461112
11
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/38
Next page
Module T-box 2 zone vloerverwarming,
1 zone radiatoren
Installatie en
parameters voor de
specialist
2
Inhoud
Algemene veiligheidsinstructies.....................................................3
Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMC-
richtlijn.............................................................................................3
Centraal apparaat...........................................................................5
Montage ..................................................................................................................5
Elektrische aansluiting ............................................................................................6
Wandsokkel MS-K..........................................................................8
Montage en elektrische installatie...........................................................................9
Elektrische aansluiting ..........................................................................................10
Ruimtestation...............................................................................11
Montageplaats.......................................................................................................11
Montage ................................................................................................................11
Elektrische aansluiting ..........................................................................................12
Elektrische aansluiting aan de regelaar ................................................................12
Databusadressering voor RFF thermostaat..........................................................
Databusadressering ..............................................................................................12
Toebehoren ..................................................................................14
Buitenvoeler AF.....................................................................................................14
Dompelvoeler KVT ................................................................................................14
Toevoercontactvoeler VF ......................................................................................15
Weerstandswaarden van de voelers afhankelijk van de temperatuur .................. 16
Ingebruikname van de thermostaat...............................................17
Code-invoer...........................................................................................................17
Automatische set-functie ............................................................17
Storingsmeldingen.......................................................................19
Installatie-informatie....................................................................20
Parameteroverzicht......................................................................24
Overzicht van de installateursparameters en hun instelmogelijkheden................26
3
Algemene veiligheidsinstructies
Alle elektrische aansluitingen, bescherm-
maatregelen en beveiligingen moeten
door een vakman rekening houdend met
de telkens geldende normen en VDE-
richtlijnen en met de plaatselijke voor-
schriften worden uitgevoerd.
De elektrische aansluiting moet als vaste
aansluiting volgens VDE 0100 voorzien
worden.
De elektrische aansluiting gebeurt volgens
het schakelschema van het betreffende
schakelveld.
Opgelet!
Installatie vóór het openen van het
schakelveld stroomloos schakelen!
Ondeskundige steekpogingen onder
spanning kunnen de regelaar onher-
stelbaar beschadigen en gevaarlijke
elektrische schokken veroorzaken.
Veiligheidsmaatregelen voor de
montage volgens de EMC-richtlijn
1. Netvoedingskabels en voeler- resp.
databuskabels moeten in principe
gescheiden gelegd worden. Hierbij moet
een minimumafstand van 2 cm tussen de
leidingen aangehouden worden.
Kabelkruisingen zijn toegelaten.
2. Bij regelapparaten met eigen
netaansluiting moet er absoluut op
worden gelet dat net- en voeler- resp.
busleidingen gescheiden worden
gelegd. Bij het gebruik van
kabelkanalen moeten deze van
scheidingsbruggen voorzien worden.
3. Bij de montage van regelapparaten of
ruimtestations moet tot andere elek-
trische inrichtingen met elektromag-
netische emissie zoals contactgevers,
motoren, transformators, dimmers, mi-
crogolf- en televisietoestellen, luidspre-
kers, computers, radiotelefoons enz.
een minimumafstand van 40 cm
worden aangehouden.
4. Tussen ruimteapparaten en centrale
apparaten moet een minimumafstand
van 40 cm worden aangehouden.
Meerdere centrale apparaten in de
databusverbinding kunnen direct naast
elkaar gemonteerd worden.
5. De netaansluiting van de verwar-
mingsinstallatie (d.w.z. ketel - schakel-
veld - regelinrichting) moet gerealiseerd
zijn als zelfstandig stroomcircuit. Er
mogen geen TL-buizen noch andere als
storingsbronnen in aanmerking
komende machines aangesloten wor-
den resp. aansluitbaar zijn.
A
fb. 1: Minimumafstanden bij de elektrische
i
nstallatie
Databusleiding 12 V~
2
cm
Net 230 V
15 cm
fb. 2: Minimumafstand tot andere elektrische
apparaten
40 cm
A
fb. 3: Elektrisch circuit in de stookruimte
Zekering 16 A
Verwarmingsruimte-
noodschakelaar
Verlichting en
contactdozen alleen
aansluiten op
gescheiden
stroomcircuit!
Warmte-
opwekker
Ruimte-
apparaat
(Ruimte-
apparaten)
4
6. Als databusleidingen moeten
afgeschermde kabels gebruikt worden.
Aanbevolen uitvoeringen:
J-Y(St)Y2x2x0.6
7. De aarding van de kabelafscherming moet
eenzijdig aan de aardleidingaansluiting
gebeuren, b.v. aan de bekledingsplaat van
de warmteopwekker, de aardleidingklem
enz. Meervoudige aarding van een kabel is
niet toegelaten (bromlus)
Bij stervormige databusnetten mag er
geen dubbele aarding gebeuren. De
aarding moet eenzijdig worden
uitgevoerd in het sterpunt!
8. De buitenvoeler mag niet in de buurt
van zend- en ontvangstinrichtingen
gemonteerd worden (op garagemuren
in de buurt van ontvangstinrichtingen
voor garagepoortopeners, amateur-
radioantennes, alarmradioinstallaties
en in de onmiddellijke nabijheid van
grote zendinstallaties enz.).
Aanbevolen leidingdiameters en
maximaal toegelaten leidinglengtes:
Alle netspanninggeleidende leidingen
(netaansluiting, branders, pompen, servo-
motoren): 1,5 mm
2
Maximaal toegelaten lengte:
Geen begrenzing in het kader van de
huisinterne installatie.
Alle leidingen die veiligheidskleinspanning
geleiden (voelers, externe schakelaars bij
opvraging via schakelcontact, modem-
aansluitleidingen, analoge signaalleidin-
gen enz.): 0,5 mm
2
Maximaal toegelaten lengte: 50 m
Langere verbindingsleidingen moeten
vermeden worden om het gevaar van
storingen te voorkomen.
Databusleidingen: 0,6 mm
2
Aanbevolen uitvoeringen:
J-Y(St)Y2x2x0.6mm
2
Maximaal toegelaten lengte: 50 m
Langere verbindingsleidingen moeten
vermeden worden om het gevaar van
storingen te voorkomen.
afscherming
2-aderige
Databusleiding
A
fb. 5: Aarding bij stervormige databus
verdelerklem
aftakdoos
Hier niet aarden!
Warmteopwekker
Afb. 4: Eenzijdige aarding van de afscherming
5
Centraal apparaat
Montage
Alle centrale apparaten zijn geconcipieerd
als inbouwapparaten en worden nadat de
elektrische aansluitingen zijn gerealiseerd
van voor in het betreffende ketelschakel-
veld gezet.
De bevestiging gebeurt met de klok mee
met de beide zijdelingse snelkleminrichtin-
gen (1).
De demontage gebeurt in omgekeerde
volgorde.
Elektrische installatie
De elektrische aansluiting en de verdere
bekabeling naar de regelinrichtingen
gebeurt aan de achterkant van het
apparaat met de vier aansluitcontactstrips
X1, X2, X3 en X4 in het schakelveld (of
meegeleverd) conform de kenmerking in
de gekleurd gemarkeerde aansluitvelden.
Alle aansluitklemmen binnen het blauw
gemarkeerde veld (X1) staan onder
veiligheidskleinspanning en mogen in
geen geval in contact komen met de
netspanning! Gebeurt dit wel, dan
wordt het apparaat onvermijdelijk
onherstelbaar beschadigd en verliest u
elk recht op garantie!
Aansluitklemmen in de rood gemarkeerde
velden (X2...X4) geleiden al naargelang
de versie van het apparaat en de
bedrijfstoestand in principe netspanning.
Meer informatie moet worden afgeleid uit
de documenten van de fabrikant van de
warmteopwekker.
Aansluitbezetting zie volgende bladzijde.
Aanwijzing:
Bij de bedrading van het apparaat moet er
absoluut op worden gelet dat voeler- resp.
databusleidingen en netspanninggeleiden-
de kabels gescheiden worden gelegd.
Het samen leiden van leidingen binnen
een kabel is niet toegelaten. Voeler- en
databusleidingen mogen niet samen met
netleidingen gelegd worden die
elektrische apparaten voeden die niet zijn
ontstoord volgens EN 60555-2.
230 V~
11
MA.
6
Elektrische aansluiting
Aansluiting aan netzijde
1 - Uitgang relais warmteopwekker
(leidingsniveau)
2 - Ingang relais warmteopwekker
(leidingsniveau)
3 - Pomp directe groep
4 - Codeerstekker
5 - Waterverwarmerlaadpomp
6-L1/230V
7 - Mengerklep 1 OPEN
8 - Mengerklep 1 DICHT
9 - Menggroeppomp 1
10 - Variabele uitgang 1
11 - Variabele uitgang 2
12 - L 1 / 230 V
13 - Mengerklep 2 OPEN
14 - Mengerklep 2 DICHT
15 - Menggroeppomp 2
16 -
17 - Uitgang relais warmteopwekker -
(volgniveau)
18 - Ingang relais warmteopwekker -
(volgniveau)
19 - Bedrijfsurenteller brander -
(volgniveau)
20 - Bedrijfsurenteller brander -
(leidingsniveau)
21 - N / 230 V
22 - L 1 / 230 V
Voeler-/databusaansluiting
23 - GND voor bus en voeler
24 - Databusaansluiting signaal A
25 - Databusaansluiting signaal B
26 - Buitenvoeler
27 - Warmteopwekkervoeler/ketelvoeler
28 - Reservoirvoeler
29 - Toevoervoeler menggroep 1
30 - Variabele ingang 1
31 - Variabele ingang 2
32 - Variabele ingang 3
33 - Toevoervoeler menggroep 2
34 - Collectortoevoervoeler
1)
35 - Zonnereservoirvoeler
36 - Impulsingang
37 - Warmteopwekker-databus A
38 - Warmteopwekker-databus B
Ketelinbouwmontage
zie technische documentatie van de
ketelfabrikant
Wandmontage
zie technische documentatie wandop-
bouwbehuizing THETA WG
1)
alleen bij zonnetoepassing
} Netaansluiting
9
Wandsokkel MS-K
Toepassing:
De wandsokkel MS-K dient om het
centraal apparaat te dragen en wordt
gebruikt bij de wandmontage.
Uitvoering
De wandaansluitsokkel is uitsluitend
voorbereid om het centraal apparaat te
dragen.
Het centraal apparaat is operationeel
nadat het op de basisprintplaat gestoken
en de uitgaande elektrische bedrading
gerealiseerd is.
Montage en elektrische installatie
1- Kabeldoorvoeren volgens aantal en
grootte overeenkomstig de ligging van
het kabelkanaal op de gemarkeerde
plaatsen boven resp. onder uitbreken.
Aanwijzing:
Indien er geen kabelkanaal wordt
gebruikt moet op de plaats van
installatie voor een adequate
trekontlasting van de kabels gezorgd
worden.
2- Arrêteringsschroeven (1) horizontaal
zetten en klemafdekkingen zijdelings
eraf trekken.
3- Wandsokkel met de meegeleverde
schroeven en pluggen op een vlakke
ondergrond niet-trekkend monteren.
Meegeleverde boorsjabloon gebruiken.
4- Elektrische bedrading uitvoeren
conform installatie-uitvoering en
aansluitschema op ommezijde.
De aansluitklemmen van de klem-
blokken X5 en X6 in het linker aansluit-
bereik geleiden veiligheidsklein-
spanning en mogen in geen geval in
contact komen met de netspanning!
Gebeurt dit wel, dan wordt het
apparaat onvermijdelijk onherstelbaar
beschadigd en verliest u elk recht op
garantie!
De aansluitklemmen van de
klemblokken X7 tot X10 in het rechter
aansluitbereik geleiden al naargelang
de uitvoering van het apparaat en de
bedrijfstoestand netspanning.
Bij de aansluiting moet vóór het
inbrengen van de leiding de
activeringshefboom van de
schroefloze klemmen omlaag gedrukt
worden.
5- Zijdelingse klemafdekkingen erop
steken en arrêteren.
6- Centraal apparaat erin zetten en in
laten klikken onder gelijkmatig
verdeelde druk. De elektrische
verbinding wordt gemaakt via de
busstrip op de grondplaat. Centraal
apparaat met beide zijdelingse
snelkleminrichtingen met de klok mee
arrêteren.
Aanwijzing:
Bij de bedrading van het apparaat moet er
absoluut op worden gelet dat voeler- resp.
databusleidingen en netspanninggeleiden-
de kabels gescheiden worden gelegd.
Leidingen mogen niet samen binnen een
kabel gelegd worden. Evt. moeten kabel-
kanalen met scheidingsbruggen gebruikt
worden.
230 V~
10
Elektrische aansluiting MKS T-Box 2
Aansluitingen aan netzijde
Voeler- en databusaansluitingen Aansluitingen van de brander
T1 Regelaansluiting niveau 1
T2 Regelaansluiting niveau 1
B4 Bedrijfsurenteller niveau 1
B5 Bedrijfsurenteller niveau 2
T6 Regelaansluiting niveau 2
T7 Regelaansluiting niveau 2
T8 Regelaansluiting niveau 2
L1 Net 230 V~ (fase)
N Net 230 V~ (nul)
Pompen en instelorganen
DGP Pomp directe groep
RLP Reservoirlaadpomp
MGP1 Mengercircuitpomp 1
MGP2 Mengercircuitpomp 2
1
m
v Stelaandrijving menger 1 (OPEN)
1
m
b Stelaandrijving menger 1 (DICHT)
2mv Stelaandrijving menger 2 (OPEN)
2m
b Stelaandrijving menger 2 (DICHT)
L
VA1
Variabele uitgang 1 (fase)
L
VA2
Variabele uitgang 2 (fase)
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
X7 X8
X9 X10
1
2
T2
M
M
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
MGP
2
v
b
L
VA2
L
VA1
MGP
1
v
b
RLP
DG
P
L1(Net)
B4
B5
T6
T8
T7
T1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
N(Net)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Variabele ingang 1
Variabele ingang 2
Warmwaterreservoir
Warmteopwekker
Buiten
Impulsingang
X5 X6
Zonnereservoir
Collectortoevoer
Aanvoer menggroep 2
Variabele ingang 3
Aanvoer menggroep 1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Warmteopwekker-databus
A
B
B - databus - A
Buitenvoeler
N Nulgeleider
DGP
MGP1
MGP2
L1 Fase
RSL/RFF databus
Vertrekvoeler MGP1
Vertrekvoeler MGP2
Databus Opentherm-ketel
MGP1
MGP2
directe groep pomp
Menggroep + pomp 1
Menggroep + pomp 2
Sturing MGP1 Open
Sturing MGP1 Dicht
Sturing MGP2 Open
Sturing MGP2 Dicht
DGP
{
{
11
Ruimtestation
Montageplaats
a – bij gebruik zonder ruimtevoeler
Voorzover de interne ruimtevoeler niet
geactiveerd hoeft te worden kan het
apparaat op elke willekeurige plaats
binnen gemonteerd worden.
b – bij gebruik met ruimtevoeler
Bij geactiveerde ruimtevoeler moet het
apparaat op een hoogte van ca. 1,20–
1,50 m op een neutrale, d.w.z. voor
alle ruimtes representatieve meet-
plaats aangebracht worden. Het is
praktisch om hiervoor een tussenmuur
van de koelste dagverblijfruimte te
kiezen. Om een toereikende
luchtcirculatie aan het ruimtestation te
kunnen garanderen moet dit vrij
hangend aan de muur gemonteerd
worden.
Het apparaat mag niet gemonteerd
worden:
op plaatsen met rechtstreeks invallend
zonlicht (rekening houden met de
zonnestand in de winter).
in de buurt van apparaten die externe
warmte opwekken, zoals televisie-
toestellen, koelkasten, wandlampen,
radiators enz.
aan muren waarachter verwarmings-
resp. warmwaterbuizen of verwarmde
schoorstenen lopen.
aan ongeïsoleerde buitenmuren.
in hoeken of nissen, rekken of achter
gordijnen (onvoldoende luchtcircula-
tie).
in de buurt van deuren naar
onverwarmde ruimtes (invloed van
externe koude).
op niet afgedichte ingelaten
contactdozen (invloed van externe
koude door schoorsteeneffect in de
installatiebuizen).
in ruimtes waar de radiators geregeld
worden met thermostaatkleppen
(wederzijdse beïnvloeding).
Montage
Na het losmaken van het bovendeel door
op de vergrendeling te drukken kan de
montageplaat eraf genomen en op de
plaats van montage met de meegeleverde
schroeven en pluggen bevestigd worden.
De databusleiding moet hierbij door de
onderste opening geleid worden.
Aanbevolen aansluitkabel:
J-Y(ST)Y 2 x 2x 0.6mm
2
(2 aders vrij)
Max. kabellengte: 50 m.
Aanwijzing:
Bij nieuwe installaties wordt voor een
verantwoorde kabelinvoer een aparte
inbouwlasdoos, gescheiden van de overige
elektrische installatie, aanbevolen.
F vergrendeling
MA.
12
Elektrische aansluiting
De 2-aderige databusleiding wordt
aangesloten aan de klemmen A en B van
de 2-polige aansluiting op de
montageplaat. De aansluitingen kunnen
niet verwisseld worden en moeten
overeenkomstig de kenmerking A/B in de
sokkel geïnstalleerd worden. Als de beide
aansluitingen verwisseld worden, dan
verschijnt er evt. niets in het display.
Aansluitsokkel (bovendeel verwijderd)
Na gerealiseerde elektrische aansluiting
wordt het ruimtestation zoals getoond in
de vorige afbeelding vlak ingehangen en
naar beneden geklapt tot hij hoorbaar
inklikt in de wandaansluitsokkel.
Elektrische aansluiting aan de
regelaar
Zie montagehandleiding van het centraal
apparaat.
Databusadressering
De aansluiting van een of meerdere
ruimteapparaten aan het centraal
apparaat gebeurt via een 2-aderige
databusleiding. Aangezien deze
aansluiting altijd parallel op dezelfde
leiding gebeurt, moet de
gegevensoverdracht door dienovereen-
komstig toegekende busadressen gese-
lecteerd worden.
Op dezelfde manier moet bij meerdere
centrale apparaten in de
databusverbinding (b.v. bij uitbreidingen
van het verwarmingscircuit) een selectieve
gegevensuitwisseling van de centrale
apparaten onderling plaats kunnen
vinden, die op dezelfde databusleiding
wordt afgewikkeld.
Om deze redenen krijgen de centrale
apparaten en de ruimteapparaten
zogenaamde busadressen.
Busadres in centraal apparaat
Voorzover er slechts één centraal
apparaat voorhanden is, krijgt deze altijd
het busadres 10. Bij meerdere centrale
apparaten in verbinding (max. vijf) krijgt de
leidingsregelaar die de warmteopwekker
stuurt, het adres 10, de andere regelaars
krijgen na elkaar de busadressen 20, 30,
40 en 50 toegewezen.
Instelling van het busadres in de
regeleenheid
De instelling van het busadres gebeurt na
invoer van de bijhorende installateurcode
in het databusniveau van het betreffende
centrale apparaat (zie Ingebruikname
centraal apparaat).
Busadres in ruimteapparaat
De toewijzing van de busadressen van de
centrale apparaten en van de
busadressen van de ruimteapparaten is
onderworpen aan een strak, vanuit de
fabriek vastgelegd schema conform de
volgende tabel:
Elektrische aansluiting
De busverbinding (voor het versturen van de gegevens) wordt aangesloten d.m.v. 2 draden op de
klem A en B ....
De draden mogen niet verwisseld worden en moeten geïnstalleerd worden op de klemmen A/B
afhankelijk van de thermostaat. Ingeval de 2 draden toch verwisseld zijn, zullen de leds niet
branden.
Adres van de bus met de gegevens
De aansluiting van 1 of meerdere ruimtevoelers op de regeleenheid wordt uitgevoerd met een
tweedraadsaansluiting. Aangezien de aansluiting in parallel is, zullen de verstuurde gegevens
geselecteerd worden volgens het Busadres.
Regeling van het Busadres op de
thermostaat
Busadres (Ruimtethermostaat)
De klassering tussen de adressen van de regeleenheid en de adressen van de ruimtethermostaten is
vanuit fabriek ingesteld volgens onderstaande tabel :
11


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Bulex Module T-box 2 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Bulex Module T-box 2 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 13,05 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info