dat in de camera is vastgelegd.
weergegeven tussen ( ).
O
U kunt de instellingen voor [Color tone/Kleurtoon], [Color saturation/
Verzadiging], [Contrast], [Unsharp mask/Onscherp masker] en
[Sharpness/Scherpte] behouden, zelfs als u de beeldstijl wijzigt.
O
[Auto] wordt niet toegepast op opnamen die zijn gemaakt met de
EOS-1D Mark IV, EOS 5D Mark II, EOS 7D, EOS 60D/EOS 60Da,
EOS 1100D, PowerShot G3 X, PowerShot G1 X Mark II,
PowerShot G7 X, PowerShot G9 X, PowerShot SX60 HS of
PowerShot G5 X. Wanneer u de beeldstijl wijzigt terwijl verschillende
opnamen geselecteerd zijn, waaronder opnamen die zijn gemaakt met
andere ondersteunde camera's dan de bovenstaande, kunt u [Auto] wel
selecteren, maar wordt [Auto] niet toegepast op de opnamen die met de
bovenstaande camera's zijn gemaakt.
O
U kunt [Fine Detail/Gedetailleerd] toepassen op alle opnamen die zijn
gemaakt met ondersteunde cameramodellen, behalve PowerShot G3 X,
PowerShot G1 X Mark II, PowerShot G7 X, PowerShot G9 X,
PowerShot SX60 HS en PowerShot G5 X.
O
U kunt [Auto] niet selecteren voor RAW-opnamen met meervoudige
belichting die met de camera zijn gemaakt.