18
De Master-unit kan (afhankelijk van de configuratie) o.a.
bepalen of de master- of de slave-unit als leidende, c.q.
volg-unit moet werken. De rollen van leidende- en volg-
unit worden omgedraaid wanneer het verschil in draai-
uren van de beide units een te configureren waarde over-
schrijdt. Zo wordt gegarandeerd dat de draai-uren worden
geëgaliseerd.
De omschakeling tussen leidende- en volg-unit kan zowel
tijdens de start of tijdens bedrijf plaatsvinden.
De leidende unit wordt altijd als eerste gestart. Wanneer
de leidende unit zijn volle bedrijfscapaciteit heeft bereikt,
wordt de (te configureren) inschakelvertragingstijd van de
volg-unit gestart. De unit kan starten nadat de tijd verstreken
is en wanneer de afwijking van het regelpunt hoger is dan
1,7°C. Op dat moment wordt de koelerpomp van de volg-unit
aangeschakeld. De unit gebruikt automatisch het actieve
setpoint van de Master-unit. De leidende unit blijft op zijn
volle bedrijfscapaciteit werken tot de actieve capaciteit
van de volg-unit hoger is geworden dan nul. Wanneer de
volg-unit afgeschakeld wordt, blijft de koelerpomp nog
twintig seconden in werking.
Bij communicatiestoring tussen de beide units keert iedere
unit terug naar autonoom bedrijf, tot de storing is verholpen.
Wanneer de Master-unit door een alarm afgeschakeld
wordt, dan mag de slave-unit direct starten.
LET OP: Voor warmtepompen die in master/slave bedrijf
werken en een NRCP2 print of elektrische verwarmings-
trappen hebben, moet de waterintredetemperatuur worden
geregeld.
In de PRO-DIALOG+-regeling is een zeer uitgebreide
storingsdiagnose routine ingebouwd. De basis interface met
zijn menu’s geeft toegang tot vele van de bedrijfscondities
van de unit. Als er een werkingsfout wordt geconstateerd,
dan wordt een alarm geactiveerd en een alarmcode opge-
slagen in het Alarm-menu, sub-menu’s CUR_ALRM (4.9.13)
en ALARMRST (4.9.12).
Via de Alarm-LED van het bedieningspaneel (zie hoofd-
stuk 3.1) kunnen alarmmeldingen van de unit direct
worden afgebeeld.
• De knipperende LED geeft aan dat het circuit werkt,
maar onder een alertconditie.
• De continu verlichte LED geeft aan dat het circuit
door een alarmconditie is afgeschakeld.
In het ALARMRST-menu (4.9.12) van het bedienings-
paneel kunnen maximaal 5 actieve alarmcodes worden
afgebeeld.
Nadat de oorzaak van het alarm is verholpen kan het
alarm, afhankelijk van het soort, worden gereset:
• automatisch bij terugkeer naar normaal bedrijf
• handmatig op de unit.
Reset van alarmmeldingen kan zelfs plaatsvinden als de
unit in bedrijf is. Het is daarom mogelijk om een alarm te
resetten zonder de machine af te schakelen.
Als de elektrische voeding wordt onderbroken herstart de
unit automatisch als de voeding weer is hersteld. Alarm-
meldingen die actief waren toen de voeding werd onder-
broken zijn opgeslagen en zouden er de oorzaak van
kunnen zijn dat een circuit, of de unit, niet herstart.
Hand-reset moet worden uitgevoerd via het bedienings-
paneel via het ALARMRST menu (4.9.12), item RST_
ALM. Afhankelijk van de configuratie in het GENCONF
menu (4.9.18), kan toegang tot het item zijn beveiligd met
een password.