocedures en het
oplossen van van moeilijkheden.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
221
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
222
Gebruik van de camera met een
Macintosh
computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteer de software dat u nodig heeft
Installeer op uw Macintosh de software waarmee u het type gewenste bewerkingen uit kunt voeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een Macintosh voor
het overdragen van beelden
Filmweergave
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Photo Loader 1.1
Mac OS versies
OS 9/OS X
OS 9
OS X
OS 9/OS X
OS 9/OS X
Vereiste bediening
Gebruik de USB slede om een aansluiting
tot stand te brengen tussen de camera en
uw Macintosh. USB driver is niet nodig
(pagina 199).
Installeer Photo Loader 1.1
(pagina 224).
Gebruik iPhoto die meegeleverd wordt met
het besturingssysteem (pagina 224).
QuickTime is niet inbegrepen bij de CD-
ROM die met deze camera meegeleverd is,
maar dit programma is inbegrepen bij uw
Macintosh besturingssysteem. Gebruik de
Quicktime applicatie die geïnstalleerd is bij
uw besturingssysteem voor de weergave
(pagina 225).
Gebruik Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader die met uw besturingssysteem
meegeleverd worden (pagina 225).
Automatisch importeren van beelden
vanaf de camera naar een Macintosh en
het beheer van de beelden op uw
Macintosh
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
223
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): OS 9
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 3 MB
De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
BELANGRIJK!
Zie het Readme (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera ondersteund werking onder Mac OS
X niet.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
224
Beheren van beelden op een Macintosh
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera. Photo Loader laat u
automatisch beelden importeren van de camera naar uw
Macintosh, om beelden te arrangeren naar opnamedatum
en om beelden in een kalenderformaat weer te geven.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u fotos
beheren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
225
Weergeven van een film
U kunt voor de weergave van films QuickTime gebruiken,
dat meegeleverd wordt met uw besturingssysteem. Om de
film weer te geven dient u eerst de film eerst naar uw
Macintosh te kopiëren en dan op het filmbestand te dubbel-
klikken.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven vermelde
minimale vereisten, kunnen bepaalde instellingen en
andere geïnstalleerde software storing een juiste
weergave van films belemmeren.
Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken bij
bepaalde Macintosh modellen. Mocht u problemen
ondervinden, probeer dan het volgende.
Probeer films op te nemen met de Normal of LP
kwaliteitsinstelling.
Probeer op te waarderen naar de laatste versie van
QuickTime.
Sluit eventueel andere applicaties die aan het draaien
zijn af.
Zelfs als een juiste weergave niet mogelijk is op uw
Macintosh, kunt u de met de camera meegeleverde AV
kabel gebruiken om de camera aan te sluiten op de video-
ingangsaansluiting van een televisietoestel of een
Macintosh om op die manier films weer te geven.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual
(handleiding) bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
226
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
227
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
de opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefunctie (REC)
REC (opname) tabmenu
(Autofocus) / Macro (macro) /
(Panfocus) / (Oneindig) /
(Handmatige scherpstelling)
Normal Speed (normale snelheid) / High
Speed (hoge snelheid) / Flash Cont.
(doorlopende sluiter) / Off (uit)
10 sec / 2 sec / X3 /
Off (uit)
Auto (Automatisch) / Off (uit)
Spot (puntmeten) /
Multi (multi-patroon meten)
On (aan) / Off (uit)
Focus (scherpstellen) / EV shift (EV
verschuiving) / White Balance (witbalans) /
ISO / Self-timer (zelfontspanner) /
Off (uit)
Focus
(Scherpstellen)
Continuous
(Doorlopend)
Self-timer
(zelfontspanner)
Anti Shake (Anti-tril)
AF Area
(autofocus gebied)
AF Assist Light
(AF hulpverlichting)
L/R Key
(links/rechts toets)
Quick Shutter
(snelsluiter)
Audio Snap
(foto met geluid)
Grid (rooster)
Digital Zoom
(digitale zoomfunctie)
Review
(controlefunctie)
Icon Help
(icoonhulp)
Memory
(geheugen)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
BEST SHOT: On (aan) / Off (uit)
Flash (Flits):
On (aan) / Off (uit)
Focus (Scherpstellen): On (aan) /
Off (uit)
White Balance (witbalans): On (aan) /
Off (uit)
ISO: On (aan) /
Off (uit)
AF Area (Autofocuskader):
On (aan) / Off (uit)
Metering (meten): On (aan) /
Off (uit)
Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) /
Off (uit)
Flash Intensity (Flitsintensiteit):
On (aan) /
Off (uit)
Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit)
MF Position (Handmatige scherpstelstand):
On (aan) /
Off (uit)
Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit)
APPENDIX
228
Quality (kwaliteit) tabmenu
Size (formaat)
Quality
(kwaliteit)
(Snapshots)
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
Metering (meten)
Filter
Sharpness (scherpte)
Saturation
(verzadiging)
7M (3072
×
2304) / 7M (3:2) (3072
×
2048) /
5M (2560
×
1920) / 3M (2048
×
1536) /
2M (1600
×
1200) / VGA (640
×
480)
Fine (fijn) /
Normal (normaal) /
Economy (economisch)
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
N
(daglicht TL
verlichting) /
D
(dagwit TL verlichting) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Multi (multi-patroon meten) / Center
weighted (centrum-georiënteerd meten) /
Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Contrast
Flash Intensity
(flitssterkte)
Flash Assist
(flitserhulp)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
Instellingen tabmenu
Screen (Scherm)
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Timestamp
(tijdafstempeling)
Adjust (bijstellen)
Date Style
(datumopmaak)
Auto 2 (automatisch 2) /
Auto 1 (automatisch 1) / +2 / +1 / 0
Startup (start) / Half Shutter (sluiter
halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation
(bediening) /
Operation (bediening) /
Play (weergave)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) /
Off (uit)
Tijdinstelling
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
APPENDIX
229
Instellingen tabmenu
De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefunctie (REC).
Cut (knippen) (voor) / Cut
(knippen) (tussenin) /
Cut (knippen)
(na) / Cancel (annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) /
All images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
5M / 3M / VGA / Cancel (annuleren)
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Movie Editing
(Filmbeheer)
Keystone
(keystone correctie)
Color Correction
(kleurcorrectie)
Favorites
(favoriet)
DPOF Printing
(DPOF afdrukken)
Protect
(beveiligen)
Date/Time
(Datum/tijd )
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming (trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen)
Verandert de schermtaal voor tekst.
• Het aantal en de types talen hangt af van het
gebied/land waar de camera wordt verkocht.
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Calendar
(kalenderscherm)
MOTION PRINT
(Bwegende afdruk)
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) /
Cancel (annuleren)
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
Cancel (annuleren)
APPENDIX
230
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit. /
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata /
verwerken van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opnamefunctie (REC)
Bedrijfsindicator
AF
hulp-
verlichting/
zelfont-
spannerin-
dicator
Rood
Patroon
1
Patroon
2
Betekenis
Groen
Brandt
Brandt
Patroon
3
Brandt
Patroon
2
Patroon
1
Rood Oranje
Patroon
3
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft twee indicators: Een bedrijfsindicator en
een AF hulpverlichting / zelfontspannerindicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator
AF hulpverlichting/
zelfontspannerindicator
APPENDIX
231
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Bedrijfsindicator
Betekenis
Opladen van flitser is
onmogelijk.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd. / BEST
SHOT instelling kan niet
worden geregistreerd.
Geheugenkaart is
geblokkeerd. / Map kan niet
worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf
foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Groen
Patroon
3
Patroon
3
Rood
Patroon
1
Patroon
2
Brandt
Patroon
3
RoodOranje
AF
hulp-
verlichting/
zelfont-
spannerin-
dicator
APPENDIX
232
USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Kleur
Rood
Groen
Oranje
Rood
Status
Brandt
Brandt
Brandt
Knippert
Kleur
Groen
Groen
Status
Brandt
Knippert
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Toegang tot computer
Betekenis
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Eén van de volgende
bewerkingen wordt uitgevoerd:
wissen, DPOF,
beeldbeveiliging, kopiëren,
formatteren, stapsgewijs
uitschakelen van de spanning,
herformatteren van het beeld,
beeld trimmen, na-opname,
MOTION PRINT (bewegend
beeld afdrukken), filmmontage.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
AF hulpver-
lichting/
zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
233
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 43).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 57).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 32).
2)
Laad de accu op (pagina 33). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 33).
1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie
(REC) in te schakelen.
2)
Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 80).
4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera
op een statief (pagina 95).
Stroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
234
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
1)
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De accu is leeg.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u
wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader
bevindt (pagina 53).
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 53).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
(autofocus, pagina 75) of “
” (oneindig,
pagina 80).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 90).
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63).
2) Laad de accu op (pagina 33).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63)
of een andere BEST SHOT scène (pagina 90).
Vervang de accu (pagina 33).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
235
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Het beeld op het
beeldscherm is niet
scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Hoewel de beschikbare
verlichting helder is, zijn
de gezichten van de
menselijke onderwerpen
toch donker.
De onderwerpen zijn te
donker bij het opnemen
van beelden op het
strand of bij een ski oord.
Digitaal zoomen werkt
mogelijk niet. De
zoomstaaf geeft het
zoomen aan tot op een
zoomfactor van 3,0.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u
heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of tijdens
het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie (
) te
gebruiken bij het opnemen van een close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan
van beelden naar het geheugen voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen.
Als het zonlicht door het water, het zand of de
sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden dat
de onderwerpen worden onderbelicht.
1) De digitale zoominstelling is uitgeschakeld.
2) Datumafstempeling is ingeschakeld.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 80).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator “
” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 33).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 64).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
83).
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 64).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 83).
1) Schakel de digitale zoominstelling (pagina 62)
in.
2) Schakel de datumafstempeling (pagina 124) uit.
Digitaal zoomen is uitgeschakeld terwijl de
datumafstempeling ingeschakeld is.
APPENDIX
236
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Beelden die niet scherp
zijn
Digitale ruis in beeld
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van
de camera.
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
“verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Neem op binnen het toegelaten bereik.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Films
Weergave
APPENDIX
237
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Het displaytaal
instelscherm verschijnt
wanneer de camera
ingeschakeld wordt.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
USB communicatie vindt plaats.
1) De camera is niet stevig op de USB slede
geplaatst.
2) De USB kabel is niet juist aangesloten.
3) De USB driver is niet geïnstalleerd.
4) De camera is uitgeschakeld.
1)
Instellingen voor de displaytaal, de thuisstad, de
datumstijl, de datum en tijd en andere instellingen
zijn niet geconfigureerd bij de camera.
2) Een probleem met het beheergebied van het
ingebouwde geheugen van de camera.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in
en probeer opnieuw.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan het
verkrijgen is tot het geheugen van de camera.
1) Controleer de aansluiting tussen de camera en de
USB slede.
2) Controleer alle aansluitingen.
3)
Installeer de USB driver op uw computer (pagina 192).
4) Druk op de [USB] toets van de USB slede.
1) Controleer de instellingen (pagina 47).
2) Voer de terugstelbewerking (reset) uit om de
basisinstellingen van de camera terug te stellen
(pagina 125). Configureer elke instelling pas
daarna. Als het taalselectiescherm niet opnieuw
verschijnt als u de camera inschakelt, betekent dit
dat het beheergebied van het ingebouwde
geheugen van de camera hersteld is. Mocht
dezelfde boodschap verschijnen na het
inschakelen van de spanning, neem dan contact
op met de winkel waar u de camera aanschafte of
met een CASIO onderhoudswerkplaats.
Overige
B
APPENDIX
238
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de
digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de
camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
APPENDIX
239
Tonen van boodschappen
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina’s 97, 99).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
144).
• U probeert een BEST SHOT decor op te slaan
terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map terwijl (pagina 93).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 158).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 177).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 171).
• U probeert aan te sluiten op een computer
waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina
192).
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 154).
Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt
zichzelf uit wanneer het objectief op een
onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde
boodschap verschijnen nadat u de spanning weer
inschakelt, neem dan contact op met een CASIO
onderhoudswerkplaats.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 154).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
APPENDIX
240
Printing Error
-
Record Error
-
Replenish Ink!
-
RETRY POWER ON
-
SYSTEM ERROR
-
The card is locked.
-
There are no files.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt
bij de printer bijna of geheel op is.
Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen,
dan verschijnt deze boodschap en schakelt de
camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en
schakel de spanning van de camera opnieuw in.
-
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart of
SDHC geheugenkaart is vergrendeld. U kunt
beelden niet opslaan op of wissen van een
geheugenkaart die vergrendeld is.
• Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
• Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of
mappen in het geheugen van de camera een
andere naam geeft of als u op een andere plaats
zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of
mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats
in het camerageheugen en zet ze terug tot hun
oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 205,
207).
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina
182).
Het beeld of de film waarvan u de instellingen
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 177).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 178).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
241
Dataformaat
• Snapshot
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
4,32MB
2,4MB
1,44MB
3,84MB
2,1MB
1,28MB
3,0MB
2,0MB
1,0MB
1,92MB
1,28MB
640KB
1,17MB
780KB
390KB
360KB
240KB
120KB
Ingebouwd
geheugen
8,3 MB
1 opname
3 opnamen
5 opnamen
2 opnamen
3 opnamen
6 opnamen
2 opnamen
3 opnamen
7 opnamen
4 opnamen
6 opnamen
11 opnamen
6 opnamen
9 opnamen
18 opnamen
21 opnamen
32 opnamen
59 opnamen
SD
geheugenkaart*
256 MB
55 opnamen
97 opnamen
158 opnamen
61 opnamen
110 opnamen
176 opnamen
78 opnamen
116 opnamen
221 opnamen
121 opnamen
180 opnamen
348 opnamen
196 opnamen
286 opnamen
530 opnamen
625 opnamen
938 opnamen
1742 opnamen
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
7M
3072
×
2304
7M (3:2)
3072
×
2048
5M
2560
×
1920
3M
2048
×
1536
2M
1600
×
1200
VGA
640
×
480
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-Z700
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 8,3MB ingebouwd geheugen
SDHC geheugenkaart
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
B
APPENDIX
242
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Films Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 7,2 miljoen
Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 7,41
miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F2,7 (W) tot 5,2 (T); f = 6,2 (W) tot
18,6 mm (T) (gelijkwaardig met
ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor
35 mm film)
(W = groothoek, T = telefoto)
6 lenzen in 5 groepen, met asferische
lens
Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom
(Beeldformaat: 7M (3072 × 2304
beeldpunten)) (12X totale zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, panfocuss,
oneindigfunctie, handmatige
scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten), multi
(multi-patroon); AF hulpverlichting
Beeld-
formaat
(beeld-
punten)
HQ
640
×
480
Normal
512
×
384
LP
320
×
240
Maximale
opnametijd
per
bestand
10 minuten
10 minuten
10 minuten
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
10,2 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
6,1 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
2,45 megabits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
Geschatte
opnametijd voor
het ingebouwde
geheugen
8,3 MB
6 seconden
11 seconden
27 seconden
Geschatte
opnametijd
voor SD
geheugenkaart
256 MB
3 minuten
en
16 seconden
5 minuten
en
27 seconden
13 minuten
en
34 seconden
APPENDIX
243
Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
De maximale gevoeligheid is ISO
800 als de BEST SHOT anti-
trilfunctie of het hoge
gevoeligheiddecor gebruikt wordt.
Films: Auto
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie, milde flits
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom
0,15 – 3,4 meter
Telefoto optische zoom:
0,4 – 1,8 meter
Doorlopende sluiter met flits
Groothoek optische zoom:
0,3 – 2,0 meter
Telefoto optische zoom:
0,4 – 1,0 meter
* ISO gevoeligheid: “Auto”
(automatisch)
* Hangt af van de zoomfactor.
Opnamefuncties ................Snapshot (foto); audio snapshot (foto
met geluid), macro, zelfontspanner,
doorlopende sluiter (doorlopende sluiter
met normale snelheid, doorlopende
sluiter met hoge snelheid, doorlopende
sluiter met flits), BEST SHOT functie,
film met geluid, spraakopnam
• Audio opname is in mono.
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ 40 cm –
Macro .............................. 15 cm – 50 cm
Oneindigfunctie ...............
Handmatig ....................... 15 cm –
Bij het gebruik van de optische zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd
meten, puntmeten via de CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter
Snapshotfunctie (automatisch): 1/2ste
– 1/2000ste seconde
De sluitersnelheid is anders bij de
volgende BEST SHOT scènes
Nachtscène: 4 – 1/2000 seconde
Vuurwerk: 2 seconden (vast)
Lensopening ...................... F2,7/4,3, automatische overschakeling
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
APPENDIX
244
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 25 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,7-inch TFT kleuren LCD
153.600 beeldpunten (640
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting
USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 (Full-Speed)
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu (benadering)
460 foto’s
470 minuten
190 minuten
570 minuten
Bewerking
Aantal foto’s (CIPA standaard)*
1
Doorlopende weergave (foto’s)
*
2
Doorlopende filmopname
Doorlopende spraakopname*
3
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1300mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*3 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
APPENDIX
245
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe accu
met een volle lading. Herhaaldelijk opladen verkort de levensduur
van de accu.
De frequentie van het gebruik van de flitser, de zoom, autofocus
en de tijd dat de camera aan is, heeft een grote invloed op de
opnametijden en het aantal foto’s dat kan worden opgenomen.
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,6 W
Afmetingen ......................... 88,5 (B)
×
57 (H)
×
20,5 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 18,6 mm bij het
dunste deel)
Gewicht ............................... ca. 112 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
USB slede (CA-29); Speciale
netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV
kabel; Polsriem; CD-ROM;
Basisreferentie
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1300 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40°C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... ca. 34 g
USB slede (CA-29)
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort,
netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) /
AV uitgangspoort (speciale minipoort,
NTSC/PAL)
Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W
Afmetingen ......................... 105 (B)
×
16 (H)
×
61 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 60 g
APPENDIX
246
Speciale netadapter (AD-C52S)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 90 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 63 (B)
×
20 (H)
×
50 (D) mm
(exclusief uitsteeksels en kabel)
Gewicht ............................... ca. 76 g
Speciale netadapter (AD-C52G)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B)
×
20 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitsteeksels en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
C
CASIO COMPUTER CO.,LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome
Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
MA0610-C
20


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Casio EX-Z700 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Casio EX-Z700 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 5,86 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Casio EX-Z700

Casio EX-Z700 User Manual - English - 247 pages

Casio EX-Z700 User Manual - German - 247 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info