7757
100
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/256
Next page
D
Digitale Camera
EX-Z60/EX-Z60DX
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K815PCM1DKX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken (EX-Z60)
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-ion
Accu (NP-20)
CD-ROM USB kabel Basisreferentie
Camera (EX-Z60) Polsriem
AV kabel
Lithium-ion acculader
(BC-11L)
Netsnoer
*
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar de
camera wordt aangeschaft.
INLEIDING
3
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-20)
USB slede
(CA-32)
USB kabel Basisreferentie
Camera (EX-Z60) Polsriem
Speciale netadapter (Inlaat type)
(AD-C52G)
Netsnoer
*
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter (Insteek type)
(AD-C52J)
CD-ROM AV kabel
Uitpakken (EX-Z60DX)
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
INLEIDING
4
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken (EX-Z60) ..................................................... 2
Uitpakken (EX-Z60DX) ................................................ 3
Kenmerken ................................................................. 10
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 13
19 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 19
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 21
Opnemen van een beeld ............................................ 22
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 23
Wissen van een beeld ................................................ 23
24 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 24
Algemene gids ........................................................... 25
Camera 25
Lithium-ion acculader (EX-Z60) 27
USB slede (EX-Z60DX) 27
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 29
Opnamefunctie (REC) 29
Weergavefunctie (PLAY) 31
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 33
Vastmaken van de polsriem ....................................... 34
Spanningsvereisten ................................................... 35
EX-Z60 (meegeleverd met de oplaadeenheid) 35
EX-Z60DX (meegeleverd met de USB slede) 40
Lege accu indicator 43
Vervangen van de accu 44
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 45
In- en uitschakelen van de camera 49
Configureren van de stroomspaarinstellingen 51
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 52
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 55
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 56
58 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 58
Richten van de camera 58
Opnemen van een beeld 59
Gebruiken van de easy functie 63
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen 65
Gebruiken van de zoom ............................................. 67
Optische zoom 67
Digitale zoom 69
INLEIDING
5
Gebruiken van de flitser ............................................. 71
Flitsereenheid status 73
Veranderen van de flitssterkte instelling 74
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 74
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 76
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 79
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 80
82 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 82
Gebruik van autofocus 83
Gebruik van de macrofunctie 86
Het gebruik van panfocus 87
Gebruik van de oneindig-functie 87
Gebruik van handmatig scherpstellen 88
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 89
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 90
Bijstellen van de witbalans ......................................... 92
Handmatig configureren van de witbalans 93
Gebruik van de doorlopende sluiter........................... 95
Doorlopende sluiter met normale snelheid 96
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid 96
Doorlopende sluiter met flits 96
Gebruiken van de BEST SHOT functie ..................... 97
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 99
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 100
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 102
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ... 102
Opnemen met een hogere gevoeligheid ................. 104
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ................................... 105
Voordat u met Business Shot gaat opnemen 106
Gebruiken van de Business Shot instelling 106
Herstellen van een oude foto ................................... 107
Voordat u probeert een oude foto te herstellen 107
Opnemen van een oude foto 108
Opnemen van een film .............................................. 110
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 111
Opnemen van een film 112
Opnemen van audio .................................................. 114
Toevoegen van geluid aan een snapshot 114
Opnemen van spraak 115
Gebruiken van het histogram .................................... 117
Camera instellingen van de REC (opname)
functie ....................................................................... 120
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈] toetsen 120
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 121
In- en uitschakelen van beeldcontrole 122
Gebruik van icoonhulp 122
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 123
Specificeren van de ISO gevoeligheid 125
Selecteren van de meetfunctie 126
Gebruiken van de filterfunctie 128
Speciferen van de contourscherpte 128
INLEIDING
6
Specificeren van kleurverzadiging 129
Specificeren van het contrast 129
Foto’s met datumafstempeling 130
Terugstellen (reset) van de camera 131
132 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 132
Weergave van een audio snapshot 133
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 134
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 135
Trimmen van een beeld ........................................... 136
Keystone correctie ................................................... 138
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren.................. 139
Weergeven en bewerken van een film .................... 141
Weergeven van een film 141
Montage van een film 142
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 146
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 147
Tonen van het kalenderscherm ................................ 148
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 149
Gebruik van de fotostandaardfunctie (EX-Z60DX) 152
Roteren van het displaybeeld .................................. 153
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 154
Heropnemen van het geluid 155
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 156
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm ........................................................ 157
Selecteren van het video-uitgangssysteem 160
161 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 161
Wissen van alle bestanden ...................................... 162
163 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 163
Geheugenmappen en -bestanden 163
Beschermen van bestanden .................................... 164
Beveiligen van een enkel bestand 164
Beveiligen van alle bestanden 165
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 165
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 165
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 167
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 168
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 168
INLEIDING
7
169 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 169
Configureren van de geluidsinstellingen 169
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 169
Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van
films en audio snapshots 170
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 170
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 171
Instellen van de klok ................................................ 172
Selecteren van uw thuistijdzone 172
Instellen van de huidige tijd en datum 173
Veranderen van de datumopmaak 173
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 174
Tonen van het wereldtijdscherm 174
Configureren van wereldtijdinstellingen 174
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 175
Veranderen van de displaytaal ................................ 176
Veranderen van het protocol van de USB poort...... 177
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 178
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 179
180 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 181
Insteken van een geheugenkaart in de camera 181
Vervangen van de geheugenkaart 182
Formatteren van een geheugenkaart 183
Kopiëren van bestanden .......................................... 184
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 185
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 186
187 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 188
Configureren van de afdrukinstellingen voor een
enkel beeld 189
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden 190
Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT ...
192
Datumafdruk 197
PRINT Image Matching III ............................................ 198
Exif Print ................................................................... 198
INLEIDING
8
199 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 199
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 209
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer ......... 216
Geheugendata ......................................................... 217
DCF protocol 217
Geheugenmapstructuur 217
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 219
220 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 220
Selecteer het software dat u nodig heft 220
Systeemvereisten voor uw computer 222
Beheren van beelden op een PC 223
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s 226
Weergeven van een film 228
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 229
Gebruikersregistratie 229
Verlaten van de menu applicatie 229
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 230
Selecteer het software dat u nodig heft 230
Systeemvereisten voor uw computer 231
Beheren van beelden op een Macintosh 232
Weergeven van een film 233
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 233
Registreren als cameragebruiker 234
235 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 235
Indicator referentie ................................................... 238
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 241
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren
van de USB driver… 246
Tonen van boodschappen 247
Technische gegevens .............................................. 249
INLEIDING
9
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het
gebruik van of defecten aan de EX-Z60/EX-Z60DX.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
10
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
6,0 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 6,37 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
2,5-inch TFT LCD kleurenscherm
8,3 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 49)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
easy functie (pagina 63)
Dit attribuut elimineert problematische basisinstellingen.
12X naadloze zoom (pagina 67)
3X optische zoom, 4X digitale zoom
Flitshulp (pagina 74)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 76)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
INLEIDING
11
Automatische macrofunctie (pagina’s 84, 86)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
Snelsluiter (pagina 84)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 85)
Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 95)
Naast de doorlopende sluiter bij normale snelheid, kunt u
ook de doorlopende sluiter bij hoge snelheid of de
doorlopende sluiter met flits selecteren.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 97)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie. De [BS] (BEST SHOT) toets voorziet
directe toegang tot de BEST SHOT voorbeelddecors.
Business Shot (pagina 105)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Herstellen van een oude foto (pagina 107)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Filmopname met geluid (pagina 110)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in Motion JPEG
formaat
Audio Snapshot functie (pagina 114)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
INLEIDING
12
Spraakopname (pagina 115)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 117)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Keystone correctie (pagina 138)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school)bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
Kleurcorrectie (pagina 139)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 146)
Met deze functie worden bewegende beelden van een
film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden
worden gemaakt die geschikt zijn om te worden
afgedrukt.
Kalenderscherm (pagina 148)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Sluit de camera aan op een TV en gebruik het beeld
op het televisiescherm voor het opnemen en bekijken
van beelden (pagina 157).
Wereldtijd (pagina 174)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 180)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 188)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
INLEIDING
13
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 192)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 198)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
Stuur beelden over naar een computer door
gewoonweg de camera aan te sluiten (pagina’s 199,
209)
DCF data opslag (pagina 217)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 223, 226, 232)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de
EX-Z60/EX-Z60DX
gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera”
verwijzen naar de CASIO EX-Z60/EX-Z60DX digitale
camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
14
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de met deze camera (EX-
Z60DX) meegeleverde.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel (EX-Z60DX).
Trek de stekker van het netsnoer minstens eens per jaar
uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers
van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en
gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
15
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netnoer uit het stopcontact
en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel terwijl een beeld wordt
opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de
huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere
beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in
het bestandgeheugen van de camera.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
INLEIDING
16
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede (EX-
Z60DX) terwijl de camera zojuist bezig is met het
opnemen van een beeld of toegang heeft tot het
geheugen.
Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede (EX-Z60DX) terwijl de bedrijfsindicator nog
groen aan het knipperen is nadat u de camera
uitgeschakeld Heeft.
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel
terwijl het versturen van data plaatsvindt.
Het verwijderen van de camera uit de USB slede of
het verbreken van de aansluiting tussen de netadapter
en de USB slede terwijl het versturen van data
plaatsvindt (EX-Z60DX).
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
247). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
17
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-20 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede (EX-Z60DX) voor ongeveer 30 uur geen spanning
wordt toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 172).
Probeer de accu nooit van de camera te ontkoppelen als
deze ingeschakeld is. Hierdoor kan de camera
beschadigd raken. Mocht u de accu toch per ongeluk
verwijderen, plaats hem dan onmiddellijk terug in de
camera en druk op de spanningstoets om de spanning
opnieuw in te schakelen.
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
INLEIDING
18
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
• Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
SNELSTARTGIDS
19
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
[CHARGE] indicator licht rood op
tijdens het opladen.
De [CHARGE] indicator gaat uit
nadat het opladen is voltooid.
T
-+
2
1
EX-Z60 (meegeleverd met de oplaadeenheid)
1.
Laad de oplaadbare lithium-ion
accu (NP-20) op die
meegeleverd wordt met de
camera (pagina 35).
Het kost ongeveer 90 minuten om
de accu volledig op te laden.
2.
Leg de accu in de camera (pagina
38).
1
2
3
Stopnok
SNELSTARTGIDS
20
1.
Leg de accu in de camera
(pagina 38).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 40).
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land
waar de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer 130 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1 Inlaat type
1 Insteek type
EX-Z60DX (meegeleverd met de USB slede)
1
2
3
Stopnok
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
2
SNELSTARTGIDS
21
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en [̈] om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [̆],
[̄], [̇] en [̈] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[̆] en [̄ ] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden.
Zie pagina 56 voor details.
[̆]
[̄]
[̇][̈]
[SET]
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
1
SNELSTARTGIDS
22
Opnemen van een beeld
Zie pagina 58 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm om het beeld te componeren en
druk daarna de sluitertoets half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en licht
de bedrijfsindicator groen op.
3.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
1
3
2
Bedrijfsindicator
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de
camera. Zie pagina 183 voor het formatteren van
een geheugenkaart.
SNELSTARTGIDS
23
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [̄] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [̇] en
[̈].
4.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [̆] en [̄].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 161 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [̇] en [̈] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 132 voor details.
VOORBEREIDINGEN
24
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing
gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
digitale ruis
Betekenis:
De CASIO EX-Z60/EX-Z60DX
digitale camera
De plaats waar de camera op
het ogenblik beelden opslaat
die u opneemt (pagina 59)
De NP-20 oplaadbare lithium-
ion accu
Kleine spikkels of sneeuw in
het opgenomen beeld of op het
beeldscherm waardoor het
beeld er korrelig uitziet.
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
VOORBEREIDINGEN
25
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie locaties betreffen.
Het ingebouwde geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 217 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
1 Sluitertoets
2 Spanningstoets
3 Zelfontspannerindicator
4 Microfoon
5 Lens
6 Flitser
5
3
4
2
1
6
VOORBEREIDINGEN
26
Achterkant Onderkant
G Stopnok
H Geheugenkaartsleuf
I Accudeksel
J Accuvak
K USB/AV aansluiting
L Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
M Luidspreker
7 Bedrijfsindicator
8 Zoomtoets
9 Polsriemring
0 [ ]
(PLAY weergave)
toets
A [ ] (REC opname) toets
B [̆][̄][̇][̈] toetsen
C Insteltoets [SET]
D [BS] (BEST SHOT) toets
E [MENU] toets
F Beeldscherm
:
A
9
B
F
8
7
E
D
C
[̆]
[̄]
[̇][̈]
[SET]
I
H
JKLM
G
VOORBEREIDINGEN
27
1
2
3
Lithium-ion acculader (EX-Z60)
1 [CHARGE] (oplaad)
indicator
2 Contactpunten
3 Netadapter
USB slede (EX-Z60DX)
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 40)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 152).
Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
157).
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 194)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(paginas 203, 212)
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-32). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
VOORBEREIDINGEN
28
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Fototoets [PHOTO]
5 Oplaadindicator [CHARGE]
Achterkant Voorkant
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 [ ] (USB poort)
8 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
6
7
8
5
1
2
4
3
VOORBEREIDINGEN
29
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefunctie (REC)
Indicators op het scherm
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 120).
3 Witbalansindicator
(pagina 92)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 71)
Auto Flash
(automatisch flitsen)
Flash Off (flitser uit)
Flash On (flitser aan)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het
rode ogen effect
verschijnt tijdelijk
wanneer u Auto flash
(automatisch flitsen)
selecteert als de flitsfunctie
en verdwijnt daarna.
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 82)
Autofocus
AWB
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u Auto (automatisch)
selecteert met de
toetsaanpassingsfunctie
(pagina 120).
4 Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 95)
Geen Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
Doorlopende sluiter
met flits
5 Zelfontspanner
(pagina 76)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
I
H
81
35
F
9
D
C
B
A
E
2 467
0
G
VOORBEREIDINGEN
30
LET OP
Bij een lensopening, sluitersnelheid of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 122) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving
6 Opnametypes
Automatische opname
(Auto recording)
BEST SHOT
easy
Film
Spraakopname
(Voice Recording)
7 Meetfunctie indicator
(pagina 126)
Geen Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 79)
9 Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 61, 249)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 112)
0 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 80)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 111)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
A ISO gevoeligheid
(pagina 125)
B Lensopeningwaarde
(pagina 61)
C Sluitersnelheidwaarde
(pagina 61)
D Datum en tijd
(pagina 175)
E EV waarde (pagina 90)
F Accucapaciteit
(pagina 43)
G Histogram (pagina 117)
H Anti-trilindicator
(pagina 102)
I Scherpstelkader
(pagina 60)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
32
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 79)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 111)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 125)
7 Lensopeningwaarde
(pagina 61)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina 61)
9 Datum en tijd
(pagina 175)
0 Meetfunctie indicator
(pagina 126)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
A Witbalansindicator
(pagina 92)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 71)
Flash On (flitser aan)
Flash Off (flitser uit)
Soft Flash (milde flits)
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnametypes
Automatische opname,
easy
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 43)
E Histogram (pagina 117)
F EV waarde (pagina 90)
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
VOORBEREIDINGEN
33
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [̆] (DISP) verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefunctie (REC)
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
VOORBEREIDINGEN
34
BELANGRIJK!
Door indrukken van [̆] (DISP) zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
U kunt het beeldscherm enkel m.b.v [̆] (DISP)
uitschakelen wanneer de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is bij spraakopname. U kunt het
beeldscherm tijdens andere opnamefuncties niet
uitschakelen.
Door indrukken van [̆] (DISP) tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [̆] (DISP) tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
VOORBEREIDINGEN
35
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-20) van stroom voorzien.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
EX-Z60 eigenaren: Lees de informatie te beginnen met
deze pagina.
EX-Z60DX eigenaren: Lees de informatie te beginnen
vanaf pagina 40.
EX-Z60 (meegeleverd met de oplaadeenheid)
Opladen van de accu
1.
Zet de accu met de positieve en negatieve
aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats
en plaats dan de lithium-ion accu op de
acculader.
T
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve
contactpunten in de juiste richting wijzen en monteer
dan de accu op de acculader. Merk op dat de accu
niet goed opgeladen wordt als hij niet correct
aangebracht is op de acculader.
VOORBEREIDINGEN
36
2.
Steek de stekker van de acculader in het
stopcontact.
Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood
oplichten.
Het opladen duurt ongeveer 90 minuten.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Netsnoer
Acculader
LET OP
De acculader is ontworpen voor gebruik met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning.
Merk echter op dat de vorm van de stekker van het
netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van
aanschaf. Mocht u van plan zijn de acculader te
gebruiken op een plaats waar het stopcontact afwijkt
van dat in uw eigen land, vervang dan het netsnoer
door een geschikt netsnoer dat meegeleverd werd
met de camera of door een los verkrijgbaar netsnoer
dat geschikt is voor het stopcontact van dat land.
VOORBEREIDINGEN
37
BELANGRIJK!
Als de accu of de acculader bijzonder heet of koud
wordt wanneer u begint met opladen of als deze heet
worden tijdens het opladen, dan zal de acculader in
standby gaan staan hetgeen aangegeven wordt
wanneer de oplaadindicator [CHARGE] uitgaat. Het
opladen wordt voortgezet wanneer de temperatuur
terugkeert binnen het toelaatbare temperatuurbereik
hetgeen aangegeven wordt wanneer de
oplaadindicator [CHARGE] rood oplicht.
Wanneer een accu opgeladen wordt terwijl ze nog
steeds warm is juist na afnemen van de camera kan
er toe leiden dat deze slechts gedeeltelijk wordt
opgeladen. Geef de accu tijd om af te koelen voordat
u deze gaat opladen.
Accus lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de
camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom
wordt het aanbevolen dat u accus oplaadt juist
voordat u ze nodig heeft.
Het opladen van de camera accu kan storing
veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio.
Is dit het geval steek de stekker van de
oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich
verder weg bevindt van de televisie of de radio.
Vuile contactpunten van de oplader en/of accu
aansluitingen kunnen opladen in het geheel
onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en
aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek
om ze schoon te houden.
3.
De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer het
opladen voltooid is.
4.
Trek de stekker van de acculader uit het
stopcontact en verwijder de accu nadat het
opladen voltooid is.
Trek de stekker van de acculader altijd uit het
stopcontact en verwijder de accu wanneer u de
eenheid niet gebruikt voor het opladen.
VOORBEREIDINGEN
38
Inleggen van de accu
1.
Schuif het accudeksel aan de onderkant van
de camera, in de door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
2.
Houd de stopnok in de richting van de pijl
terwijl u de accu met het EXILIM logo naar
boven (in de richting van het beeldscherm) in
de camera schuift.
NP-20
Stopnok
(–) markering
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
VOORBEREIDINGEN
39
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-20 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer stevig
aangesloten is op het stopcontact en op de
acculader.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
VOORBEREIDINGEN
40
EX-Z60DX (meegeleverd met de USB slede)
Inleggen van de oplaadbare accu
Volg de procedure op pagina 38 om een lithium-ion accu
(NP-20) in de camera te laden.
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
Netadapter
5,3V
gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
VOORBEREIDINGEN
41
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
Oplaadindicator
[CHARGE]
De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
Het kost ongeveer 130 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
VOORBEREIDINGEN
42
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
VOORBEREIDINGEN
43
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
BELANGRIJK!
Zie pagina 252 voor informatie betreffende de
levensduur van de batterijen.
Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator indicator een lager niveau
aangeven tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan
tijdens de opnamefunctie (REC). Dit is normaal en
duidt niet op een defect.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
VOORBEREIDINGEN
44
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 71 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 51)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
45
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 38).
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu, de acculader en de USB
slede.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-20 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik om de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-20 op te laden enkel de acculader (BC-11L) of de
USB slede (CA-32) die met de camera meegeleverd
is. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen.
VOORBEREIDINGEN
46
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORBEREIDINGEN
47
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze lithium-ion accu is enkel bedoeld voor gebruik
met een CASIO digital camera. Zie de
gebruiksaanwijzing van de camera voor nadere details
over met welke cameramodellen deze accu kan
worden gebruikt.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Hoewel de feitelijke levensduur van accus afhangt van
de omgeving waarin ze worden gebruikt, kunt u de
verwachting koesteren dat ze ongeveer 500 maal
kunnen worden opgeladen voordat ze aan vervanging
toe zijn.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
VOORBEREIDINGEN
48
Voorzorgsmaatregelen voor de acculader
(EX-Z60)
Steek de stekker van de acculader nooit in een
stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de
acculader aangegeven voltage. Dit kan namelijk gevaar
op brand, defecten en elektrische schok met zich
meebrengen.
Steek de acculader nooit in het stopcontact of haal hem
er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk gevaar
op elektrische schok met zich meebrengen.
Steek de acculader niet in een stopcontact of
verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en
elektrische schok met zich meebrengen.
Tijdens het gebruik kan de acculader ietwat warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Trek de acculader uit het stopcontact wanneer u hem
niet gebruikt.
Let er op dat de acculader zich altijd op een vlakke en
stabiele ondergrond bevindt wanneer u hem gebruikt
voor het opladen.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter (EX-Z60DX)
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het voltage
verschilt van het op de netadapter aangegeven voltage.
Dit kan namelijk het gevaar op elektrische schok met
zich meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die met
deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het netsnoer
doorgesneden wordt of beschadigd raakt, plaats er
geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt
van hitte. Een beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig
of draai het niet te veel en trek er niet te hard aan. Dit
brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische
schok met zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit
kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan
overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en
elektrische schok met zich mee.
Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken
(met een blootliggende interne bedrading) neem dan
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een beschadigd
netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand
en elektrische schok met zich mee.
VOORBEREIDINGEN
49
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden.
Water breng het risico op brand en elektrische schok
met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop
de netadapter. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand
functie kan de netadapter warm worden. Dit is normaal
en duidt niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer
u hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met
zich meebrengen.
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De bedrijfsindicator licht even groen op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets Bedrijfsindicator
[ ] (REC) (opname)
[ ] (PLAY) (weergave)
VOORBEREIDINGEN
50
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 178
voor details.
VOORBEREIDINGEN
51
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [̇] en [̈] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [̈].
5.
Verander m.b.v. [̆] en [̄] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 52)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
52
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
Terwijl een diashow aan de gang is (EX-Z60DX)
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
[ ][ ]
VOORBEREIDINGEN
53
2.
Druk op [MENU].
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
[MENU]
[̈]
[SET
]
[̆]
[̇]
[̄]
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [̄].
Druk op [̆].
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̈] of druk op
[SET].
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [SET].
Druk op [̇].
Druk op [MENU].
VOORBEREIDINGEN
54
3.
Druk op [̇] of [̈] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [̆] en [̄]
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [̈].
In plaats van [̈] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het “Focus”
item
(sherpstellen)
te selecteren.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4*.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [̇].
1.
Druk op [
̇
].
2. Gebruik [
̆
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
* Bij indrukken van [̇] tijdens de gemakkelijke functie
(pagina 63) wordt de instelling uitgeoefend en het
instelscherm verlaten zonder terug te gaan naar de
functieselectie in stap 4.
BELANGRIJK!
Zie Menureferentie op pagina 235 voor meer
informatie aangaande menus.
Door inschakelen van de gemakkelijke functie
(pagina 63) wordt de inhoud van het display
veranderd naar vier menu items elk met letters van
een groter formaat. De gemakkelijke functie toont
ook eenvoudige in-beeld hulp.
VOORBEREIDINGEN
55
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 30 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera (EX-Z60DX)
verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 176) of de klok (pagina 172)
afzonderlijk te veranderen.
De tijd- en datuminstelling wordt gebruikt door de
tijdafstempelingfunctie en de DPOF
datumafstemeping (pagina’s 130, 188).
VOORBEREIDINGEN
56
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇],
en [̈] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [̆], [̄], [̇],
en [̈] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [̆] en [̄]om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
VOORBEREIDINGEN
57
6.
Gebruik [̆] en [̄]
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [̆] en [̄].
Druk op [̇] en [̈].
Druk op [BS].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon,
zelfontspannerindicator of de lens.
Flitser Zelfontspannerindicator
Lens
Microfoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
59
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Er bevindt zich een luidspreker aan de onderkant
van de camera. Het geluid tijdens werking en andere
geluiden zullen moeilijk te horen zijn als u de
luidspreker afdekt met uw hand terwijl u de camera
vasthoudt.
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 180)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 183).
Luidspreker
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
60
2.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op
dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik
van de camera hangt af
van de
scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 82).
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnen het beeld en de automatische
opname icoon ( ) op het beeldscherm en wordt de
op dat moment geselecteerde opnamefunctie
ingeschakeld. Mocht de automatische opname icoon
( ) niet getoond worden, volg dan de procedure op
pagina 97 om het Auto decor te selecteren.
Hierdoor zou de automatische opname icoon moeten
verschijnen.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
3
N
06
06
/
12
12
/
24
24
12
12
:
38
38
6
Scherpstelkader
Automatische
opname icoon
[ ]
Spanningstoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
61
Sluitertoets
3.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de ISO
gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op
het beeld door naar
het scherpstelkader
en de
bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende
sluiterfunctie
Datum en tijd
Zelfontspanner
Meetfunctie indicator
Opnametypes
EV verschuiving
Geheugencapaciteit
(Snapshots)
Beeldkwaliteit
(Snapshots)
Beeldgrootte
(Snapshots)
Bedrijfsindicator
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde
*
1
Sluitersnelheidwaarde
*
2
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
62
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
4.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(paginas 79, 80, 249).
BELANGRIJK!
Wanneer de Quick Shutter (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 84),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Sluitertoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
63
Gebruiken van de easy functie
De easy functie elimineert problematische
basisinstellingen. Deze functie wordt aanbevolen voor
diegenen die nog niet goed bekend zijn met digitale
beeldopname.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [̇]
en [̈].
3.
Selecteer easy Mode (gemakkelijke functie)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Selecteer On (aan) d.m.v. [̆] en [̄] en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de easy functie ingeschakeld en
verschijnt in het beeldscherm.
5.
Voer samenstelling van het beeld uit op het
beeldscherm zodat het onderwerp zich binnen
het scherpstelkader bevindt.
6.
Druk de sluitertoets halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Het scherpstelkader wordt groen en de
bedrijfsindicator gaat groen branden wanneer het
scherpstellen voltooid is.
7.
Zorg er voor dat goed scherpgesteld is en
druk de sluitertoets vervolgens geheel in om
op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
64
Gebruiken van het easy functiemenu
Tijdens de easy functie beperkt het menudisplay zich tot
instellingen voor de flitser, de zelfontspanner, de
beeldgrootte en de easy functie. Alle andere instellingen
wordt automatisch ingesteld op vooringestelde optimale
waarden.
1.
Druk op [MENU].
Het easy menu laat de
tekst groter zien dan bij
de standaard menus.
2.
Selecteer het gewenste menu item d.m.v. [̆]
en [̄] en druk daarna op [SET].
* De onderstreepte items geven de oorspronkelijke
default instellingen aan.
Zie de volgende hoofdstukken voor volledige details
aangaande de instellingen van Flash (flitser), Self-
timer (zelfontspanner) of Image Size
(beeldformaat).
Gebruiken van de flitser (pagina 71)
Gebruiken van de zelfontspanner (pagina 76)
Specificeren van de beeldgrootte (pagina 79)
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
Verkrijgbare instellingen:
(Automatisch flitsen) / (Flitser aan) /
(Flitser uit)
(10-seconde zelfontspanner) /
(Uit)
/ /
(aan) / (uit)
Menu item:
Flash
(Flitser)
Self-timer
(Zelfontspanner)
Image Size
(Beeldgrootte)
easy Mode
(gemakkelijke
functie)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
65
Hieronder volgen de instellingen die u kunt
selecteren voor de easy Mode (gemakkelijke
functie).
In-beeld pop-up helptekst voorziet in een korte
verklaring van elke instelling.
4.
Selecteer nadat u de gewenste instelling heeft
gemaakt Exit Menu (menu verlaten) en druk
daarna op [SET].
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede (EX-Z60DX) terwijl de bedrijfsindicator
groen aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet
enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de
reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook
beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als Auto
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 125). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
Selecteer deze instelling:
(aan)
(uit)
Om dit te doen:
In de easy Mode (gemakkelijke
functie) blijven zonder over te
schakelen naar een ander
opnametype
Overschakelen van van de easy
Mode (gemakkelijke functie)
naar een standaard opnametype
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
66
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl Auto (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
125). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 71).
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 89) of handmatige
scherpstelling (pagina 88).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
67
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefunctie
(REC).
Bepaalde niveaus van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
110).
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC) op
de zoomtoets om de
zoomfactor te
veranderen.
Zoomtoets
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
68
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (paginas 83, 86, 88).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 110).
Druk op deze kant van de
zoomtoets:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
69
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens de
opnamefunctie (REC)
de telefoto ( ) zijde
van de zoomtoets
ingedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 70). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
1X 3X 12X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X 12X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (Date (datum) of Date&Time
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 130).
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
72
Flitser aan (Flash On)
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Milde flits (Soft Flash)
Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl Auto
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heeft (pagina 125).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
73
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de bedrijfsindicator te checken.
* Bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de
bedrijfsindicator:
Knippert oranje
Brandt of knippert
groen *
1
*1 Knippert groen wanneer het beeld niet scherp is
tijdens gebruik van de automatische scherpstelfunctie
(autofocus) of de macrofunctie.
Bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer de
flitser klaar is om te flitsen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
76
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [̈].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op
[SET].
Als Off (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
77
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
Size (afmetingen) en Quality (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
1sec op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
78
5.
Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de
zelfontspannerindicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de Zelfontspannerindicator aan het
knipperen is.
LET OP
De 2 sec instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (Business Cards and
Documents (visitekaartjes en documenten),
Whiteboard, etc. (witbord, enz.), Old Photo (oude
foto)) en de filmopname functies
Zelfontspannerindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
79
Specificeren van de beeldgrootte
Beeldgrootte is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
beeldpunt is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
fotos. Zie pagina 111 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [̈].
* M betekent Mega.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail
6M*
6M
(3:2)
4M
3M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
2816
×
2112
2816
×
1872
(3:2)
2304
×
1728
2048
×
1536
1600 × 1200
640
×
480
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
80
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte (6M) te gebruiken. Gebruik een kleinere
beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen.
Door de “2816
×
1872 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 111 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
Hierdoor verschijnt de
scherpstelindicator in
het display.
BELANGRIJK!
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 120)
gebruiken om de scherpstelfunctie over te schakelen
telkens wanneer u op [̇] en [̈] drukt terwijl u een
snapshot of een film aan het opnemen bent.
Om dit te doen:
De scherpstelling automatisch
bijstellen
Autofocus kan tijdens filmopname
niet worden geselecteerd.
Close-up opname
Tijdens filmopname gebruikt de
macrofunctie een vast ingestelde
scherpstelling die geoptimaliseerd
is voor macro-opname.
Selecteer deze
instelling:
(Autofocus)
Macro (Close-up)
Om dit te doen:
Scherpstelte ingesteld op een
bepaalde onderwerpafstand
Opnemen met oneindig
Met de hand scherpgesteld
opnemen
Selecteer deze
instelling:
(Panfocus)
(Oneindig)
(Handmatig
scherpstellen)
Scherpstelfunctie indicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
83
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
5.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
4.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te
bekijken.
Scherpstelkader
Bedrijfsindicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
85
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 89).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Als de
sluitertoets halverwege ingedrukt wordt,
zullen alle scherpstelkaders van de
negen scherpstelpunten waarop
scherpgesteld is groen worden.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfotos.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
ScherpstelkaderScherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
86
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 10 cm – 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Focus” (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer “ Macro” d.m.v. [̆] en [̄ ] en
druk op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 84).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 67) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: ȚȚ cm – ȚȚ cm
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
lensschaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Tijdens filmopname gebruikt de macrofunctie een
vast ingestelde scherpstelling die geoptimaliseerd is
voor macro-opname.
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
87
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
De scherpstelafstand verschijnt op het beeldscherm
als u de sluitertoets halverwege indrukt.
Voorbeeld: ȚȚ m ȚȚ m
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] en druk op
[SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
88
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Focus (scherpstellen) en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer d.m.v.
[̆] en [̄] en druk op
[SET].
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te geven
dat gebruikt wordt voor
handmatig scherpstellen.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig ()
60 cm tot oneindig ()
4.
Druk op [SET].
5.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u [̇]
en [̈] om scherp te
stellen.
Door op [̇] of [̈] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
Als u de scherpstelling van het vergrootte beeld niet
bijstelt, wordt automatisch teruggegaan naar stap 3.
Mocht dit gebeuren en u nog steeds de scherpstelling
wilt bijstellen, druk dan op [SET] om het vergrootte
beeld opnieuw op het display te verkrijgen.
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [̇].
Druk op [̈].
Kader
Handmatige scherpstelstand
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
89
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
6.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
67) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF ȚȚ cm
* ȚȚ wordt vervangen door de feitelijke
scherpstelbereikwaarde.
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
90
ISO50
ISO50
F3.1
F3.1
1
/
1000
1000
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: 2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer EV
Shift (EV
verschuiving) en druk
dan op [̈].
Hoofdonderwerp
Belichtingscompensatiewaarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
91
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[̆] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[̄] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 126) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 120) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 117).
EV waarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
92
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
Quality (kwaliteit)
tab, selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie Handmatig
configureren van de witbalans
(pagina 93)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
N
D
Manual (handmatig)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
93
LET OP
Wanneer Auto (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 120)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [̇] of
[̈] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer
AWB
Auto WB om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 122) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de Auto stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een Quality (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens White Balance
(witbalans) en druk daarna op [̈].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
94
3.
Gebruik [̆] en [̄] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap Complete op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Wit papier
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Portrait (Portret) Scenery (Landschap)
Night Scene
(Nachtdecor)
Night Scene Portrait
(Avondportret)
1.
Druk tijdens de
opnamefunctie (REC)
op [BS] (BEST SHOT).
Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors toont.
Naast de snapshotdecors is er een filmdecor en een
spraakopnamedecor.
De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
Het op dat moment geselecteerde voorbeelddecor is
het decor met het selectiekader erom heen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie fotos te maken.
Voorbeeld achtergronden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
99
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op de zoomtoets.
Hierdoor wordt het
voorbeelddecor getoond
dat geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
Druk nogmaals op de
zoomtoets om terug te
keren naar het 12-
decorscherm.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
100
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [̆], [̄],
[̇] en [̈ ] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [̇] en [̈]
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[̇] en [̈] en druk vervolgens op [SET].
Door op [MENU] te drukken wordt overgesprongen
naar het eerste voorbeelddecor (Auto).
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
101
LET OP
De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, AF
gebied, meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent,
filter, scherpte, verzadiging en contrast.
Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenus te tonen.
BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die SCENE heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het
formaat UEZ60nnn.JPE waar nnn een waarde is
vallend tussen 000 en 999.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 97 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de U indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 179) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
102
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben
op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote
afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp of als als de plaats van opname
slecht verlicht is.
1.
Voer één van de onderstaande procedures uit
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS] (BEST
SHOT).
2. Selecteer d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈] het Anti Shake
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Druk op de zoomtoets om over te schakelen
van het 12-decorscherm naar het
voorbeelddecor.
3.
Gebruik [̇] en [̈] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4.
Druk op [̄] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
5.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [̆] en [̄].
6.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
7.
Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
103
BELANGRIJK!
De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer Auto (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de
anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u
de ISO gevoeligheid te veranderen naar Auto
(automatisch) (pagina 125).
Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
De anti-trilfunctie kan de effecten van
handbewegingen en bewegen van het onderwerp
mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te
heftig zijn.
De anti-trilfunctie is uitgeschakeld tijdens
filmopname.
De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij
bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval
zijn, gebruik dan een statief om de camera te
stabiliseren.
Hoewel (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op
het beeldscherm terwijl de flitsinstelling op Auto
Flash (automatisch flitsen), Flash On (flitser aan)
of Soft Flash (milde flits) staat, is de anti-trilfunctie
in werkelijkheid uitgeschakeld.
Gebruiken van het menuscherm
1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2. Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Anti
Shake (anti-tril) en druk daarna op [̈].
3. Selecteer de Auto (automatisch) instelling d.m.v.
[̆] en [̄] en druk daarna op [SET].
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is
(pagina 30).
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
104
BELANGRIJK!
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer Auto
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar Auto
(automatisch) (pagina 125).
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
Terwijl de flitsinstelling op Auto Flash (automatisch
flitsen), Flash On (flitser aan) of Soft Flash (milde
flits) staat, is de functie voor hoge gevoeligheid
uitgeschakeld.
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het High Sensitivity (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
105
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [̆], [̄], [̇] en [̈] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat alle
onderwerpen in het beeld
weergeeft die kwalificeren
als kandidaten voor
keystone (hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 247) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de keystone functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
4.
Selecteer m.b.v. [̇] en [̈] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
107
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. [̆]
en [̄] en druk op
[SET].
Door Cancel (annuleren)
te selecteren i.p.v.
Correct (corrigeren)
wordt het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen in het geheugen.
BELANGRIJK!
Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt
met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan het onderwerp niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Herstellen van een oude foto
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Voordat u probeert een oude foto te
herstellen
Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen
zich binnen het beeldscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak
van de oorspronkelijke foto.
Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er
dan op dat u de compositie van het beeld met de camera
opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
108
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten
opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het
opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er
tegen over. Dit wordt keystone genoemd hetgeen
veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de
cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van
de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet
er langer uit terwijl de zijde verder weg van de
camera er juist korter uit ziet. Automatische
keystone correctie compenseert automatisch voor
deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er
normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit
een hoek.
Opnemen van een oude foto
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer Old Photo d.m.v. [̆], [̄], [̇] en
[̈] en drukt vervolgens op [SET].
3.
Druk op de
sluitertoets en neem
het beeld op.
Hierdoor wordt een
correctie
bevestigingsscherm
weergegeven en het
oorspronkelijk
opgenomen beeld
opgeslagen. Een
foutlezing verschijnt
(pagina 247) zonder
weergave van het
correctie
bevestigingsscherm als
de camera niet in staat is
het contour van de foto te
vinden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
110
BELANGRIJK!
Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van
een oude foto. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan een foto niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
De maximale beeldgrootte voor het opnemen van
een oude foto is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs
wanneer de camera geconfigureerd is voor een
grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een
beeldgrootte kleiner dan 1600
×
1200 beeldpunten
worden beelden opgenomen bij de op dat moment
gespecificeerde grootte.
Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen
van de kleuren niet tot de gewenste resultaten
leiden.
Opnemen van een film
U kunt films opnemen met geluid. De enige beperking die
geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het
geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een
instelling voor de resolutie selecteren die tegemoet komt
aan uw eisen.
Bestandformaat: Motion JPEG AVI formaat
Maximale filmlengte
De enige beperking die geldt voor de lengte van de
film is de hoeveelheid van het geheugen die
beschikbaar is voor opslag.
Filmbestandgrootte
(naar benadering, voor een film van 1 minuut):
72,8 MB (kwaliteitsinstelling: HQ (hoge kwaliteit))
43,6 MB (kwaliteitsinstelling: Normal (normaal))
17,5 MB (kwaliteitsinstelling: LP (lange weergave))
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
111
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een beeldpunt is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [̇] en [̈] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (640
×
480
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
10,2 megabits
per seconde
6,1 megabits
per seconde
2,45 megabits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
114
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is .JPG.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om On (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door Off (uit) te selecteren.
4.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
115
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De bedrijfsindicator gaat groen knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het opnemen van fotos met geluid wordt niet
ondersteund (het geluid wordt niet ondersteund) bij
de volgende types opname. X3 zelfontspanner
opname (drievoudige zelfontspanner), doorlopende
sluiteropname bij normale snelheid, doorlopende
sluiteropname bij hoge snelheid, doorlopende
sluiteropname met flitser.
Opnemen van spraak
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Circa 25 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
116
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [BS]
(BEST SHOT).
2.
Selecteer het Voice
Recording
(spraakopname) decor
d.m.v. [̆], [̄], [̇] en
[̈] en druk daarna op
[SET].
Bij selectie van het
Voice Recording
(spraakopname) decor
verschijnt op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de bedrijfsindicator gaat
groen knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [̆] (DISP) te
klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 157 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
4.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
117
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook post-opname uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 154 voor meer informatie.
Gebruiken van het histogram
U kunt [̆] (DISP) gebruiken voor het tonen van een histogram
op het beeldscherm (pagina 33). Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een
opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
118
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 120) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [̇] of [̈] drukt tijdens de
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 90).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs geheel
verduisterd worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
119
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos) aangegeven.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
120
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Tijdafstempeling
Terugstellen van de camera (reset)
Toewijzen van functies aan de [̇] en [̈]
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de [̇]
en [̈] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [̇] en [̈] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [̈].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
121
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [̇] of [̈] toetsen te drukken.
Scherpstellen (pagina 82)
EV verschuiving (pagina 90)
Witbalans (pagina 92)
ISO (pagina 125)
Zelfonspanner (pagina 76)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [̇] en [̈] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. U kunt echter de
instelling van de ISO gevoeligheid niet veranderen
tijdens de filmopname. De enige instelling die u kunt
veranderen terwijl het opnemen van een film
plaatsvindt is de EV verschuiving.
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
122
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) (pagina 30).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnametype, EV verschuiving.
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor de
scherpstelfunctie, EV verschuiving, witbalans en
zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de Focus
(scherpstelling) EV Shift (EV verschuiving), de Self-
timer (zelfontspanner) en White Balance (witbalans)
toegewezen is aan de [̇] en [̈] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 120).
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [̈].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
123
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de BEST SHOT functie
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
BELANGRIJK!
De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help)
uitgeschakeld is.
Flitsericoon (pagina 71)
Scherpstelicoon (pagina 82)
Witbalansicoon
AWB
(pagina 92)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
124
Functie
BEST SHOT*
1
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
BEST SHOT functie
uitgeschakeld
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
*1 Specificeert of het starten uitgevoerd wordt met selectie
van het BEST SHOT decor zoals dat is. Wanneer de
camera ingeschakeld is, wordt gestart met het laatst
gebruikte BEST SHOT decor maar bij uitschakelen
wordt gestart met de automatische status.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Memory (geheugen) en druk vervolgens op
[̈].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [̆] en [̄] en druk vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
125
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor Zoom Position (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer ISO en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
126
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
Voor de ISO gevoeligheid wordt de Auto
(automatisch) instelling altijd gebruikt voor het filmen
van een film, ongeacht de huidige instelling van de
ISO gevoeligheid.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 120)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [̇] of [̈] drukt.
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Metering (meten) en druk op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk daarna op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
127
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden in
overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt
de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af.
Dit type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te worden
beïnvloed door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
90) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar Multi (multi-patroon meten).
Wanneer Multi (multi-patroon meten) geselecteerd
is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert
naar het opnamefunctie (REC) informatiedisplay
(pagina 30).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
128
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Filter (filter) en druk daarna op
[̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Sharpness (scherpte) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
129
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Saturation (verzadiging) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Quality (kwaliteit) tab,
selecteer Contrast en druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
130
Foto’s met datumafstempeling
U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (basisinstelling) tab en
selecteer Timestamp (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer d.m.v. [̆] en [̄] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren
:
Opnamedatum (2006/12/24)
Opnamedatum en –tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Niets
Selecteer deze
instelling:
Date (datum)
Date&Time
(datum&tijd)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto
gestempeld is, kunt u de informatie niet meer
uitwissen.
Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina
173).
De opnamedatum en –tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (pagina’s 56, 172) wanneer de foto
opgenomen werd.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum&tijd)) ingeschakeld is (pagina 69).
Datumafstempeling wordt niet ondersteund bij de
volgende types beelden.
Beelden die opgenomen zijn met bepaalde BEST
SHOT scenes (“Business Cards and Documents”
(visitekaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.”
(witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto))
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
131
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 235.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [̈].
3.
Gebruik [̆] en [̄] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
BELANGRIJK!
De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 236).
Thuistijd instelling
Wereldtijd insteling
Tijdinstelling
Date Style (datumopmaak)
Language (taal)
Video Out (video uitgang)
WEERGAVE
132
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [̈] (voorwaarts) of [̇] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [̇] of [̈] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
[ ]
WEERGAVE
133
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [̇] en [̈] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [̇] of [̈] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [̄] en gebruik [̆]
en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
WEERGAVE
134
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Druk op de zoomtoets
( ) om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [̆], [̄], [̇] en [̈]
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
135
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [̈].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
* M betekent Mega.
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2048
×
1536
1600
×
1200
640
×
480
3M
2M
VGA
WEERGAVE
136
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640
×
480 beeldpunten en kleinere
beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 148), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[̇] en [̈ ] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [̈].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
WEERGAVE
137
4.
Gebruik de zoomtoets om op het beeld in te
zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [̆], [̄], [̇], en [̈] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 148), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
WEERGAVE
138
Keystone correctie
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (1600
×
1200
beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [̇] en [̈] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Keystone (keystone correctie) en druk
daarna op [̈].
Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [̇] en
[̈] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
WEERGAVE
139
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude fotos, enz.
Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (1600
×
1200 beeldpunten)
opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [̇] en [̈] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Color Correction (kleurcorrectie) en druk
daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste foto d.m.v. [̇] en [̈]
en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600
×
1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (gecorrigeerde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 148).
WEERGAVE
140
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (herstelde) versie
van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen
was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 148).
LET OP
Zie Herstellen van een oude foto op pagina 107 als
u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
Selecteer Cancel (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5.
Maak het trimkader groter of kleiner m.b.v. de
zoomtoets.
Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6.
Verplaats d.m.v. [̆], [̄], [̇], en [̈] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
WEERGAVE
141
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [̇] en [̈] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [̇] of [̈].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [̇] of [̈].
Druk op [MENU]
Druk op [̄] en gebruik
[̆] en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Druk op de zoomtoets
( ).
Gebruik [̆], [̄], [̇], [̈].
WEERGAVE
142
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 3,5 maal van de normale
afmetingen inzoomen.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
WEERGAVE
147
5.
Toon d.m.v. [̇] en [̈] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u 9 frames (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u 1 frame (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
zoomtoets ( ).
Hierdoor wordt het 9-beelden scherm getoond. Het
beeld dat het laatst op het display getoond wordt, zal
weergegeven worden met een selectiekader er om
heen.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Bij een filmbestand (pagina 141) wordt
weergegeven aan de boven- en aan de onderkant
van het beeldscherm.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 156).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet door deze camera kunnen
worden weergegeven.
WEERGAVE
148
2.
Gebruik [̆], [̄], [̇] en
[̈] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [̈] te drukken terwijl
het selectiekader zich in
de rechterkolom bevindt
of op [̇] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom
bevindt, wordt doorgebladerd naar het
volgende scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
123
456
789
10 11 12
13 14 15
16 17 18
19 20
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[̆], [̄], [̇], [̈] of de sluitertoets te drukken
wordt een volledige versie op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) tweemaal op de
zoomtoets ( ).
U kunt de kalender ook
weergeven door op
[MENU] te drukken, de
PLAY tab te
selecteren, Calendar
(kalender) te selecteren
en vervolgens op [̈] te
drukken om de kalender
weer te geven.
Volg de procedure onder Veranderen van de
datumopmaak op pagina 173 om het datumformaat
te specificeren.
Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand
is het eerste bestand dat op die datum was
opgenomen.
Datumselectiecursor
Jaar/Maand
Selectiekader
WEERGAVE
152
Gebruik van de fotostandaardfunctie
(EX-Z60DX)
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 149 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer Start en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [̄] te drukken en daarna [̆] en [̄] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
[PHOTO]
WEERGAVE
153
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op [̈].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [̇] en [̈] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
4.
Gebruik [̆] en [̄] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
WEERGAVE
154
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden, een beeld op het
kalenderscherm of een beeld waarop ingezoomd is
te roteren.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
WEERGAVE
155
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[̇] en [̈] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[̈].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[̇] en [̈ ] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [̈].
4.
Gebruik [̆] en [̄] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
WEERGAVE
156
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het
onderwerp weg is.
Nadat de geluidsopname
voltooid is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde fotos (pagina 164)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [̇] en [̈] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
Microfoon
WEERGAVE
157
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 116), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [̇] of [̈] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken (pagina 116).
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [̇] of [̈]
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [̄] en gebruik
[̆ ] en [̄].
Druk op [̆] (DISP).
Druk op [MENU].
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting.
1.
Voer de volgend stap uit om de camera op
een televisietoestel aan te sluiten.
EX-Z60
1 Sluit één uiteinde van de AV kabel die meegeleverd
is met de camera aan op de USB/AV aansluiting
van de camera en het andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Geel
(Video)
Wit
(Audio)
AV kabel
USB/AV aansluiting
Video
ingangsaansluiting
TV
WEERGAVE
158
EX-Z60DX
1 Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-ingangsaansluiting
van het televisietoestel.
2 Schakel de camera uit.
3 Zet de camera op de USB slede.
BELANGRIJK!
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
2.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
3.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]
Video
ingangsaansluiting
TV
WEERGAVE
159
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 178)
Power On (spanning aan) of Power On/Off
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Als u op de [PHOTO] toets van de slede drukt terwijl
de camera zich op de USB slede bevindt, wordt het
fotostandaard attribuut (pagina 152) geactiveerd en
worden beelden op het televisiescherm (EX-Z60DX)
getoond.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A)
gebruikt om de USB/AV aansluiting van de camera
direct te verbinden met de AUDIO IN aansluiting van
een televisietoestel (zonder de USB kabel te
gebruiken), kunt u opgenomen beelden op het
televisiescherm zien en het televisiescherm zelfs
gebruiken om beelden samen te stellen voordat u ze
opneemt.
LET OP
U kunt de camera aansluiten op een DVD recorder of
een videocassetterecorder om beelden van de
camera op te nemen. Sluit gewoonweg de AV kabel
die met de camera meegeleverd wordt aan op de
video ingangsaansluitingen en de audio
ingangsaansluitingen van de DVD recorder of de
videocassetterecorder in plaats van op uw
televisietoestel.
Na het tot stand brengen van de aansluitingen
kunt u een diashow van fotos en films weergeven
via de camera en ze opnemen op een DVD of een
videoband. U kunt films opnemen door de
Only (alleen ) instelling te selecteren als de
diashow Images (beelden) instelling (pagina
149).
Wis m.b.v. [̆] (DISP) alle indicator van het
beeldscherm (pagina 33) bij het opnemen van
beelden naar een extern toestel.
WEERGAVE
160
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens de opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
WISSEN VAN BESTANDEN
161
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 164).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
165).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 168 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [̄] ( ).
2.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “Delete” (wissen) te
selecteren.
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
162
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[̄] ( ).
2.
Gebruik [̆] of [̄] om “All Files Delete” (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om “Yes” (ja) te selecteren.
Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap “There are no files.” (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
163
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 31 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 217.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
164
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 161). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 183) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 179).
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [̈].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
165
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [̈].
3.
Gebruik [̆] of [̄] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt fotos van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 217) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320
×
240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de fotos altijd bij de hand
heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[̈].
BEHEER VAN BESTANDEN
166
3.
Gebruik [̆] of [̄] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [̆] of [̄] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [̆] en [̄] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
ANDERE INSTELLINGEN
177
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 192)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 192)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
178
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens de opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC)
terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
181
2.
Houd de
geheugenkaart
zodanig dat de
voorkant ervan in
dezelfde richting
wijst als het
beeldscherm van de
camera en schuif de
kaart dan
voorzichtig in de
kaartgleuf. Schuif
de kaart geheel in
totdat deze met een
klikgeluid stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
184
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
186
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [̆] of [̄] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [̇] of [̈] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [̆] of [̄] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
187
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 188) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 188)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 192) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
188
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 199,
220) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 209, 230) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
189
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [̆] en [̄].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [BS] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[̈].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [̇] en [̈].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
190
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk daarna op [̈].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [̆] en
[̄].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
5.
Druk op [BS] zodat On (aan) wordt getoond
om datumafstempeling voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [BS] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
192
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 188) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
Instellen van het protocol van de USB poort
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [̈].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [̆] en
[̄] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
194
EX-Z60DX
1.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
[ ] (USB poort)
Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
2.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
195
5.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [̆] en [̄]
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
Afdrukken van beelden
1.
Schakel de printer in.
2.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
3.
Voer één van de twee
onderstaande
bedieningshandelingen
uit afhankelijk van het
model camera.
EX-Z60: Schakel de
camera in.
EX-Z60DX: Druk op de
[USB] toets van de
slede.
Dit toont het afdrukmenu op het beeldscherm van de
camera.
4.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[̆] en [̄] en druk op [̈].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
196
7.
Gebruik [̆] en [̄] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 6, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
8.
Voer één van de volgende twee
bedieningshandelingen uit nadat het
afdrukken klaar is.
De EX-Z60: Schakel de camera uit en verbreek
daarna de aansluiting tussen de USB kabel en de
camera.
De EX-Z60DX: Druk op de [USB] toets van de USB
slede en schakel vervolgens de camera uit.
6.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [̆] , [̄].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [̇] en [̈].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 189 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [BS] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
197
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op
de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede (EX-Z60DX) nooit tijdens het
afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden
bij de printer.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Schakel datumafstempeling (Date (datum) of
Date&Time (datum&tijd)) (pagina 130) in voordat u een
beeld opneemt.
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 189)
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-tijdafstempelingdata (pagina 130)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande
deze functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de
winkel voordat u afdrukken laat maken.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
198
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
199
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na een USB aansluiting tot stand te hebben gebracht
tussen de camera en de computer, kunt u de computer
gebruiken om beelden in het bestandgeheugen te bekijken
en een kopie op te slaan op de harde schijf van de
computer of een ander opslagmedium. Om dit te
bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren
op de computer vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 209) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en
de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
200
BELANGRIJK!
EX-Z60: Als de accu tijdens het afdrukken leeg raakt,
kan het afdrukken tot een stilstand komen en
schakelt de camera zichzelf uit.
EX-Z60DX: Als de accu tijdens het afdrukken leeg
raakt terwijl u de netadapter niet gebruikt om de
camera van stroom te voorzien, kan het afdrukken
tot een stilstand komen en schakelt de camera
zichzelf uit. Het wordt aanbevolen de speciale
netadapter te gebruiken om de camera van stroom te
voorzien tijdens datacommunicatie.
Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde
geheugen van de camera over te sturen naar uw
computer, dient u er op te letten dat er geen
geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit
wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de
camera voordat u de computer aansluit.
Installeer de USB driver op uw computer
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
201
4.
Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
5.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
Windows 98SE/98 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP/2000/Me gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma)
toont.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
“Nedelands”.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
202
Breng een aansluiting tot stand tussen de
camera en de computer
EX-Z60 eigenaren: Lees de hieronderstaande informatie.
EX-Z60DX eigenaren: Lees de informatie te beginnen
vanaf pagina 203.
EX-Z60
1.
Let er op dat de accu in de camera voldoende
opgeladen is.
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de “Mass Storage”
(massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
USB poort
Aansluiting A
USB kabel (gebundeld)
USB/AV aansluiting
5.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB/AV aansluiting van de camera en op de
USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
203
6.
Schakel de camera in.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van
de camera of voor de geheugenkaart die in de
camera geladen is. U hoeft het USB
aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd)
niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het
programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer
zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of
de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een
USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
Hierdoor gaat de
bedrijfsindicator van de
camera groen gaan
branden.
Op dat moment zullen
sommige
besturingssystemen een
“Verwisselbare schijf”
dialoogvenster
weergegeven. Als uw
besturingssysteem dat
doet, sluit het
dialoogvenster dan.
EX-Z60DX
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
Bedrijfsindicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
204
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
[ ] (USB poort)
Aansluiting B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
206
Bekijk en kopiëer de gewenste beelden
1.
Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
2.
Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
3.
Dubbelklik de “DCIM” map.
4.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
5.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 217 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
153). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
207
LET OP
Mocht u reeds een map met de naam “DCIM”
hebben in de “Mijn documenten” map van uw
computer, dan kunt u de procedure in stap 6
hierboven volgen om de bestaande “DCIM” map uit
te wissen en te vervangen door de nieuw
opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande
“DCIM” map behouden, verander de naam van de
map of zet de map op een andere plaats voordat u
de nieuwe “DCIM” map opslaat.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
6.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Windows 2000, Me, 98SE, 98
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
208
7.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
EX-Z60
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Druk op de spanningstoets van de camera. Nadat u
zich er eerst van heeft overtuigd dat de
bedrijfsindicator van de camera niet groen brandt,
kunt u de aansluiting tussen de camera en de
computer verbreken.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB
kabel en de camera en schakel de camera pas
daarna uit.
EX-Z60DX
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
209
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Breng een aansluiting tot stand tussen de camera en
uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit (EX-Z60DX) terwijl
datacommunicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
210
BELANGRIJK!
Als u van plan bent bestanddata van het ingebouwde
geheugen van de camera over te sturen naar uw
Macintosh, dient u er op te letten dat er geen
geheugenkaart in de camera geladen is. Mocht dit
wel het geval zijn, haal dan de geheugenkaart uit de
camera voordat u uw Macintosh aansluit.
Breng een aansluiting tot stand tussen de
camera en uw Macintosh
EX-Z60 eigenaren: Lees de hieronderstaande informatie.
EX-Z60DX eigenaren: Lees de informatie te beginnen
vanaf pagina 212.
EX-Z60
1.
Let er op dat de accu in de camera voldoende
opgeladen is.
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [̈].
4.
Selecteer de “Mass Storage”
(massageheugen) m.b.v. [̆] en [̄] en druk
vervolgens op [SET].
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
211
5.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB/AV aansluiting van de camera en op de
USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
6.
Schakel de camera in.
Uw Macintosh ziet het bestandsgeheugen als een
drive.
Het uiterlijk van de drive-icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel (gebundeld)
USB/AV aansluiting
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
212
EX-Z60DX
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
CASIO COMPUTER CO.,LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome
Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
MA0602-B
100


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Casio EX-Z60 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Casio EX-Z60 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 6,24 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Casio EX-Z60

Casio EX-Z60 User Manual - English - 256 pages

Casio EX-Z60 User Manual - German - 256 pages

Casio EX-Z60 User Manual - Dutch - 256 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info