Vierkante haakjes [ ] worden gebruikt
om te verwijzen naar bedienings-
knoppen en menu-opties die u op het
scherm aanraakt en andere berichten
en gegevens op het scherm.
geeft aan dat een functie beschikbaar is in
de vermelde bedieningsstand en geeft aan
dat de functie niet beschikbaar is. De
pictogrammen van de bedieningsstanden zijn
onderverdeeld in drie groepen: de eerste drie
pictogrammen geven de cameramodus weer, de
volgende drie pictogrammen geven de
opnamestandaard weer, en de laatste twee
geven de afspeelstanden weer. Raadpleeg
Bedieningsstanden (A 30) voor meer
informatie.
De namen van “harde”
knoppen en schakelaars op de
camcorder zelf worden
aangegeven met een
“knop”-kader.
Bijvoorbeeld Y.
De pijl > wordt gebruikt om menuselecties af te
korten. Raadpleeg Gebruik van de menu’s (A 26)
voor meer informatie over het gebruik van de
menu’s. Raadpleeg de bijlage Menu-opties -
Overzicht (A 166) voor een beknopte samenvatting
van alle beschikbare menu-opties en instellingen.