94
Videomontage
Ne
6. Wanneer u het punt bereikt waar u wilt stoppen met de audiodubbing, drukt u op de
STOP-knop (en daarna stopt u het afspelen op het audio-apparaat indien AUDIO 1 wordt
gebruikt).
• De audiodubbing stopt en “AUDIO DUB.” verdwijnt uit de zoeker.
• De camcorder komt in de stopstand te staan.
• Als u de nulpunt-terugkeerfunctie (blz. 80) instelt op het punt op de band waar u wilt stoppen met
audiodubbing, zal telkens wanneer u bij dat punt komt, de camcorder de audiodubbing annuleren.
• Als u op de PAUSE-knop drukt in plaats van op de STOP-knop, komt de camcorder weer in de
afspeelpauzestand te staan.
Opmerkingen:
• U kunt de DV-aansluiting niet gebruiken terwijl u geluid toevoegt.
• Bij het afspelen van een cassette met toegevoegd geluid kan het nodig zijn dat de geluidsmix (blz. 95)
moet worden bijgesteld.
• Wanneer u geluid toevoegt aan een cassette die met een andere camcorder dan de XL1S is opgenomen, is
het mogelijk dat de geluidskwaliteit niet zo goed is.
• Als u drie keer of vaker op dezelfde plaats geluid aan de cassette toevoegt, kan de geluidskwaliteit
afnemen.