613568
103
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/108
Next page
1
Belangrijke veiligheidsinstructies
Lees deze veiligheidsinstructies alvorens u de machine gebruikt.
Deze machine is bestemd voor huishoudelijk gebruik.
GEVAAR - Beperk het risico van een elektrische schok:
1Trek altijd de stekker uit het stopcontact onmiddellijk na gebruik, wanneer u de machine reinigt,
wanneer u onderhoud verricht volgens de aanwijzingen in deze handleiding of wanneer u de
machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING
- Verklein de kans op brandwonden, brand, elektrische schok of letsel.
2Trek altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u deksels verwijdert, de machine smeert of
andere aanpassingen verricht volgens aanwijzingen in de handleiding:
Als u de stekker uit het stopcontact wilt halen, zet u eerst de hoofdschakelaar op “O” (uit).
Vervolgens pakt u de stekker vast en trekt u deze uit het stopcontact. Trek niet aan het snoer.
Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact bij een stroomstoring.
3 Gebruik nooit de machine als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed werkt,
als de machine is gevallen of beschadigd, of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de
dichtstbijzijnde erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie, elektrische of
mechanische aanpassingen.
Stop direct met het gebruiken van de machine en haal het netsnoer uit het stopcontact als u iets
ongebruikelijks opvalt, zoals een geur, hitte, verkleuring of vervorming terwijl de machine wordt
gebruikt of is opgeborgen.
Draag de naaimachine altijd bij het handvat wanneer u deze vervoert. Wanneer u de
naaimachine aan een ander gedeelte optilt, kan de machine beschadigen of vallen en letsel
veroorzaken.
Maak geen plotselinge of onachtzame bewegingen wanneer u de naaimachine optilt. U kunt
hierdoor uw rug of knieën blesseren.
2
4 Houd altijd uw werkoppervlak vrij:
Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de
machine en het voetpedaal vrij van stof, pluisjes en stukken stof.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
Gebruik geen verlengsnoeren. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan.
Zorg dat er nooit enig voorwerp valt of wordt gestoken in enige opening van de machine.
Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals fornuis of strijkijzer. Anders kan
de machine, het netsnoer of het kledingstuk in brand vliegen, met brand of elektrische schok als
gevolg.
Plaats deze naaimachine niet op een onstabiele ondergrond, zoals een wankele of scheve tafel.
De naaimachine zou kunnen vallen en letsel veroorzaken.
5 Speciale aandacht is vereist wanneer u naait:
•Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of gebroken naalden.
Blijf met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
Zet de hoofdschakelaar op “O” (uit) als u iets wilt aanpassen in de buurt van de naald.
Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor kan de naald breken.
Trek niet aan of duw niet tegen de stof tijdens het naaien. Volg zorgvuldig de aanwijzingen
wanneer u naait uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt waardoor hij kan breken.
6 Deze machine is geen speelgoed:
Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen.
De plastic zak waarin deze naaimachine is geleverd, moet buiten bereik van kinderen worden
bewaard of worden weggegooid. Laat kinderen nooit met de zak spelen vanwege
verstikkingsgevaar.
Gebruik de machine niet buiten.
7 Voor langer gebruiksplezier:
Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad.
Gebruik of plaats de machine niet in de buurt van een verwarming, strijkijzer, halogeenlamp of
andere warme voorwerpen.
Gebruik voor het reinigen van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen,
thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit
worden gebruikt.
Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of
andere delen gaat verwisselen of installeren.
3
8 Voor reparatie of afstelling:
Als de verlichtingsunit (LED) is beschadigd, moet u deze laten vervangen door een erkende dealer.
Als de machine een defect vertoont of moet worden afgesteld, controleert u eerst aan de hand van
het overzicht voor probleemoplossing achter in de bedieningshandleiding of u de afstelling zelf
kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleegt u uw plaatselijke erkende
Brother-dealer.
Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding.
Gebruik door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding.
Bewaar deze instructies.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
4
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
Voor vervanging van de stekkerzekering gebruikt u een zekering goedgekeurd door ASTA tot BS
1362, dat wil zeggen, met het symbool , van de sterkte die is aangegeven op de stekker.
Plaats altijd het zekeringdeksel terug. Gebruik nooit een stekker zonder zekeringdeksel.
Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker van deze machine, neemt u
contact op met uw officiële dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
VOOR GEBRUIKERS IN LANDEN MET 220-240V
WISSELSTROOM EN MEXICO
Personen (of kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of gebrek aan
ervaring en kennis mogen deze machine alleen gebruiken onder toezicht en met aanwijzingen over
het gebruik door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. U moet erop toezien dat
kinderen niet met de machine spelen.
5
—————————————————————————————————————————————————————————
6
Inhoudsopgave
Belangrijke veiligheidsinstructies .........................................................................................1
Inhoudsopgave ....................................................................................................................6
Inleiding ..............................................................................................................................8
Machineonderdelen en hun functie .....................................................................................8
Machine ............................................................................................................................................................ 8
Naald- en persvoetgedeelte ............................................................................................................................. 9
Bedieningstoetsen .......................................................................................................................................... 10
Bedieningspaneel ........................................................................................................................................... 10
Accessoiretafel ............................................................................................................................................... 10
Accessoires ........................................................................................................................11
Bijgeleverde accessoires ............................................................................................................................... 11
Optionele accessoires .................................................................................................................................... 12
1. VOORBEREIDINGEN ....................................................................................13
De machine aan- en uitzetten ...........................................................................................13
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening .................................................................................................... 13
De machine aanzetten ................................................................................................................................... 14
De machine uitzetten ..................................................................................................................................... 14
Inrijgen van boven- en onderdraad voorbereiden .............................................................15
Spoel winden .................................................................................................................................................. 15
Spoel plaatsen ............................................................................................................................................... 18
Bovendraad inrijgen ....................................................................................................................................... 20
Naald inrijgen ................................................................................................................................................. 23
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken) ................................................................... 26
Werken met de tweelingnaald ........................................................................................................................ 26
Naald wisselen ..................................................................................................................29
Voorzorgsmaatregelen naalden ..................................................................................................................... 29
Soorten naalden en toepassingen ................................................................................................................. 30
Naald controleren ........................................................................................................................................... 31
Naald verwisselen .......................................................................................................................................... 31
Persvoet verwisselen .........................................................................................................33
Voorzorgsmaatregelen persvoet .................................................................................................................... 33
Persvoet verwisselen ..................................................................................................................................... 33
De persvoethouder verwijderen ..................................................................................................................... 34
Werken met de optionele boventransportvoet ............................................................................................... 35
Nuttige functies .................................................................................................................37
Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................ 37
Aanvankelijke naaldstand wijzigen ................................................................................................................. 38
Cilindrische of grote stukken naaien .................................................................................39
Cilindrische stukken naaien ........................................................................................................................... 39
Grote stukken stof naaien .............................................................................................................................. 39
2. GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN ............................................................41
Beginnen met naaien .........................................................................................................41
Naaiprocedure ................................................................................................................................................ 41
Steek selecteren ............................................................................................................................................ 42
Steeklengte en -breedte aanpassen .............................................................................................................. 42
Stof plaatsen .................................................................................................................................................. 43
Beginnen met naaien ..................................................................................................................................... 44
Naaiwerk verstevigen ..................................................................................................................................... 46
Draad afknippen ............................................................................................................................................. 48
Automatisch achteruitsteken/verstevigingssteken naaien .............................................................................. 48
7
Draadspanning aanpassen ............................................................................................................................ 49
Nuttige naaitips .................................................................................................................50
Proefnaaien .................................................................................................................................................... 50
Van naairichting veranderen .......................................................................................................................... 50
Rondingen naaien .......................................................................................................................................... 50
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 50
Dunne stoffen naaien ..................................................................................................................................... 51
Stretchstoffen naaien ..................................................................................................................................... 51
Onderdraad naar boven halen ....................................................................................................................... 52
3. NAAISTEKEN .................................................................................................53
Overhandse steken naaien .................................................................................................53
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J” .............................................................................................. 54
Overhandse steken naaien met overhandse steekvoet “G” ........................................................................... 54
Basissteken ........................................................................................................................55
Blindzoomsteken naaien ....................................................................................................56
Knoopsgatsteken naaien ....................................................................................................58
Knopen aanzetten .......................................................................................................................................... 63
Rits inzetten ......................................................................................................................65
Een rits inzetten in het midden ....................................................................................................................... 65
Zijrits inzetten ................................................................................................................................................. 66
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen ......................................................................69
Stretchstof naaien .......................................................................................................................................... 69
Elastiek inzetten ............................................................................................................................................. 69
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken ..............................................................................71
Applicatiesteken naaien ................................................................................................................................. 72
Patchworksteken (voor fantasiequilt) ............................................................................................................. 73
Aan elkaar zetten ........................................................................................................................................... 73
Quilten ............................................................................................................................................................ 74
Vrij quilten ...................................................................................................................................................... 75
Verstevigingssteken naaien ................................................................................................77
Drievoudige stretchsteken naaien .................................................................................................................. 77
Trenssteek ..................................................................................................................................................... 78
Decoratieve steken naaien ................................................................................................80
Fagotsteken ................................................................................................................................................... 81
Schelpsteek .................................................................................................................................................... 82
Smocksteken naaien ...................................................................................................................................... 82
Schelprijgsteken naaien ................................................................................................................................. 83
Verbindingssteken naaien .............................................................................................................................. 83
Erfstuksteken naaien ...................................................................................................................................... 84
Werken met de zijsnijder (optioneel) .............................................................................................................. 86
4. BIJLAGE ........................................................................................................89
Steekinstellingen ................................................................................................................89
Naaisteken ..................................................................................................................................................... 89
Onderhoud ........................................................................................................................95
Buitenkant van de machine reinigen .............................................................................................................. 95
Grijper reinigen ............................................................................................................................................... 95
Steekplaat verwijderen ................................................................................................................................... 96
Probleemoplossing ............................................................................................................97
Foutmeldingen .................................................................................................................101
Piepsignaal bij bediening .................................................................................................102
Het piepsignaal bij bediening uitzetten ......................................................................................................... 102
Index ...............................................................................................................................103
8
Inleiding
Gefeliciteerd met de keuze voor dit product.
Lees Belangrijke veiligheidsinstructies zorgvuldig en lees vervolgens deze handleiding aandachtig door voordat
u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies correct kunt uitvoeren.
Houd deze handleiding altijd bij de hand zodat u snel iets kunt nazoeken.
Machineonderdelen en hun functie
Machine
a Spoelwinder (pagina 15)
Gebruik de spoelwinder voor het winden van de spoel.
b Klospen (pagina 15, 20)
Plaats een draadklos op de klospen.
c Draadspanningsknop (pagina 49)
Draai de draadspanningsknop om de spanning van de
bovendraad aan te passen.
d Draadgeleider en voorspanningsschijf voor
spoelwinden (pagina 15)
Leid de draad onder deze draadgeleider en rond de
voorspanningsschijf wanneer u de spoeldraad wilt winden.
e Draadophaalhendel (pagina 23)
Schuif de draad van rechts naar links door de opening in
de draadophaalhendel.
f Draadafsnijder (pagina 48)
Leid de draden door de draadafsnijder om ze af te
snijden.
g Accessoiretafel (pagina 10, 11, 39)
Berg persvoeten en spoelen op in de accessoiretafel.
Verwijder de afneembare accessoiretafel voordat u
cilindrische stukken naait.
h Bedieningstoetsen en schuifknop voor
snelheidsregeling (pagina 10)
Met deze knoppen en de schuif bedient u de naaimachine.
i Bedieningspaneel (pagina 10)
Gebruik het bedieningspaneel om steken te selecteren
en voor verschillende andere steekinstellingen.
j Patroonselectieknop (pagina 42)
Met deze knop kiest u het patroon dat u wilt naaien.
k Handwiel
Draai het handwiel naar u toe om één steek te naaien of
de naald omhoog of omlaag te zetten.
l Hoofdschakelaar (pagina 14)
Met deze schakelaar zet u de machine aan en uit.
m Voedingsaansluiting (pagina 14)
Steek de stekker van het netsnoer in de
voedingsaansluiting.
n Voetpedaalaansluiting (pagina 45)
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in
de voetpedaalaansluiting op de machine.
o Transporteurstandschakelaar (pagina 75)
Met deze schakelaar kunt u de transporteur omlaag
zetten.
p Persvoethendel (pagina 20)
Met deze hendel kunt u de persvoet omhoog en omlaag
zetten.
q Draadgeleider (pagina 16)
Leid de draad onder deze draadgeleider wanneer u de
spoeldraad wilt winden en de machine wilt inrijgen.
r Draadgeleiderdeksel (pagina 16)
Leid de draad onder deze draadgeleider wanneer u de
spoeldraad wilt winden en de machine wilt inrijgen.
s Ventilatieopening
Deze opening zorgt voor luchtverversing rond de motor.
t Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat wanneer u de
machine vervoert.
9
Naald- en persvoetgedeelte
a Naaldinrijghendel
Rijg de naald in met de naaldinrijger.
b Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u
knoopsgaten en trenssteken naait.
c Persvoethouder
De persvoet wordt bevestigd op de persvoethouder.
d Persvoethouderschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op
zijn plaats.
e Persvoet
De persvoet oefent druk uit op de stof tijdens het
naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor
de geselecteerde steek.
f Steekplaatdeksel
Verwijder het steekplaatdeksel en reinig het spoelhuis
en de grijper.
g Transporteur
De transporteur voert de stof door.
h Spoel
Begin met naaien zonder de onderdraad naar boven te
halen.
i Spoelhuisdeksel
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het
spoelhuis.
j Steekplaat
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen
naaien.
k Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de
naaldstang.
l Persvoethendel
Met deze hendel kunt u de persvoet omhoog en omlaag
zetten.
m Naaldklemschroef
De naaldklemschroef houdt de naald op zijn plaats.
10
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire machinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
a Start/stoptoets
Druk op de start/stopknop om te starten of stoppen met
naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de
machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien,
wordt de naald omlaag gezet in de stof. Zie “Beginnen
met naaien” (pagina 44) voor meer informatie.
b Achteruit/verstevigingssteektoets
Druk op de achteruit/verstevigingssteektoets om steken
achteruit te naaien of verstevigingssteken te naaien. U
kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden.
U kunt verstevigingssteken maken door 3 tot 5 steken
over elkaar te naaien. Zie “Naaiwerk verstevigen”
(pagina 46) voor meer informatie.
c Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de
naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de
toets drukt, maakt u één steek.
d Schuifknop voor snelheidsregeling
Pas de naaisnelheid aan door de schuifknop voor
snelheidsregeling naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar
links schuift, wordt de naaisnelheid lager. Wanneer u de
Bedieningspaneel
Met het bedieningspaneel, aan de voorkant van de
naaimachine, kunt u een steek selecteren en
aangeven hoe de steek zal worden genaaid.
a LCD-scherm
Hier worden het nummer van de geselecteerde steek
(
1), de persvoet die moet worden gebruikt (2), de
steeklengte (mm) (
3) en de steekbreedte (mm) (4)
weergegeven.
b Steeklengtetoets (pagina 42)
Hiermee kunt u de lengte van de steek aanpassen. (Druk
op – voor een kleinere steeklengte of op + voor een
grotere steeklengte.)
c Steekbreedtetoets (pagina 43)
Hiermee kunt u de breedte van de steek aanpassen.
(Druk op – voor een kleinere steekbreedte of op + voor
een grotere steekbreedte.)
d Automatisch achteruit/verstevigingssteektoets
(pagina 48)
U kunt de naaimachine zo instellen dat automatisch aan
het begin en eind van het stiksel achteruit wordt genaaid
of verstevigingssteken worden gemaakt.
e Enkele/tweelingnaaldtoets (pagina 26)
Druk op deze toets om de tweelingnaaldinstelling te
selecteren. Telkens wanneer u de toets indrukt, schakelt
de instelling tussen de enkele naald en de
tweelingnaald.
Accessoiretafel
De accessoires worden opgeborgen in de
opbergruimte van de accessoiretafel.
a
Draai het deksel van de accessoiretafel naar u
toe om de opbergruimte te openen.
a Accessoiretafel
b Accessoireruimte
X Het accessoirezakje bevindt zich in de
opbergruimte.
Opmerking
Plaats de accessoires in de zak voordat u
deze opbergt in de accessoiretafel. Als u de
accessoires niet in de zak plaatst wanneer u
deze opbergt in de accessoiretafel, kunnen
de accessoires vallen en zoekraken of
beschadigen.
a
b
11
Accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Neem contact op met uw dealer
wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is.
Bijgeleverde accessoires
De doos moet de volgende artikelen bevatten.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10.* 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
26.**
* 75/11 2 naalden
90/14 2 naalden
90/14 2 naalden: ballpointnaald
(goudkleurig)
** De soort doos die wordt bijgeleverd, is
afhankelijk van het machinemodel.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatenvoet “A” XC2691-033 15 Schroevendraaier (klein) X55468-021
2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-031 16 Kloskap (groot) 130012-054
3 Monogramvoet “N” XD0810-031 17 Kloskap (middelgroot) XE1372-001
4 Ritsvoet “I” X59370-021 18 Kloskap (klein) 130013-154
5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-051 19 Extra klospen XE2241-001
6 Blindzoomvoet “R” X56409-051 20 Klosnetje XA5523-020
7 Knoopaanzetvoet “M” 130489-001
21 Voetpedaal
XD0501-021 (EU-landen)
8 Tornmesje X54243-051
XC8816-021
(overige gebieden)
9 Spoel (4) SFB (XA5539-151) 22 Bedieningshandleiding XE2420-101
10 Naaldsetje X58358-021 23 Beknopte bedieningsgids XE2425-001
11 Tweelingnaald X59296-121 24 Accessoirezakje XC4487-021
12 Schoonmaakborsteltje X59476-021 25
Schijfvormige
schroevendraaier
XC1074-051
13 Gaatjesponser 135793-001
26
Doos
Hoes
XE2446-001
XC1103-022
14 Schroevendraaier (groot) XC8349-051
Opmerking
De schroef voor de persvoethouder is verkrijgbaar
bij uw erkende dealer.
(Onderdeelcode: XA4813-051)
12
Steekpatronenkaart bevestigen (voor modellen die zijn toegerust met de steekpatronenkaart)
Op de steekpatronenkaart staan de steken en steeknummers. Onder het steeknummer staat een letter (A, G, J, N of
R) die aangeeft welke persvoet moet worden gebruikt. Schuif eerst de steekpatronenkaart in de
steekpatronenkaarthouder en bevestig de houder vervolgens aan het handvat van de naaimachine (zie afbeelding).
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
Memo
Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende dealer wanneer u optionele accessoires of
onderdelen wilt bestellen.
Alle specificaties zijn correct ten tijde van het drukken van de handleiding. De onderdeelcodes kunnen
zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Bezoek uw Brother-dealer als u een complete lijst wilt van de optionele accessoires die verkrijgbaar
zijn voor uw machine.
1. 2. 3.
4. 5. 6.
7.
8. 9.
10.
11.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Zijsnijder
F054
(XC3879-002)
7 Glijvoet
F007N
(XC1949-002)
2 Quiltgeleider
F016N
(XC2215-002)
8 Open voet
F027N
(XC1964-002)
3 Brede tafel
WT8
(XE2472-001)
9 Steekgeleidervoet “P”
F035N
(XC1969-002)
4 Boventransportvoet
F033N
(XC2214-002)
10 1/4-inch-quiltvoet
F001N
(XC1944-052)
5 Quiltvoet
F005N
(XC1948-002)
11
1/4-inch-quiltvoet met
geleider
F057
(XC7416-252)
6 Instelbare rits/galonvoet
F036N
(XC1970-002)
13
1
1 VOORBEREIDINGEN
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
Gebruik uitsluitend gewone huishoudaansluitingen als elektriciteitsbron. Als u een andere
stroomvoorziening gebruikt, kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine
veroorzaken.
Controleer dat de stekkers op het netsnoer stevig in het stopcontact en de voedingsaansluiting
op de machine zitten.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een defect stopcontact.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
Wanneer u klaar bent met werken
Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of
loskoppeling
Tijdens onweer
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen waarop veel andere apparaten zijn
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan
dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Zorg dat het snoer niet wordt ingesneden, beschadigd raakt, stevig wordt gebogen, gedraaid
of samengeperst wordt en er niet aan wordt getrokken. Plaats geen zware voorwerpen op het
snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer kunnen beschadigd kunnen
raken en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Als het netsnoer of de stekker
beschadigd zijn, brengt u de machine voor reparatie naar de dichtstbijzijnde erkende dealer
voordat u de machine weer gebruikt.
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er
brand ontstaan.
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
14
De machine aanzetten
Pak het meegeleverde netsnoer uit.
a
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
(hoofdschakelaar op “ ”) en steek de
stekker van het netsnoer in de
voedingsaansluiting rechts op de machine.
b
Steek de stekker van het netsnoer in een
normaal stopcontact.
a Hoofdschakelaar
b Elektriciteitssnoer
c
Druk op de rechterkant van de
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de
schakelaar op “|”).
X De naailamp en het LCD-scherm gaan
branden wanneer u de machine aanzet.
De machine uitzetten
Zet de machine uit wanneer u ophoudt met naaien.
Zet de machine ook uit wanneer u deze naar een
andere plek vervoert.
a
Controleer of de machine niet bezig is met
naaien.
b
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
rechts op de machine (zet de schakelaar op
“”).
X De naailamp en het LCD-scherm gaan
uit wanneer u de machine uitzet.
c
Haal de stekker uit het stopcontact.
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit
het stopcontact haalt.
d
Haal het netsnoer uit de voedingsaansluiting
van de machine.
Opmerking
Wanneer tijdens het gebruik van de
machine de stroom uitvalt, zet u de
naaimachine uit en haalt u de stekker uit het
stopcontact. Volg de onderstaande
procedure om de machine weer op de juiste
manier te starten.
15
1
Inrijgen van boven- en onderdraad voorbereiden
Spoel winden
Wind de draad om de spoel.
a
Zet de machine aan.
b
Plaats de spoel op de spoelwinderas zodat de
veer op de as in de inkeping van de spoel past.
a Inkeping
b Veer van de spoelwinderas
c
Schuif de spoelwinderas naar rechts totdat
deze vastklikt.
d
Draai de klospen omhoog en verwijder de
kloskap vervolgens.
a Klospen
b Kloskap
e
Plaats de draadklos voor de spoel volledig op
de klospen.
Schuif de klos zo op de pen dat de klos
horizontaal staat en de draad van onder af naar
voren afwikkelt.
Gebruik uitsluitend de spoel (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)) die speciaal voor deze naaimachine is ontworpen.
Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van andere modellen
gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde
type (onderdeelcode: SFB(XA5539-151).
a Haak van de
draadgeleider voor
de spoelwinder
b Voorspanningsschijf
c Spoelwinderas
d Spoel
VOORZICHTIG
ab
c
a Dit model
b Ander model
c 11,5 mm (7/16 inch)
(ware grootte)
a
b
Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad
juist afwikkelt, kan de draad verward raken
rond de klospen.
a
b
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
16
f
Schuif de kloskap op de klospen.
Schuif de kloskap, met de licht afgeronde kant
naar links, zo ver mogelijk naar rechts op de
klospen, zodat de klos naar het rechteruiteinde
van de klospen wordt geschoven.
Memo
Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de klos.
a Kloskap (klein)
b Klos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
Wanneer u draad gebruikt die snel
afwikkelt, zoals doorzichtig nylon of
metalliek draad, plaatst u het klosnetje over
de klos, voordat u de draadklos op de
klospen plaatst.
Als het klosnetje te lang is, vouwt u het
zodat het past op het formaat klos.
Als u het klosnetje gebruikt, wordt de
spanning van de bovendraad iets hoger.
Controleer de draadspanning. Zie
“Draadspanning aanpassen” (pagina 49)
voor meer informatie.
a Klosnetje
b Klos
c Kloskap
d Klospen
g
Houd de klos in uw rechterhand. Trek met uw
linkerhand aan de draad en leid de draad
vervolgens onder de draadgeleider.
a Draadgeleider
h
Leid de draad van achteren naar voren onder
het draadgeleiderdeksel.
Houd de draad in uw rechterhand en zorg dat
de draad niet loshangt. Leid de draad
vervolgens met uw linkerhand onder het
draadgeleiderdeksel.
a Draadgeleiderdeksel
i
Trek de draad naar rechts, leid deze onder de
haak van de draadgeleider voor de
spoelwinder en wind de draad vervolgens
tegen de klok in tussen de schijven, terwijl u
de draad zo ver mogelijk trekt.
a Haak van de draadgeleider voor de
spoelwinder
b Voorspanningsschijf
a
c
b
2
1
4
3
1
a
17
1
j
Houd met uw linkerhand de draad vast die u
onder de draadgeleider voor de spoelwinder
hebt geleid en wind met uw rechterhand het
uiteinde van de draad vijf à zes maal met de
klok mee om de spoel.
k
Leid het uiteinde van de draad door de sleuf in
de spoelwinderbasis. Trek de draad
vervolgens naar rechts om deze af te snijden.
a Sleuf in spoelwinderbasis (met ingebouwde
snijder)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
l
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
naar rechts om de spoelwindsnelheid te
verhogen en naar links om de snelheid te
verlagen.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
m
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt om de spoel gewonden.
a Start/stoptoets
n
Wanneer het winden van de spoel trager gaat,
drukt u eenmaal op (start/stoptoets) om
de machine te stoppen.
o
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
naar links en verwijder vervolgens de spoel
van de as.
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait nadat het draad om de
spoel is gewonden, maakt de machine een
klikkend geluid. Dit duidt niet op een
storing.
Wanneer de spoelwinderas naar rechts
staat, kan de naald niet bewegen (naaien is
niet mogelijk).
Zorg dat u de draad afknipt zoals aangegeven.
Wanneer u de spoel windt zonder de draad af
te snijden met de snijder die is ingebouwd in
de sleuf in de spoelwinderbasis, wordt de
spoel mogelijk niet goed gewonden.
Bovendien kan de draad kan de draad verward
raken in de spoel of kan de naald verbuigen of
breken wanneer de spoeldraad bijna opraakt.
a
VOORZICHTIG
Wanneer het winden van de spoel trager gaat,
stopt u de machine. Anders raakt de
naaimachine mogelijk beschadigd.
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
18
Spoel plaatsen
Plaats de spoel met opgewonden draad.
a
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten en zet vervolgens de persvoethendel
omhoog.
a Naaldstandtoets
b
Zet de naaimachine uit (op “ ”).
c
Schuif de grendel aan de rechterkant van het
spoelhuisdeksel naar rechts en verwijder het
spoelhuisdeksel.
a Spoelhuisdeksel
b Grendel
d
Plaats de spoel met uw rechterhand zodat de
draad aan de linkerkant afwindt en trek de
draad vervolgens met uw linkerhand stevig
onder het lipje.
a Lipje
Gebruik een spoel die op de juiste manier is
gewonden, anders kan de naald breken of is
de draadspanning mogelijk onjuist.
De spoel is speciaal voor deze naaimachine
ontworpen. Als u spoelen van andere
modellen gebruikt, werkt de machine niet
goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of
spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode:
SFB(XA5539-151).
a Dit model
b Ander model
c 11,5 mm (7/16 inch) (ware grootte)
Zet de machine uit voordat u de spoel plaatst
of de naald verwisselt. Anders kunt u letsel
oplopen wanneer u per ongeluk op de start/
stoptoets drukt en de machine begint te
naaien.
VOORZICHTIG
ab
c
Houd de spoel omlaag met uw vinger en
plaats de spoel zo dat de draad in de juiste
richting afwindt. Anders kan de naald breken
of is de draadspanning mogelijk onjuist.
ab
a
VOORZICHTIG
19
1
e
Houd de spoel losjes vast met uw rechterhand
en leid de draad door de sleuf. Trek de draad
vervolgens naar u toe om deze met de snijder
af te snijden.
a Sleuf
b Draadafsnijder
X De draadafsnijder knipt de draad af.
Controleer of de draad juist door de platte
veer van het spoelhuis is geleid. Wanneer dit
niet het geval is, plaatst u de spoel opnieuw.
a Platte veer
Memo
Markeringen rond het steekplaatdeksel geven
de richting aan voor het doorvoeren van de
draad. Zorg dat u de draad inrijgt zoals
aangegeven.
f
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel (A) en druk op de
rechterkant (B).
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de
onderdraad naar boven te halen. Wanneer
u de onderdraad naar boven wilt halen
voordat u gaat naaien, rijgt u de machine
eerst in volgt u de procedure in
“Onderdraad naar boven halen”
(pagina 52).
a
b
a
VOORBEREIDINGEN
20
Bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos voor de bovendraad plaatst in de machine en hoe u de draad in
de naald steekt.
a
Zet de machine aan.
b
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
Volg bij het inrijgen van de machine zorgvuldig de instructies op. Als de bovendraad onjuist wordt
ingeregen, kan de draad verward raken en kan de naald verbuigen of breken.
U kunt de naaldinrijger gebruiken met naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
Gebruik de juiste combinatie van draad en naald. Zie “Soorten naalden en toepassingen” (pagina 30)
voor meer informatie over juiste combinaties van draad en naald.
Voor draden met een dikte van 130/20 of dikker kunt u de naaldinrijger niet gebruiken.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald of de tweelingnaald.
Zie “Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken)” (pagina 26) als de naaldinrijger
niet kan worden gebruikt.
a Klospen
b Markering op handwiel
VOORZICHTIG
Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de
machine niet goed inrijgen.
a
VOORZICHTIG
21
1
c
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
Als de naald niet juist omhoog staat, kunt u
de machine niet inrijgen. Controleer of de
markering op het handwiel omhoog staat,
zoals aangegeven in de onderstaande
afbeelding. Als het handwiel niet in deze
stand staat, zet u de naald omhoog door op
de naaldstandtoets te drukken voordat u
verder gaat met de procedure.
a Markering op handwiel
d
Draai de klospen omhoog en verwijder de
kloskap vervolgens.
a Klospen
b Kloskap
e
Plaats de klos voor de bovendraad volledig op
de klospen.
Schuif de klos zo op de pen dat de klos
horizontaal staat en de draad van onder af naar
voren afwikkelt.
a
a
b
Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad
juist afwikkelt, kan de draad verward raken
rond de klospen en kan de draad of naald
breken.
Als de gebruikte kloskap kleiner is dan de
klos, kan de draad blijven hangen,
bijvoorbeeld in de inkeping in de klos, of kan
de naald breken.
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
22
f
Schuif de kloskap op de klospen.
Memo
Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de klos.
a Kloskap (klein)
b Klos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
Wanneer u draad gebruikt die snel
afwikkelt, zoals doorzichtig nylon of
metalliek draad, plaatst u het klosnetje over
de klos, voordat u de draadklos op de
klospen plaatst.
Als het klosnetje te lang is, vouwt u het
zodat het past op het formaat klos.
Als u het klosnetje gebruikt, wordt de
spanning van de bovendraad iets hoger.
Controleer de draadspanning. Zie
“Draadspanning aanpassen” (pagina 49)
voor meer informatie.
a Klosnetje
b Klos
c Kloskap
d Klospen
g
Houd de klos in uw rechterhand. Trek met uw
linkerhand aan de draad en leid de draad
vervolgens onder de draadgeleider.
a Draadgeleider
h
Leid de draad van achteren naar voren onder
het draadgeleiderdeksel.
Houd de draad in uw rechterhand en zorg dat
de draad niet loshangt. Leid de draad
vervolgens met uw linkerhand onder het
draadgeleiderdeksel.
a Draadgeleiderdeksel
i
Rijg de machine in door de draad te leiden
zoals de cijfers op de machine aangeven.
a
c
b
2
1
4
3
1
a
23
1
j
Schuif de draad van rechts naar links in de
draadophaalhendel.
a Draadophaalhendel
Memo
U kunt de draadophaalhendel niet inrijgen
als de naald niet omhoog staat. Druk op de
naaldstandtoets om de naald omhoog te
zetten voordat u de draadophaalhendel
inrijgt.
k
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
naaldstang.
U leidt de draad gemakkelijk achter de
draadgeleider aan de naaldstang door de draad
in uw linkerhand vast te houden en van rechts
naar links in de geleider te trekken.
a Draadgeleider aan naaldstang
l
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
Naald inrijgen
In onderstaand gedeelte wordt beschreven hoe u de
naald inrijgt.
Voor modellen die zijn toegerust met een
draadgeleiderschijf
a
Trek het uiteinde van de draad, die door de
draadgeleider aan de naaldstang is geleid,
naar links (A) en vervolgens vanaf de voorkant
(B) stevig door de gleuf in de
draadgeleiderschijf.
a Draadgeleiderschijf
b Draadgeleider
a
a
a
a
b
A
B
VOORBEREIDINGEN
24
b
Snijd de draad af met de draadafsnijder op de
linkerkant van de machine.
a Draadafsnijder
Opmerking
Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt,
zoals metalliek draad, is het misschien
moeilijk om de naald in te rijgen als de
draad is afgesneden.
Gebruik dan niet de draadafsnijder, maar
trek ongeveer 80 mm (ca. 3 inch) draad uit
nadat u de draad door de
draadgeleiderschijven hebt geleid
(aangeduid met “7”).
a 80 mm (3 inch) of meer
c
Zet de naaldinrijghendel aan de linkerkant van
de machine omlaag en zet de hendel
vervolgens in de oorspronkelijke stand.
a Naaldinrijghendel
X De draad gaat door het oog van de
naald.
Opmerking
Als de naald niet volledig wordt ingeregen,
maar zich in het oog van de naald een lus
vormt, trekt u voorzichtig de lus door het
oog van de naald zodat ook het uiteinde
van de draad door het oog gaat.
a
1
Trek niet te hard aan de draad. Dan kan de
naald breken of verbuigen.
a
VOORZICHTIG
25
1
d
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
uiteinde van de draad door de persvoet en
trek ongeveer 5 cm draad (2 inch) naar de
achterkant van de machine.
a 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is
hiermee voltooid.
Nu u de bovendraad en de onderdraad
hebt ingeregen, kunt u beginnen met
naaien.
Opmerking
Als de naald niet omhoog staat, kunt u de
naald niet inrijgen met de naaldinrijger.
Druk op (naaldstandtoets) om de naald
omhoog te zetten voordat u de naaldinrijger
gebruikt.
Voor modellen zonder een
draadgeleiderschijf
a
Haak de draad in de geleider terwijl u de
naaldinrijghendel omlaag zet.
a Naaldinrijghendel
b Draad
c Geleider
b
Zorgt dat de draad achter de haak blijft steken
(zie afbeelding).
a Naaldinrijghendel
c
Zet de naaldinrijghendel omhoog en trek aan
het uiteinde van de draad, die door het oog
van de naald is geleid.
d
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
uiteinde van de draad door de persvoet en
trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad naar de
achterkant van de machine.
a 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is
hiermee voltooid.
a
Trek niet te hard aan de draad aangezien
hierdoor de naald kan verbuigen.
a
VOORZICHTIG
a
VOORBEREIDINGEN
26
Naald handmatig inrijgen
(zonder de naaldinrijger te
gebruiken)
Wanneer u een speciale draad, draad van 130/20 of
dikker, de platte naald of de tweelingnaald gebruikt
– u kunt dan niet werken met de naaldinrijger – rijgt
u de naald als volgt in.
a
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
naaldstang.
Zie “Bovendraad inrijgen” (pagina 20) voor
meer informatie.
b
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
c
Leid de draad van voren naar achteren door
het oog van de naald.
d
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
uiteinde van de draad door de persvoet en
trek ongeveer 5 cm draad (2 inch) naar de
achterkant van de machine.
Werken met de tweelingnaald
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen
van dezelfde steek naaien met twee verschillende
draden. Beide bovendraden moeten van dezelfde
dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de tweelingnaald en
de extra klospen.
Zie “Steekinstellingen” (pagina 89) voor meer
informatie over steken die u kunt naaien met de
tweelingnaald.
a Tweelingnaald
b Extra klospen
a
Plaats de tweelingnaald.
Zie “Naald verwisselen” (pagina 31) voor
meer informatie over het plaatsen van een
naald.
b
Rijg de bovendraad voor de linkernaald in.
•Zie stap
a tot en met j van “Bovendraad
inrijgen” (pagina 20) voor meer informatie.
c
Rijg de bovendraad handmatig door het oog
van de linkernaald.
Leid de draad van voren naar achteren door
het oog van de naald.
a
ab
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald
(onderdeelcode: X59296-121). Wanneer u
een andere naald gebruikt, kan de naald
breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen
naalden kunnen gemakkelijk breken, wat
letsel kan veroorzaken.
Met de tweelingnaald kunt u de naaldinrijger
niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger
gebruikt met de tweelingnaald, kan de
naaimachine beschadigd raken.
VOORZICHTIG
27
1
d
Plaats de extra klospen op het uiteinde van de
spoelwinderas.
e
Plaats de draadklos en rijg de bovendraad in.
Memo
Plaats de draadklos zo dat de draad vanaf
de voorkant van de klos afwikkelt.
f
Rijg de bovendraad voor de rechterkant op
dezelfde manier in als de bovendraad voor de
linkerkant is ingeregen.
a Draadgeleiderdeksel
Zie stap a tot en met j van “Bovendraad
inrijgen” (pagina 20) voor meer informatie.
g
Rijg de rechternaald handmatig in zonder de
draad door de draadgeleider op de naaldstang
te leiden.
Leid de draad van voren naar achteren door
het oog van de naald.
h
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie over het verwisselen van de
persvoet.
i
Zet de machine aan.
X Het LCD-display gaat aan.
j
Selecteer een steek.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie over het selecteren van steken.
Zie “Steekinstellingen” (pagina 89) voor
meer informatie over steken die u kunt
naaien met de tweelingnaald.
k
Druk op (enkele/tweelingnaaldtoets).
X U kunt nu de tweelingnaald gebruiken.
Druk op (enkele/tweelingnaaldtoets) als
u weer wilt naaien met een enkele naald.
Ook als u de naaimachine uitzet, blijft de
tweelingnaaldinstelling gehandhaafd.
a Spoelwinderas
b Extra klospen
c Draadklos
1
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u
zigzagvoet “J” bevestigen. Anders kan de naald
breken of de machine beschadigd raken.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait
u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de
klok in) om te controleren dat de naald de
persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet
raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Zorg dat u de tweelingnaaldinstelling
selecteert wanneer u de tweelingnaald
gebruikt, anders kan de naald breken of de
machine beschadigd raken.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
28
l
Begin met naaien.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 44) voor
meer informatie over het beginnen met
naaien.
X Twee rijen steken worden parallel naast
elkaar gemaakt.
Opmerking
Als u de tweelingnaald gebruikt, kunnen de
steken te dicht op elkaar zitten, afhankelijk
van de soort draad en stof die u gebruikt.
Vergroot de steeklengte in dat geval. Zie
“Steeklengte en -breedte aanpassen
(pagina 42) voor meer informatie over het
aanpassen van de steeklengte.
Druk voor het wijzigen van de naairichting op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
halen uit de stof. Haal vervolgens de
persvoethendel omhoog en draai de stof.
Anders kan de naald breken of de machine
beschadigen.
Draai de stof niet terwijl de tweelingnaald
omlaag staat in de stof. De naald kan dan
breken of de machine kan beschadigd raken.
VOORZICHTIG
29
1
Naald wisselen
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze
voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald breekt
en stukjes ervan wegspringen. Lees de onderstaande instructies zorgvuldig en volg deze op.
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de
naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan
veroorzaken.
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
30
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de
volgende tabel om de geschikte draad en naald te bepalen voor de stof die u wilt naaien.
Memo
Hoe kleiner het draadnummer, des te dikker
de draad; hoe groter het naaldnummer, des
te dikker de naald.
Gebruik de ballpointnaald wanneer u
stretchstoffen naait of stoffen waar
gemakkelijk steken worden overgeslagen.
Gebruik een naald 90/14 t/m 100/16 met transparante
nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
Soort stof/Toepassing
Draad
Naalddikte
Soort Gewicht
Middelmatig
dikke
stof
Popeline Katoenen draad
60–80
75/11–90/14
Tafzijde
Synthetische
draad
Flanel,
gabardine
Zijden draad 50
Dunne stof
Linon Katoenen draad
60–80
65/9–75/11
Crêpe georgette
Synthetische
draad
Challis, satijn Zijden draad 50
Dikke stof
Spijkerstof Katoenen draad 30–50
90/14–100/16
Ribfluweel
Synthetische
draad
50–60
Tweed Zijden draad
Stretch-
stof
Jersey
Draad voor
breiwerken
50–60
Ballpointnaald
(goudkleurig)
75/11–90/14
Tricot
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Katoenen draad
50–80
65/9–90/14
Synthetische
draad
Zijden draad 50
Voor afwerksteken
Synthetische
draad
50–60 90/14–100/16
Zijden draad
In de bovenstaande tabel vindt u de juiste com-
binaties van stof, draad en naald. Wanneer de
combinatie van stof, draad en naald onjuist is,
kan de naald verbuigen of breken, vooral bij
dikke stoffen (zoals spijkerstof) en bij gebruik
van dunne naalden (bijvoorbeeld 65/9 t/m
75/11). Bovendien kunnen de steken ongelijk-
matig worden of gaan plooien of kunnen steken
worden overgeslagen.
VOORZICHTIG
31
1
Naald controleren
Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een
verbogen naald, omdat de naald dan kan breken
terwijl u aan het werk bent.
Leg een naald vóór gebruik met de vlakke kant op
een vlakke ondergrond en controleer of de afstand
tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
a Vlakke kant
b Markering naaldsoort
a Vlakke ondergrond
Als de afstand tussen de naald en de vlakke
ondergrond niet gelijk is, is de naald verbogen.
Gebruik geen verbogen naald.
a Vlakke ondergrond
Naald verwisselen
Vervang de naald zoals hieronder wordt beschreven.
Gebruik een schroevendraaier en een goede naald,
zoals beschreven in “Naald controleren”.
a
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
b
Zet de machine uit.
c
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
a
b
a
a
Zet de naaimachine uit voordat u de naald
verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen
wanneer u per ongeluk drukt op de start/
stoptoets en de machine begint te naaien.
Plaats, voordat u de naald verwisselt, stof of
papier onder de persvoet om te voorkomen dat
de naald in de opening in de steekplaat valt.
VOORZICHTIG
a
VOORZICHTIG
VOORBEREIDINGEN
32
d
Draai de naaldklemschroef los en verwijder
de naald.
Houd de naald vast met uw linkerhand en
draai met uw rechterhand de schroevendraaier
tegen de klok in.
a Naaldklemschroef
b Schroevendraaier
Draai de naaldklemschroef niet met te veel
kracht vast of los, anders kunt u de machine
beschadigen.
e
Plaats de naald met de vlakke kant naar
achteren totdat de naald de naaldstopper
raakt.
a Naaldstopper
f
Houd de naald vast met uw linkerhand en
draai de naaldklemschroef vast.
Draai de schroevendraaier met de klok mee.
Plaats de tweelingnaald op dezelfde manier.
b
a
a
Zorg dat u de naald plaatst tot aan de
naaldstopper en dat u de naaldklemschroef
goed vastdraait met de schroevendraaier.
Anders kan de naald breken of kan de
machine beschadigd raken.
VOORZICHTIG
33
1
Persvoet verwisselen
Voorzorgsmaatregelen persvoet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de persvoet.
Persvoet verwisselen
Vervang de persvoet volgens onderstaande
instructies.
a
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
b
Zet de machine uit.
c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
d
Druk op de zwarte toets achter op de
persvoethouder om de persvoet te
verwijderen.
a Zwarte knop
b Persvoethouder
Gebruik de persvoet die geschikt is voor de soort steek die u wilt maken, anders kan de naald de persvoet
raken, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Gebruik uitsluitend persvoeten die speciaal zijn ontworpen voor deze naaimachine. Het gebruik van
andere persvoeten kan leiden tot letsel of tot schade aan de machine.
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet
verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen
wanneer u per ongeluk drukt op de start/
stoptoets en de machine begint te naaien.
Zorg dat de persvoet in de juiste richting is
geplaatst, anders kan de naald de persvoet
raken. Hierdoor kan de naald breken en letsel
veroorzaken.
VOORZICHTIG
a
a
b
VOORBEREIDINGEN
34
e
Plaats de gewenste persvoet zo onder de
houder dat de pen van de persvoet op één lijn
staat met de inkeping in de houder.
Plaats de persvoet zo dat de letter die het type
persvoet aangeeft (J, A, enzovoort) leesbaar is.
a Persvoethouder
b Inkeping
c Pen
Memo
De code voor de persvoet die voor een
bepaalde steek moet worden gebruikt,
wordt weergegeven op het LCD-display. Zie
“Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie over het selecteren van steken.
f
Breng de persvoethendel langzaam omlaag,
zodat de persvoetpen in de inkeping in de
persvoethouder klikt.
X De persvoethendel is bevestigd.
g
Zet de persvoethendel omhoog om te
controleren of de persvoet stevig vastzit.
De persvoethouder
verwijderen
Verwijder de persvoethouder wanneer u de
naaimachine reinigt of wanneer u de optionele
boventransportvoet bevestigt.
a
Verwijder de persvoet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
b
Draai de persvoethouderschroef los en
verwijder vervolgens de persvoethouder.
Draai de schroevendraaier tegen de klok in.
a Schroevendraaier
b Persvoethouder
c Schroef
c
b
a
b
c
d
a
a Persvoethendel
b Persvoethouder
c Inkeping
d Pen
a
b
c
35
1
Persvoethouder bevestigen
a
Houd de persvoethouder in één lijn met de
persvoetstang.
a Persvoetstang
b Persvoethouder
b
Houd de persvoethouder met uw rechterhand
omhoog en draai de schroef vast.
Draai met uw linkerhand de schroevendraaier
met de klok mee.
Opmerking
Als de persvoethouder onjuist is bevestigd,
is de draadspanning niet goed.
Werken met de optionele
boventransportvoet
Met de optionele boventransportvoet worden beide
stukken stof gelijkmatig doorgevoerd door de
transporteur en de tanden op de persvoet. Dit is
handig voor het naaien van stoffen die lastig door te
voeren zijn, zoals vinyl en leer, en stoffen die
gemakkelijk wegglijden, zoals fluweel, of bij het
maken van quilts.
Bevestig de boventransportvoet met de
schroevendraaier.
De boventransportvoet bevestigen
a
Verwijder de persvoethouder
Zie “De persvoethouder verwijderen
(pagina 34) voor meer informatie.
b
Haak de verbindingsvork van de
boventransportvoet op de naaldklemschroef.
a Verbindingsvork
b Naaldklemschroef
Draai de persvoethouderschroef stevig vast.
Anders kan de persvoethouder eraf vallen en
mogelijk de naald raken, waardoor de naald
kan verbuigen of breken.
a
b
VOORZICHTIG
a
b
VOORBEREIDINGEN
36
c
Breng de persvoethendel omlaag, plaats de
schroef voor de persvoethendel in de opening
en draai de schroef vast met de
schroevendraaier.
a Persvoethouderschroef
Opmerking
Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de
boventransportvoet.
De boventransportvoet verwijderen
a
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
b
Zet de machine uit.
c
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
d
Draai met een schroevendraaier de
persvoethouderschroef los en verwijder
vervolgens de boventransportvoet.
a Persvoethouderschroef
e
Bevestig de persvoethouder.
Zie “De persvoethouder verwijderen
(pagina 34) voor meer informatie.
Memo
U kunt alleen de rechte steek (met
verstevigingssteek) en de zigzagsteek
gebruiken met de boventransportvoet. Zie
“Steekinstellingen” (pagina 89) voor meer
informatie over de steken.
De optionele boventransportvoet is
verkrijgbaar bij uw Brother-dealer.
Draai de schroef stevig vast met de
schroevendraaier; anders raakt de naald
misschien de persvoet, waardoor de naald kan
verbuigen of breken.
Draai voordat u begint met naaien het
handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok
in) om te controleren of de naald de persvoet
niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan
de naald verbuigen of breken.
a
VOORZICHTIG
a
a
37
1
Nuttige functies
Hieronder worden functies beschreven waarmee u
efficiënter kunt naaien.
Naaldstopstand wijzigen
Normaliter is de naaimachine zo ingesteld dat de
naald in de stof blijft staan wanneer u stopt met
naaien. U kunt de machine echter ook zo instellen dat
de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
a
Zet de machine uit.
b
Zet de machine aan terwijl u drukt op
(automatisch achteruit/verstevigingssteektoets).
Wanneer de machine twee piepsignalen geeft,
laat u de automatisch achteruit/
verstevigingssteektoets los.
a
Automatisch achteruit/verstevigingssteektoets
X De naaldstopstand is nu gewijzigd
zodat de naald omhoog blijft staan.
Memo
Voer dezelfde procedure uit om de
naaldstopstand te wijzigen zodat de naald
omlaag blijft staan.
Wanneer de naald omhoog blijft staan
De naald blijft omhoog staan wanneer u stopt met
naaien.
Memo
Wanneer het naaien is voltooid, kunt u de
stof wegnemen.
Wanneer de naald omlaag blijft staan
De naald blijft omlaag staan wanneer u stopt met
naaien.
Memo
Gebruik deze stand wanneer u van
naairichting wilt veranderen (“Van
naairichting veranderen” (pagina 50)) of
wilt stoppen tijdens het naaien.
VOORBEREIDINGEN
38
Aanvankelijke naaldstand
wijzigen
Normaliter wordt automatisch de rechte steek (linker
naaldstand) geselecteerd wanneer u de naaimachine
inschakelt. U kunt de machine zo instellen dat
automatisch de rechte steek (middelste naaldstand)
wordt geselecteerd wanneer u de machine
inschakelt.
a
Zet de machine uit.
b
Zet de machine aan terwijl u drukt op
(enkele/tweelingnaaldtoets).
Wanneer de machine twee piepsignalen geeft,
laat u de enkele/tweelingnaaldtoets los.
a Enkele/tweelingnaaldtoets
X De aanvankelijke naaldstand wordt
gewijzigd in de middelste naaldstand.
Memo
De opgegeven aanvankelijke naaldstand
blijft gehandhaafd wanneer u de
naaimachine uitzet.
Voer dezelfde procedure uit om de
aanvankelijke naaldstand te wijzigen in de
linker naaldstand.
39
1
Cilindrische of grote stukken naaien
Voordat u cilindrische of grote stukken stof gaat naaien verwijdert u de accessoiretafel.
Cilindrische stukken naaien
Door de accessoiretafel te verwijderen kunt u
gemakkelijker cilindrische stukken zoals manchetten
en broekspijpen naaien.
a
Trek de accessoiretafel naar links.
X Wanneer u de accessoiretafel hebt
verwijderd, kunt u naaien met de vrije
arm.
b
Schuif het deel dat u wilt naaien op de arm en
naai van bovenaf.
c
Plaats de accessoiretafel weer terug wanneer
u klaar bent met het naaien met de vrije arm.
Grote stukken stof naaien
De optionele brede tafel maakt het naaien van grote
stukken gemakkelijker.
a
Vouw de poten onder aan de brede tafel uit.
Trek de vier poten uit totdat deze vastklikken.
b
Trek de accessoiretafel naar links.
VOORBEREIDINGEN
40
c
Installeer de brede tafel.
Houd de brede tafel horizontaal terwijl u deze
helemaal op zijn plaats schuift. De rechter
benedenhoek van de brede tafel valt over het
voorste gedeelte van de naaimachinebed.
a Rechter benedenhoek
b Naaimachinebed
Opmerking
De optionele brede tafel is verkrijgbaar bij
uw Brother-dealer.
d
Draai de schroef onder op elke poot om de
hoogte af te stellen, zodat de brede tafel even
hoog is als het naaimachinebed.
e
Wanneer u klaar bent met de brede tafel,
maakt u deze weer los.
U trekt de tafel naar links terwijl u deze
enigszins omhoog tilt.
f
Installeer de accessoiretafel weer op de
oorspronkelijke plaats.
Verplaats de naaimachine niet terwijl de
brede tafel daaraan is bevestigd; hiermee zou
u schade of letsel kunnen veroorzaken.
1
2
VOORZICHTIG
41
2
2 GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
Beginnen met naaien
Hieronder worden basishandelingen voor het naaien beschreven.
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Naaiprocedure
Hieronder wordt de basisprocedure voor het naaien beschreven.
Let goed op de naald wanneer de machine in werking is. Houd bovendien uw handen uit de buurt van
alle bewegende delen zoals de naald, het handwiel en de draadophaalhendel. Anders kunt u letsel
oplopen.
Trek niet te hard aan de stof en duw de stof niet te hard tijdens het naaien. Anders kunt u letsel oplopen
of kan de naald breken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan
veroorzaken.
Gebruik de juiste persvoet voor de soort steek die u wilt maken, anders kan de naald de persvoet raken,
waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Pas op dat de naald bij het naaien geen rijgspelden raakt, anders kan de naald verbuigen of breken.
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk drukt op de start/stoptoets en de machine begint te naaien.
VOORZICHTIG
1
Zet de machine
aan.
Zet de machine aan.
Zie “De machine aanzetten” (pagina 14) voor meer informatie.
2
Selecteer een
steek.
Selecteer een steek die geschikt is voor de toepassing.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer informatie.
3
Bevestig de
persvoet.
Bevestig de geschikte persvoet voor de soort steek die u wilt naaien.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor meer informatie.
4
Begin met
naaien.
Plaats de stof en begin met naaien. Knip de draden af wanneer het naaiwerk is
voltooid.
Zie “Stof plaatsen” (pagina 43), “Beginnen met naaien” (pagina 44) en “Draad
afknippen” (pagina 48) voor meer informatie.
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
42
Steek selecteren
Met de patroonselectieknop kunt u elke steek
selecteren.
a
Zet de machine aan.
b
Draai de patroonselectieknop om de steek te
selecteren die u wilt naaien. Draai de knop
naar rechts voor een hoger nummer of naar
links voor een lager nummer.
a Patroonselectieknop
X De steek wordt weergegeven op het
LCD-display.
c
Bevestig de persvoet die wordt aangegeven in
het LCD-display.
a Type persvoet
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
Memo
De persvoet die moet worden gebruikt,
wordt aangegeven door de letter (J, A,
enzovoort) boven het steeknummer.
d
Pas zo nodig de steeklengte en steekbreedte
aan.
Zie het volgende gedeelte, “Steeklengte en -
breedte aanpassen”, voor meer informatie over
aanpassingen.
Steeklengte en -breedte
aanpassen
Voorbeeld: steek selecteren
a
Draai de patroonselectieknop totdat 05 wordt
weergegeven in het LCD-display.
b
Druk op + of – op (steeklengtetoets) om
de steeklengte aan te passen.
a Steeklengtetoets
b Steeklengte
c Fijn
d Grof
a
a
+
43
2
c
Druk op + of – op (steekbreedtetoets)
om de steekbreedte aan te passen.
a Steekbreedtetoets
b Steekbreedte
c Smal
d Breed
Memo
Wanneer de steeklengte of steekbreedte
afwijkt van de standaardinstelling, wordt
niet meer weergegeven rond het symbool
of op het LCD-display. Wanneer de
steeklengte of steekbreedte wordt
teruggezet naar de standaardinstelling,
wordt opnieuw weergegeven rond het
symbool of op het LCD-display.
Als de steekbreedte van de
geselecteerde steek niet kan worden
aangepast, wordt rechts van --
weergegeven op het LCD-display.
Stof plaatsen
Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait
en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste
manier tegen elkaar liggen.
a
Zet de machine aan.
Automatisch wordt de rechte steek (linker
naaldstand) geselecteerd.
b
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te
zetten.
a Naaldstandtoets
c
Plaats de stof onder de persvoet.
Als de marge aan de rechterkant zit, kunt u
gemakkelijker in een rechte lijn naaien. De
extra stof zit dan niet in de weg.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en
controleert u dat de naald de persvoet niet
raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de
naald verbuigen of breken.
Wanneer de steken te dicht op elkaar zitten,
vergroot u de steeklengte. Wanneer u
doorgaat met naaien terwijl de steken te dicht
op elkaar zitten, kan de naald verbuigen of
breken.
+
VOORZICHTIG
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
44
d
Houd het einde van de draad en de stof in uw
linkerhand en draai met uw rechterhand het
handwiel naar u toe (tegen de klok in) om de
naald omlaag te brengen naar het beginpunt
van het naaiwerk.
e
Breng de persvoethendel omlaag.
a Persvoethendel
X De stof is nu goed geplaatst en u kunt
deze naaien.
Beginnen met naaien
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, kunt u de
machine starten. U kunt de naaisnelheid aanpassen
met de schuifknop voor snelheidsregeling of met het
voetpedaal.
Note
Belangrijk:
Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stoptoets) niet gebruiken
om het naaien te starten.
Met de bedieningstoetsen
U kunt het naaien starten en stoppen met de
bedieningstoets (start/stoptoets).
a
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
schuifknop voor snelheid naar links of naar
rechts te schuiven.
Wanneer u de schuifknop voor
snelheidsregeling naar links schuift, wordt de
naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar
rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
a
45
2
b
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
a Start/stoptoets
De machine begint te naaien.
Wanneer u (start/stoptoets) ingedrukt
houdt onmiddellijk nadat het naaien begint,
wordt de naaisnelheid lager.
c
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De machine stopt met de naald omlaag
(in de stof).
d
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
naald omhoog en knipt u de draden af.
X Zie “Draad afknippen” (pagina 48) voor
meer informatie.
Werken met het voetpedaal
U kunt het naaien starten en stoppen met het
voetpedaal.
a
Zet de machine uit.
Wanneer u het voetpedaal aansluit, moet u de
naaimachine uitzetten, zodat deze niet per
ongeluk kan starten.
b
Plaats de stekker van het voetpedaal in de
aansluiting aan de zijkant van de
naaimachine.
a Voetpedaalaansluiting
c
Zet de machine aan.
d
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
schuifknop voor snelheid naar links of naar
rechts te schuiven.
Wanneer u de schuifknop voor
snelheidsregeling naar links schuift, wordt de
naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar
rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
De snelheid die u hebt ingesteld met de
schuifknop voor snelheidsregeling is de
maximale naaisnelheid van het voetpedaal.
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
46
e
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, drukt u
langzaam het voetpedaal in.
Door het voetpedaal in te drukken, verhoogt u
de naaisnelheid. Door het voetpedaal omhoog
te laten komen, verlaagt u de naaisnelheid.
a Langzamer
b Sneller
Druk het voetpedaal langzaam in. Wanneer
u het voetpedaal te hard indrukt, begint het
naaien te snel.
X De machine begint te naaien.
f
Wanneer het eind van het stiksel is bereikt,
laat u het voetpedaal helemaal
omhoogkomen.
X De machine stopt met de naald omlaag
(in de stof).
g
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
naald omhoog en knipt u de draden af.
Zie “Draad afknippen” (pagina 48) voor
meer informatie.
Memo
Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stoptoets) niet gebruiken
om het naaien te starten.
Wanneer u stopt met naaien, blijft de naald
omlaag staan (in de stof). U kunt de
machine zo instellen dat de naald omhoog
blijft staan wanneer u stopt met naaien. Zie
“Naaldstopstand wijzigen” (pagina 37) voor
meer informatie over de naaldstopstand.
Naaiwerk verstevigen
Wanneer u bijvoorbeeld met een rechte steek naait,
kunt u aan het eind van een opening of op een plaats
waar naden elkaar niet overlappen het uiteinde van
de draad vastzetten met achteruitnaaien of
verstevigingssteken.
a
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
van het stiksel en breng vervolgens de
persvoethendel omlaag.
b
Druk op (start/stoptoets) of trap het
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stoptoets)
ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
a Start/stoptoets
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 44) voor
meer informatie.
X De machine begint te naaien.
Zorg dat er zich geen draad of stof ophoopt in
het voetpedaal. Anders bestaat het risico van
brand of elektrische schok.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
Dit kan letsel veroorzaken of de machine
beschadigen.
Als u de machine lange tijd niet gebruikt,
ontkoppelt u het voetpedaal. Anders bestaat
het risico van brand of elektrische schok.
a
b
VOORZICHTIG
47
2
c
Nadat u 3 tot 5 steken hebt genaaid, drukt u
op (achteruit/verstevigingssteektoets).
Houd (achteruit/verstevigingssteektoets)
ingedrukt totdat u het begin van het stiksel
bereikt.
a Achteruit/verstevigingssteektoets
Zolang u (achteruit/verstevigingssteektoets)
ingedrukt houdt, wordt achteruit genaaid.
d
Wanneer u het begin van het stiksel weer hebt
bereikt, laat u (achteruit/
verstevigingssteektoets) los.
X De machine stopt met naaien.
e
Druk op (start/stoptoets) of trap het
voetpedaal in.
X De machine begint te naaien in de
normale naairichting.
f
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
drukt u op (achteruit/
verstevigingssteektoets).
Houd (achteruit/verstevigingssteektoets)
ingedrukt totdat er 3 tot 5 steken achteruit zijn
genaaid.
X Zolang u (achteruit/
verstevigingssteektoets) ingedrukt
houdt, wordt achteruit genaaid.
g
Nadat u 3 tot 5 steken achteruit hebt genaaid,
laat u (achteruit/verstevigingssteektoets)
los.
X De machine stopt met naaien.
h
Druk op (start/stoptoets) of trap het
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stoptoets)
ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
X De machine begint te naaien in de
normale naairichting.
i
Nadat u tot het eind van het stiksel hebt
genaaid, stopt u de naaimachine.
Druk op (start/stoptoets) of laat het
voetpedaal los.
a Begin van de steken
b Eind van stiksel
Verstevigingssteken naaien
Wanneer u andere steken naait dan rechte steken
of zigzagsteken die worden verstevigd met
verstevigingssteken, worden er
verstevigingssteken genaaid wanneer u drukt op
(achteruit/verstevigingssteektoets), 3 tot 5
steken boven op elkaar.
a Achteruit naaien
b Verstevigingssteken
Memo
Afhankelijk van de geselecteerde steek zal
de machine achteruitnaaien of
verstevigingssteken maken. Zie
“Steekinstellingen” (pagina 89) voor meer
informatie.
1
2
5
6
4
3
1
2
ba
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
48
Draad afknippen
a
Wanneer u klaar bent met een stuk naaiwerk
en de naaimachine is gestopt, drukt u eenmaal
op (naaldstandtoets) om de naald
omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
b
Zet de persvoethendel omhoog.
a Persvoethendel
c
Trek de stof naar de linkerkant van de
machine en leid vervolgens de draden door de
draadafsnijder om ze af te snijden.
a Draadafsnijder
Automatisch achteruitsteken/
verstevigingssteken naaien
U kunt de naaimachine zo instellen dat automatisch
aan het begin en eind van het stiksel achteruit wordt
genaaid of verstevigingssteken worden gemaakt. Bij
rechte steken en zigzagsteken worden automatisch
achteruitsteken en geen verstevigingssteken genaaid.
a
Selecteer een steek.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
b
Druk op (automatisch achteruit/
verstevigingssteektoets).
a Automatisch achteruit/
verstevigingssteektoets
X Op het LCD-display wordt
weergegeven.
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor
knoopsgaten en trenssteken, waarbij automatisch
verstevigingssteken worden gemaakt.
Druk opnieuw op (automatisch achteruit/
verstevigingssteektoets) om automatische
achteruitsteken/verstevigingssteken te annuleren.
c
Plaats de stof onder de persvoet en draai het
handwiel naar u toe om de naald in de stof te
plaatsen.
d
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
a Start/stoptoets
X Nadat er is achteruit genaaid of
verstevigingssteken zijn gemaakt,
begint de machine met naaien.
a
a
49
2
e
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
drukt u eenmaal op de achteruit/
verstevigingssteektoets.
a Achteruit/verstevigingssteektoets
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor
knoopsgaten en trenssteken, waarbij
automatisch verstevigingssteken worden
gemaakt.
X Na het naaien van achteruitsteken/
verstevigingssteken stopt de machine.
Memo
Achteruitsteken/verstevigingssteken
WORDEN PAS genaaid wanneer u op
(achteruit/verstevigingssteektoets) drukt. U
kunt op (start/stoptoets) drukken om zo
nodig met stikken te stoppen, bijvoorbeeld
om de stof te draaien in een hoek.
Draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de
onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
Als de combinatie van draad en naald geschikt is
voor de soort stof die u naait (volgens “Soorten
naalden en toepassingen” (pagina 30)), wordt de
draadspanning automatisch aangepast aan de juiste
instelling. Wanneer de vooraf ingestelde
draadspanning echter niet het gewenste resultaat
geeft, of wanneer u met speciaal draad of op speciale
stof naait, kunt u met de draadspanningsknop de
spanning van de bovendraad verhogen of verlagen.
Juiste draadspanning
De bovendraad en de spoeldraad moeten elkaar
kruisen in het midden van de stof. Alleen de
bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant
van de stof en alleen de spoeldraad mag zichtbaar
zijn aan de achterkant van de stof.
Bovendraad is te strak
Als de spoeldraad zichtbaar is aan de voorkant
van de stof, is de bovendraad te strak.
Draai de draadspanningsknop naar links als u
de bovendraad losser wilt naaien.
Bovendraad is te los.
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant
van de stof, is de bovendraad te los.
Draai de draadspanningsknop naar rechts als
u de bovendraad strakker wilt naaien.
a
b
c
d
a Achterkant van de
stof
b Voorkant van de
stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
a
b
c
e
d
a Achterkant van de
stof
b Voorkant van de
stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
e De spoeldraad is
zichtbaar aan de
voorkant van de
a
b
c
e
d
a Achterkant van de
stof
b Voorkant van de
stof
c Bovendraad
d Spoeldraad
e De bovendraad is
zichtbaar aan de
achterkant van de
stof.
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
50
Nuttige naaitips
Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere naairesultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij
het naaien.
Proefnaaien
Nadar een steek is geselecteerd, worden automatisch
de steekbreedte en -lengte ingesteld voor de steek
die u hebt geselecteerd.
Het is echter raadzaam een proeflap te naaien omdat
u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk
van de soort stof en de steken die worden gemaakt.
Voor het proefnaaien gebruikt u dezelfde stof en
draad als voor uw naaiwerk. Controleer de
draadspanning, de steeklengte en de steekbreedte.
Aangezien de resultaten verschillen afhankelijk van
de soort steek en het aantal lagen stof, moet het
proefnaaien op dezelfde manier plaatsvinden als uw
echte naaiwerk.
Van naairichting
veranderen
a
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de
naaimachine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de
naald omhoog is blijven staan toen u de machine
stopte, drukt u op (naaldstandtoets).
b
Breng de persvoethendel omhoog en draai de
stof.
U draait de stof met de naald als as.
c
Breng de persvoethendel weer omlaag en ga
door met naaien.
a Persvoethendel
Rondingen naaien
Stop met naaien en wijzig vervolgens de naairichting
enigszins om langs de ronding te naaien.
Wanneer u met een zigzagsteek langs een ronding
naait, selecteert u een kortere steeklengte, zodat u
een fijnere steek krijgt.
Dikke stoffen naaien
Als de stof niet onder de persvoet past
Zet de persvoethendel nog hoger tot de persvoet
in de hoogste stand staat. (De persvoethendel zit
nu niet meer vast.)
a
De dikte van een stof is afhankelijk van de
soort stof. Als u de stof met kracht duwt, kan
de naald verbuigen of breken.
VOORZICHTIG
51
2
Als u dikke naden naait en de stof niet wordt
doorgevoerd aan het begin van het stiksel
Zigzagvoet “J” is toegerust met een functie om de
persvoet horizontaal te houden.
a Naairichting
b Onjuiste uitlijning
a
Wanneer u begint te naaien met een naad die
te dik is om de stof door te voeren, zet u de
persvoethendel omhoog.
b
Druk met uw wijsvinger op de zwarte knop
(persvoethouderpen) aan de linkerkant van zigzagvoet
“J”. Druk vervolgens voorzichtig met uw duim van uw
andere hand de voorkant van de persvoet naar
beneden om de persvoet horizontaal te krijgen. U
hoort een klik. Blijf op de persvoethouderpen drukken
terwijl u de persvoet omlaag zet.
a Zwarte knop
c
De persvoet blijft horizontaal staan en u kunt
de stof doorvoeren.
Nadat de naad is genaaid, keert de persvoet
terug naar de normale stand.
Dunne stoffen naaien
Wanneer u dunne stoffen naait, komen de steken
mogelijk niet mooi op één lijn of wordt de stof niet
goed doorgevoerd.
Plaats in dat geval dun papier of
verstevigingsmateriaal onder de stof en naai deze
samen met de stof. Wanneer u klaar bent met
naaien, scheurt u het overtollige papier af.
a Steunstof of papier
Stretchstoffen naaien
Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze
vervolgens zonder de stof uit te rekken.
U kunt nog een beter resultaat bereiken wanneer u
gebruikmaakt van draad voor breiwerken of een
stretchsteek.
a Rijgsteken
De dikte van een stof is afhankelijk van de soort
stof. Als u de stof met kracht duwt, kan de
naald verbuigen of breken.
b
a
a
VOORZICHTIG
a
a
GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
52
Onderdraad naar boven halen
Wanneer u plooien of fantasiequilts wilt maken, trekt
u eerst de spoeldraad omhoog zoals hieronder wordt
beschreven.
a
Plaats de spoel in het spoelhuis.
Zie stap a tot en met d van “Spoel
plaatsen (pagina 18).
b
Leid de spoeldraad door de sleuf.
Knip de draad niet af met de draadafsnijder.
c
Houd de bovendraad losjes vast met uw
linkerhand terwijl de naald omhoog staat en
druk tweemaal op (naaldstandtoets) om
de naald omlaag en omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
X De spoeldraad zit in een lus rond de
bovendraad en kan naar boven worden
getrokken.
d
Trek de bovendraad voorzichtig omhoog om
het uiteinde van de spoeldraad eruit te
trekken.
e
Trek ongeveer 10-15 cm (4-5 inch) van de
spoeldraad onder de persvoet naar de
achterkant van de machine.
f
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van
het spoelhuisdeksel (A) en druk voorzichtig op
de rechterkant (B).
1
AA
B
53
3
3 NAAISTEKEN
Overhandse steken naaien
Naai overhandse steken langs de rand van afgesneden stof om rafelen te voorkomen. Er zijn zes overhandse
steken beschikbaar.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt
deze instelling aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het naaien.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigings-
steken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Zigzagsteek
J05050505
Overhandse
steken naaien en
applicaties
bevestigen
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruit-
naaien
3-punts-
zigzagsteek
J06060606
Overhandse steken
naaien op
middelzware stof of
stretchstof, elastiek
bevestigen,
stoppen, enzovoort
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
Overhandse
steek
G07 07 07 07
Overhandse steken
naaien op dunne of
middelzware stof
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
G08 08 08 08
Overhandse steken
naaien op dikke stof
5,0
(3/16)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
G09 09 09 09
Rafelen
voorkomen in
dikke stof en stof
die gemakkelijk
rafelt
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
J10101010
Overhandse steken
naaien op
stretchstoffen
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
*
1
VOORZICHTIG
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
54
Overhandse steken naaien
met zigzagvoet “J”
a
Zet de machine aan.
b
Met de patroonselectieknop
selecteert u , of .
c
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
d
Naai langs de rand van de stof en zorg dat de
naaldpositie rechts van de rand is.
a Naaldpositie
Overhandse steken naaien met
overhandse steekvoet “G”
a
Zet de machine aan.
b
Met de patroonselectieknop
selecteert u ,
of
.
c
Bevestig overhandse steekvoet “G”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
d
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
van de persvoet en zet de persvoethendel
omlaag.
a Persvoetgeleider
e
Draai het handwiel langzaam naar u toe en
controleer of de naald de persvoet niet raakt.
f
Naai met de rand van de stof tegen de
persvoetgeleider.
a Naaldpositie
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait
u het handwiel langzaam naar u toe en
controleert u dat de naald de persvoet niet
raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de
naald verbuigen of breken.
a
a
a
VOORZICHTIG
a
a
55
3
Basissteken
U gebruikt rechte steken om gewone naden te maken. Er zijn drie basissteken beschikbaar.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
a
Rijg of speld de stukken stof bijeen.
b
Zet de machine aan.
c
Met de patroonselectieknop
selecteert u , of .
d
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
e
Als u achteruitsteken wilt naaien, zet u de
naald 3 tot 5 steeklengtes voor het punt waar
u begint met stikken omlaag in de stof. Naai
vervolgens de achteruitsteken.
Zie “Naaiwerk verstevigen” (pagina 46) voor
meer informatie.
f
Begin met naaien.
Zie “Beginnen met naaien” (pagina 44) voor meer
informatie.
g
Naai 3 tot 5 achteruitsteken als u achteruitsteken
wilt naaien aan het eind van het stiksel.
Zie “Naaiwerk verstevigen” (pagina 46) voor
meer informatie.
h
Knip de draad af wanneer het naaiwerk is
voltooid.
Naaldstand wijzigen
U kunt de naaldstand aanpassen met de rechte
steek (linker naaldstand) en de drievoudige
stretchsteek door de steekbreedte aan te passen.
Druk op – op de steekbreedtetoets voor een linker
naaldstand of druk op + voor een rechter
naaldstand.
a Steekbreedte
b Steekbreedtetoets
c Naaldstand gaat naar links
d Naaldstand gaat naar rechts
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Rechte steek
Links
J01010101
Standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enz.
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruit-
naaien
Mid-
den
J02020202
Ritsen bevestigen,
standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enzovoort.
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruit-
naaien
Drievou-
dige stretch-
steek
J03030303
Mouwen bevestigen,
binnennaden, stret-
chstoffen naaien en
decoratieve steken
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
*
1
*
1
VOORZICHTIG
dc
ab
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
56
Blindzoomsteken naaien
De onderkant van rokken en broeken wordt gezoomd. Er zijn twee blindzoomsteken beschikbaar.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Memo
Wanneer steek of is geselecteerd
Druk op – op de steekbreedtetoets zodat 0, -1, -2 of -3 op het LCD-display wordt weergegeven om de
naaldpositie naar links te verplaatsen.
Druk op + op de steekbreedtetoets zodat 0, 1, 2 of 3 op het LCD-display wordt weergegeven om de
naaldpositie naar rechts te verplaatsen.
Naai een blindzoom volgens onderstaande procedure.
a
Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
rijg de stof op ongeveer 5 mm (3/16 inch) van
de rand van de stof. Vouw de stof, nadat deze
is geregen, terug langs de rijgsteek en plaats
de achterkant van de stof naar boven.
a Achterkant van de stof
b Rijgsteken
c Gewenste zoomrand
d 5 mm (3/16 inch)
e Zoomrand
b
Zet de machine aan.
c
Met de patroonselectieknop
selecteert u of .
d
Bevestig blindzoomvoet “R”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Blindzoom-
steek
R11111111
Blindzoomsteken
naaien op middel-
zware stof
0
(0)
–3 – 3
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
R12121212
Blindzoomsteken
naaien op stretch-
stoffen
0
(0)
–3 – 3
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
VOORZICHTIG
a
b
d
c
a
b
d
e
57
3
e
Plaats de stof met de rand van de gevouwen
zoom langs de geleider van de persvoet en zet
de persvoethendel omlaag.
a Achterkant van de stof
b Vouw van zoom
c Persvoetgeleider
f
Druk op – op de steekbreedtetoets om de
steekbreedte aan te passen totdat de naald de
vouw van de zoom licht raakt. Naai
vervolgens met de rand van de stof tegen de
persvoetgeleider.
a Naald
b Naaldpositie
c Vouw van zoom
Memo
Als de naaldstand niet juist is, is het resultaat
zoals hieronder wordt weergegeven. Corrigeer
zoals hieronder wordt beschreven.
Indien de naald te ver op de zoomvouw
komt
De naaldstand is te ver naar links.
Druk op + op de steekbreedtetoets om de
naaldstand zo aan te passen dat de naald de
vouw van de zoom licht raakt.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Indien de naald niet op de zoomvouw komt
De naaldstand is te ver naar rechts.
Druk op – op de steekbreedtetoets om de
naaldstand zo aan te passen dat de naald de
vouw van de zoom licht raakt.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Zie “Steeklengte en -breedte aanpassen
(pagina 42) voor meer informatie.
g
Verwijder de rijgsteken.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
Draai het handwiel langzaam naar u toe en
controleer of de naald de persvoet niet raakt.
Als de naald de persvoet raakt, kan de naald
verbuigen of breken.
R
c
b
a
R
b
a
c
VOORZICHTIG
ab
ab
ab
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
58
Knoopsgatsteken naaien
U kunt knoopsgaten maken.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigings-
steken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Knoopsgat-
steek
A37373330
Horizontale
knoopsgaten in
dunne en middel-
zware stof
5,0
(3/16)
3,0-5,0
(1/8-3/16)
0,5
(1/32)
0,2-1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A38383431
Verstevigde knoops-
gaten voor stof met
een voering
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8-3/16)
0,5
(1/32)
0,2–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A39393532
Knoopsgaten voor
stretchstof of
gebreide stof
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8-15/64)
1,0
(1/16)
0,5–2,0
(1/32-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A40403633
Knoopsgaten voor
stretchstoffen
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8-15/64)
1,5
(1/16)
1,0–3,0
(1/16-1/8)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A41413734
Lingerieknoopsga-
ten voor dikke of
bontachtige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A4242 - -
Lingerieknoopsga-
ten in middel-
zware of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A4343 - -
Horizontale
knoopsgaten voor
dikke of bontach-
tige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
59
3
U kunt knoopsgaten maken met een maximale lengte van 30 mm (1-3/16 inch) (doorsnede + dikte van de
knoop).
Hieronder wordt beschreven hoe u knoopsgaten maakt.
a Verstevigingssteken
De onderstaande afbeelding geeft de namen weer van de onderdelen van knoopsgatenvoet “A”, die wordt
gebruikt voor het maken van knoopsgaten.
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
a
a
a
VOORZICHTIG
A
a
b
c
e
d
a Knoopgeleiderplaat
b Persvoetschaal
c Pen
d Markeringen op knoopsgatenvoet
e 5 mm (3/16 inch)
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
60
a
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
lengte van het knoopsgat.
a Markering op stof
b Voltooid naaiwerk
b
Trek de knoopgeleiderplaat van
knoopsgatenvoet “A” uit en plaats de knoop
die door het knoopsgat moet.
Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat past
Tel de doorsnee en de dikte van de knoop bij
elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat op de
berekende lengte. (De afstand tussen de
markeringen op de persvoetschaal is 5 mm
(3/16 inch).)
a Persvoetschaal
b Lengte van het knoopsgat (doorsnee + dikte
van knoop)
c 5 mm (3/16 inch)
Voorbeeld: voor een knoop met een doorsnede
van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm
(3/8 inch) stelt u de knoopgeleiderplaat in op
25 mm (1 inch) op de schaal.
a 10 mm (3/8 inch)
b 15 mm (9/16 inch)
X De grootte van het knoopsgat is
ingesteld.
c
Zet de machine aan.
d
Selecteer steek met de patroonselectieknop.
e
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
f
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de
persvoet en trek deze vervolgens onder de
persvoet (zie afbeelding).
g
Plaats de stof met de voorkant van de
knoopsgatmarkering op één lijn met de rode
markeringen aan de zijkanten van de
knoopsgatenvoet en zet de persvoethendel
omlaag.
a Markering op stof (voorkant)
b Rode markeringen op knoopsgatenvoet
Opmerking
Duw niet tegen de voorkant van de persvoet
wanneer deze omlaag staat. Anders wordt
het knoopsgat niet in het juiste formaat
genaaid.
a
b
a
b
c
a
b
A
a
b
b
61
3
h
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
omlaag.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel moet zich achter de
beugel op de knoopsgatenvoet bevinden.
a Knoopsgathendel
b Beugel
i
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch
verstevigingssteken en stopt dan.
j
Knip de draden af, zet de persvoethendel
omhoog en haal de stof weg.
k
Breng de knoopsgathendel omhoog in de
oorspronkelijke stand.
l
Steek een speld langs de binnenkant van één
trenssteek aan het eind van de
knoopsgatsteken om te voorkomen dat de
steken worden geknipt.
a Pen
m
Snijd met het bijgeleverde tornmesje naar de
speld toe en maak het knoopsgat open.
a Tornmesje
Voor lingerieknoopsgaten ( ) maakt u met
de bijgeleverde gaatjesponser een gat in het
ronde uiteinde van het knoopsgat en snijdt u
vervolgens het knoopsgat open met het
tornmesje.
a Gaatjesponser
Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst
u dik papier of een ander beschermvel onder
de stof voordat u het gat in de stof ponst.
Steeklengte wijzigen
Druk op + of – op de steeklengtetoets om de
steeklengte aan te passen.
Patroonnummers variëren afhankelijk van
het machinemodel. Zie “Steekinstellingen”
(pagina 89) voor patroonnummers.
a Steeklengtetoets
b Steeklengte
c Fijn
d Grof
Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de
steken grover.
a
a
b
a
Houd uw handen niet in de snijbaan terwijl u
het knoopsgat met het tornmesje openmaakt.
Anders zou u zich kunnen verwonden als het
tornmesje uitschiet. Gebruik het tornmesje
alleen voor de bestemde doeleinden.
a
a
VOORZICHTIG
+
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
62
De steekbreedte wijzigen
Druk op + of – op de steekbreedtetoets om de
steekbreedte aan te passen.
Patroonnummers variëren afhankelijk van
het machinemodel. Zie “Steekinstellingen
(pagina 89) voor patroonnummers.
a Steekbreedtetoets
b Steekbreedte
c Smal
d Breed
Memo
Voordat u knoopsgaten maakt, controleert u
de steeklengte en de steekbreedte door een
proefknoopsgat te maken op een
overgebleven lapje stof.
Knoopsgaten maken in stretchstoffen
Gebruik een contourdraad wanneer u
knoopsgaten maakt in stretchstoffen.
a
Haak de contourdraad aan het gedeelte van
knoopsgatenvoet “A” (zie afbeelding), zodat
de draad in de groeven past en bind deze dan
losjes vast.
b
Zet de machine aan.
c
Selecteer steek of .
d
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
e
Pas de steekbreedte aan de dikte van de
contourdraad aan.
f
Breng de persvoethendel en de
knoopsgathendel omlaag en begin met naaien.
g
Wanneer u klaar bent met naaien trekt u
zachtjes aan de contourdraad zodat deze niet
loshangt.
h
Trek de contourdraad met een handnaainaald
naar de achterkant van de stof en knoop hem
vast.
i
Snijd met een tornmesje het middendeel van
de contourdraad dat aan de bovenkant van
het knoopsgat overblijft.
Snijd alle uitstekende contourdraad weg.
+
63
3
Knopen aanzetten
U kunt met de machine knopen aannaaien. U kunt
knopen met 2 en knopen met 4 gaten aanzetten.
a
Meet de afstand tussen de gaten in de knoop
die u wilt bevestigen.
b
Breng de persvoethendel omhoog en schuif de
boventransporteurhendel (achter op de voet
van de machine) naar (aan de linkerkant,
gezien vanaf de achterkant van de machine).
a Transporteurhendel (gezien vanaf de
achterkant van de machine)
X De transporteurs staan omlaag.
c
Zet de machine aan.
d
Selecteer steek .
e
Bevestig knoopaanzetvoet “M”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
f
Pas de steekbreedte zo aan dat deze gelijk is
aan de afstand tussen de gaten in de knoop.
g
Plaats de knoop in de knoopaanzetvoet “M”.
a Knoop
X De knoop wordt op zijn plaats
gehouden.
Wanneer u vier-gatsknopen bevestigt, naait
u eerst de twee gaten het dichtst bij u. Schuif
vervolgens de knoop zo dat de naald in de
twee gaten erachter gaat en naai deze op
dezelfde manier.
h
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
in) om te controleren of de naald goed in de
twee gaten van de knoop gaat.
Als de naald de knoop lijkt te raken, meet u
opnieuw de afstand tussen de gaten in de
knoop. Stem de steekbreedte af op de afstand
tussen de gaten in de knopen.
a
Let er tijdens het naaien op dat de naald de
knoop niet raakt. Anders kan de naald
verbuigen of breken.
a
VOORZICHTIG
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
64
i
Begin met naaien.
Zet de schuifknop voor snelheidsregeling naar
links (zodat de snelheid laag is).
X De machine stopt automatisch na het
naaien van verstevigingssteken.
Wanneer u de knoop extra stevig wilt
bevestigen, voert u dezelfde handeling
nogmaals uit.
j
Knip met een schaartje de bovendraad en de
spoeldraad af aan het begin van het stiksel.
Trek de bovendraad na het naaien naar de
achterkant van de stof en knoop deze vast aan
de spoeldraad.
k
Wanneer u klaar bent met het aannaaien van
de knoop, schuift u de
boventransporteurhendel naar (aan de
rechterkant, gezien vanaf de achterkant van
de machine) om de transporteurs omhoog te
brengen.
a Transporteurhendel (gezien vanaf de
achterkant van de machine)
Memo
De transporteurstandschakelaar staat
normaal naar rechts (gezien van de
achterkant van de machine).
De transporteurs gaan omhoog als u weer
gaat naaien.
Een knoopvoet bevestigen
Als u een knoop met een knoopvoet wilt
bevestigen, bevestigt u de knoop op enige afstand
van de stof, en draait u daar met de hand draad
omheen. Zo bevestigt u de knoop stevig.
a
Plaats de knoop in knoopaanzetvoet “M” en
trek de knoopvoethendel naar u toe.
a Knoopvoethendel
b
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
bovendraad royaal af. Het uiteinde windt u
tussen de knoop en de stof. Vervolgens knoopt
u dit aan de bovendraad aan het begin van het
stiksel.
Knoop de uiteinden van de spoeldraad aan het
begin en het eind van het stiksel aan de
achterkant van de stof aan elkaar.
c
Knip alle overtollige draden af.
a
1
65
3
Rits inzetten
U kunt deze machine gebruiken om ritsen in te zetten.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
U kunt ritsen op vele verschillende manieren bevestigen. Daarom wordt hieronder alleen beschreven hoe u een
middenrits en een zijrits inzet.
Een rits inzetten in het midden
U naait op beide stukken stof met de randen tegen
elkaar.
a Voorkant van de stof
b Stiksel
c Einde ritsopening
a
Zet de machine aan.
b
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar
elkaar toe naait u achteruit nadat u de
ritsopening hebt bereikt.
Zie “Basissteken” (pagina 55) voor meer
informatie over basissteken.
c
Rijg de twee stukken tot aan de rand van de
stof.
a Rijgsteken
b Achteruit naaien
c Achterkant van de stof
d Einde ritsopening
d
Druk de marge open vanaf de achterkant van
de stof.
a Achterkant van de stof
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Rechte steek
Mid-
den
J02020202
Ritsen bevestigen,
standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enzovoort.
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruit-
naaien
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
*
1
VOORZICHTIG
a
b
c
a
b
c
d
a
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
66
e
Zet de naad op één lijn met het midden van de
rits en naai de rits op zijn plaats met rijgsteken.
a Achterkant van de stof
b Rijgsteken
c Rits
f
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
g
Bevestig de persvoethouder aan de rechterkant
van de pen van ritsvoet “I”.
a Rechterkant van de pen
b Naaldpositie
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
h
Naai versteviging rond de rits.
a Stiksel
b Voorkant van de stof
c Rijgsteken
d Einde ritsopening
i
Verwijder de rijgsteken.
Zijrits inzetten
Slechts één stuk stof wordt gestikt. Gebruik deze
soort ritsen voor zij- en achteropeningen.
a Stiksel
b Voorkant van de stof
c Einde ritsopening
Hieronder wordt beschreven hoe u aan de linkerkant
moet stikken (zie afbeelding).
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u de
middelste naaldstand gebruiken en het
handwiel langzaam naar u toe draaien om te
controleren dat de naald de persvoet niet raakt.
Als een andere steek is geselecteerd en de naald
de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of
breken.
a
b
c
I
b
a
VOORZICHTIG
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet
raakt. Anders kan de naald verbuigen of
breken.
a
c
d
b
VOORZICHTIG
a
b
c
67
3
a
Zet de machine aan.
b
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar
elkaar toe naait u achteruit nadat u de
ritsopening hebt bereikt.
Zie “Basissteken” (pagina 55) voor meer
informatie over basissteken.
c
Rijg de twee stukken tot aan de rand van de
stof.
a Rijgsteken
b Achteruit naaien
c Achterkant van de stof
d Einde ritsopening
d
Druk de marge open vanaf de achterkant van
de stof.
a Achterkant van de stof
e
Duw tegen de marge tot er aan de voorkant (de
kant die niet wordt gestikt) 3 mm (1/8 inch)
extra ontstaat.
a Achterkant van de stof
b 3 mm (1/8 inch)
f
Leg de tanden van de rits op één lijn met de
geperste rand van de stof met de extra 3 mm
(1/8 inch) en rijg of speld vervolgens de rits op
zijn plaats.
a Tanden van rits
b Rijgsteken
g
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
h
Bevestig de persvoethouder aan de rechterkant
van de pen van ritsvoet “I”.
Wanneer u de rechterkant stikt (de andere kant
dan dit voorbeeld), bevestigt u de
persvoethouder aan de linkerkant van de
ritsvoetpen.
a Rechterkant van de pen
b Naaldpositie
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
a
b
c
d
a
a
b
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u de
middelste naaldstand gebruiken en het
handwiel langzaam naar u toe draaien om te
controleren dat de naald de persvoet niet raakt.
Als een andere steek is geselecteerd en de naald
de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of
breken.
b
a
I
b
a
VOORZICHTIG
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
68
i
Naai de rits aan het stuk stof met de extra
3 mm (1/8 inch), te beginnen vanaf de basis
van de rits.
j
Wanneer u nog ongeveer 5 cm (2 inch) van
het eind van de rits bent verwijderd, stopt u
de machine met de naald omlaag (in de stof
).
Zet vervolgens de persvoethendel omhoog,
open de rits en ga verder met naaien.
k
Sluit de rits, draai de stof om en rijg de andere
kant van de rits aan de stof vast.
a Rijgsteken
l
Bevestig de persvoethouder aan de andere kant
van de pen van ritsvoet “I”.
Als u in stap h de persvoethouder aan de
rechterkant van de pen had bevestigd,
bevestigt u deze nu aan de linkerkant van de
pen.
a Linkerkant van de pen
b Naaldpositie
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
m
Naai afwerksteken langs de rits.
Naai achteruit aan het eind van de ritsopening
en leg de tanden van de rits op één lijn met de
zijkant van de persvoet.
a Voorkant van de stof
b Einde ritsopening
c Achteruit naaien
d Begin van de steken
e Rijgsteken
n
Wanneer u nog ongeveer 5 cm (2 inch) van
het eind van de rits bent verwijderd, stopt u
de machine met de naald omlaag (in de stof
).
Zet vervolgens de persvoethendel omhoog.
o
Verwijder de rijgsteken, open de rits en ga
verder met naaien.
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet
raakt. Anders kan de naald verbuigen of
breken.
VOORZICHTIG
a
I
a
b
b
a
d
c
e
69
3
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen
U kunt stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het naaien.
Stretchstof naaien
a
Zet de machine aan.
b
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
c
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
d
Naai de stof zonder deze uit te rekken.
Elastiek inzetten
Wanneer u elastiek bevestigt rond de manchet of de
taille van een kledingstuk moet u uitgaan van de
afmetingen van het uitgerekte elastiek. Neem daarom
een stuk elastiek van geschikte lengte.
a
Speld het elastiek aan de achterkant van de stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof,
zodat het gelijkmatig is verdeeld over de stof.
a Elastiek
b Pen
b
Zet de machine aan.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Stretchsteek
J04040404
Stretchstoffen naaien
en decoratieve steken
1,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingsste-
ken
3-punts-
zigzagsteek
J06060606
Overhandse steken
naaien op middel-
zware stof of stretch-
stof, elastiek
bevestigen,
stoppen, enzovoort
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingsste-
ken
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
VOORZICHTIG
a
b
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
70
c
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
d
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
e
Naai het elastiek aan de stof terwijl u het
elastiek zo uitrekt dat het even lang is als de
stof.
Trek met uw linkerhand de stof achter de
persvoet en trek tegelijk met uw rechterhand
aan de stof bij de speld die zich het dichtst bij
de voorkant van de persvoet bevindt.
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen
spelden raakt, anders kan de naald verbuigen
of breken.
VOORZICHTIG
71
3
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het maken van applicaties, patchwork en
quilts.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Zigzagsteek
J05050505
Overhandse steken
naaien en applica-
ties bevestigen
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruit-
naaien
J1818 - -
Applicatiequilts,
fantasiequilts en
satijnsteken naaien
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Nee Ja
Verstevi-
gingssteken
Applica-
tiesteek
J13131313
Applicatiesteken
naaien
3,5
(1/8)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
J1919 - -
Applicaties en band
aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–3,5
(1/32–1/8)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
J2020 - -
Applicaties en band
aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–3,5
(1/32–1/8)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
Rechte ver-
bindings-
steek
J15151515
Rechte verbindings-
steken maken (met
een marge van
6,5 mm (1/4 inch)
vanaf de rechterrand
van de persvoet)
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
J1616 - -
Rechte verbindings-
steken maken (met
een marge van
6,5 mm (1/4 inch)
vanaf de linkerrand
van de persvoet)
1,5
(1/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Ja
Verstevi-
gingssteken
Verbin-
dingssteek
J23231919
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
J24242020
Patchworksteken,
decoratieve steken
en overhandse steken
naaien op beide kan-
ten van een stof,
zoals bij tricot
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
J25252121
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
*
1
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
72
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Applicatiesteken naaien
a
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
5 mm (1/8 tot 3/16 inch).
a Marge
b
Plaats een patroon van dik papier op de
achterkant van de applicatie en vouw de
marge om met een strijkbout.
c
Draai de stof om en rijg, lijm of speld deze op
de stof waarop u deze wilt bevestigen.
a Rijgsteken
d
Zet de machine aan.
e
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek of .
f
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
Quilten met
handge-
maakt uiter-
lijk
J17171616
Quilten met rechte
steek met handge-
maakt uiterlijk
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
Quiltsteek
(stippel)
J21211717
Achtergrondstiksel
quilt (stippel)
7,0
(1/4)
1,0–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevi-
gingssteken
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
VOORZICHTIG
a
a
73
3
g
Draai het handwiel naar u toe en begin te
naaien rond de rand van de applicatie. Let op
dat de naald net buiten de applicatie
neerkomt.
Wanneer u ronde hoeken naait, stopt u de
machine met de naald in de stof net buiten
de applicatie. Breng de persvoethendel
omhoog en draai vervolgens de stof om de
naairichting te wijzigen.
Patchworksteken
(voor fantasiequilt)
a
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
plaats deze op het onderste stuk.
b
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
het patroon beide stukken omspant.
Aan elkaar zetten
Twee stukken stof aan elkaar naaien wordt ‘piecing’
(aan elkaar zetten) genoemd. Knip de stukken stof
met een marge van 6,5 mm (1/4 inch).
Naai een rechte verbindingssteek 6,5 mm (1/4 inch)
vanaf de rechterkant van de persvoet.
a
Rijg of speld langs de marge van de stof die u
aan elkaar wilt naaien.
b
Zet de machine aan.
c
Selecteer steek of .
is alleen beschikbaar op modellen met 60
of 70 steken.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
d
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
e
Naai met de rechterkant van de persvoet op
één lijn met de rand van de stof.
Voor een marge aan de rechterkant
Leg de rechterkant van de persvoet op één
lijn met de rand van de stof en naai met steek
.
a 6,5 mm (1/4 inch)
J
1
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
74
Voor een marge aan de linkerkant (alleen
beschikbaar op modellen met 60 of 70 steken)
Leg de linkerkant van de persvoet op één lijn
met de rand van de stof en naai met steek
.
a 6,5 mm (1/4 inch)
Memo
Wilt u de breedte van de marge (naaldstand)
wijzigen, pas dan de steekbreedte aan.
Quilten
Wattering aanbrengen tussen de boven- en
onderlaag van de stof wordt quilten genoemd. Quilts
kunt u gemakkelijk naaien met de optionele
boventransportvoet en de optionele quiltgeleider.
a
Rijg de stof vast die u wilt quilten.
b
Bevestig de boventransportvoet.
Zie “Werken met de optionele
boventransportvoet” (pagina 35) voor meer
informatie.
c
Selecteer een steek.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
Zie “Steekinstellingen” (pagina 89) voor
meer informatie over steken die u kunt
naaien met de boventransportvoet.
d
Plaats een hand aan elke kant van de persvoet
en houd de stof strak terwijl u naait.
Opmerking
Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de
boventransportvoet.
Met de optionele quiltgeleider
Met de quiltgeleider maakt u parallelle steken met
een gelijkmatige tussenruimte.
a
Plaats de stang van de quiltgeleider in het gat
aan de achterkant van de boventransportvoet
of persvoethouder.
Boventransportvoet
Persvoethouder
b
Stel de stang van de quiltgeleider zo af dat de
quiltgeleider op één lijn staat met de naad die
u al hebt genaaid.
Opmerking
De optionele quiltgeleider is verkrijgbaar bij
uw dealer.
1
75
3
Vrij quilten
Bij vrij quilten moet u de transporteur omlaag zetten
(met de transporteurstandschakelaar) zodat de stof
niet wordt doorgevoerd.
Voor vrij quilten hebt u de optionele quiltvoet nodig.
a
Zet de machine uit.
b
Verwijder de persvoet en de persvoethouder.
Zie “De persvoethouder verwijderen”
(pagina 34) voor meer informatie.
c
Bevestig de borduurvoet op de schroef van de
persvoethouder.
Plaats de pin op de quiltvoet boven de
naaldklemschroef.
a Pin op quiltvoet
b Persvoethouderschroef
c Naaldklemschroef
d
Houd de quiltvoet op zijn plaats met uw
rechterhand en draai de
persvoethouderschroef aan met de
bijgeleverde schroevendraaier in uw
linkerhand.
e
Schuif de transporteurstandschakelaar, onder
aan de achterkant van de machine, in de stand
die hieronder wordt aangegeven om de
transporteur omlaag te zetten.
a Transporteurstandschakelaar (gezien vanaf
de achterkant van de machine)
f
Zet de machine aan.
g
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek of .
c
b
a
Draai de schroef stevig vast met de
bijgeleverde schroevendraaier. Anders raakt
de naald misschien de persvoet, waardoor de
naald kan verbuigen of breken.
VOORZICHTIG
a
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
76
h
Trek de stof met beide handen strak en volg
met de stof het patroon.
Aan het begin en het eind van het stiksel
worden verstevigingssteken gemaakt.
a Patroon
Wanneer de transporteur omlaag staat, kunt
u geen achteruitsteken naaien.
i
Als u klaar bent met naaien, schuift u de
transporteurstandschakelaar in de
oorspronkelijke stand om de transporteur
omhoog te zetten.
Normaliter staat de transporteur omhoog.
Memo
Draai het handwiel om de transporteur
omhoog te zetten.
a
77
3
Verstevigingssteken naaien
Verstevig plekken waarop spanning komt te staan, zoals mouwgaten, binnennaden en hoeken van zakken.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
Drievoudige stretchsteken
naaien
Bij elke steek worden drie overlappende steken
genaaid.
a
Zet de machine aan.
b
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
c
Bevestig zigzagvoet “J”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
d
Begin met naaien.
Naaldstand wijzigen
U kunt de naaldstand aanpassen met de rechte
steek (linker naaldstand) en de drievoudige
stretchsteek door de steekbreedte aan te passen.
Druk op – op de steekbreedtetoets voor een linker
naaldstand of druk op + voor een rechter
naaldstand.
a Steekbreedte
b Steekbreedtetoets
c Naaldstand gaat naar links
d Naaldstand gaat naar rechts
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigings-
steken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Drievoudige
stretchsteek
J03030303
Mouwen bevestigen,
binnennaden, stret-
chstoffen naaien en
decoratieve steken
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevi-
gingssteken
Trenssteek
A44443835
Versteviging van ope-
ningen en vlakken
waar de naad gemak-
kelijk los raakt
2,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16-1/8)
0,4
(1/64)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee
Nee
Automati-
sche verstevi-
gingssteken
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
VOORZICHTIG
dc
ab
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
78
Trenssteek
Trenssteken zijn een vorm van verstevigingssteken
ter versteviging van stukken die zwaar belast zullen
worden, zoals de hoeken van zakken en openingen.
Hieronder wordt als voorbeeld beschreven hoe u
trenssteken maakt op hoeken van zakken.
a
Bepaal de gewenste lengte van de trenssteek.
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatenvoet
“A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen
de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm
(3/16 inch).)
a Persvoetschaal
b Lengte trenssteek
c 5 mm (3/16 inch)
b
Zet de machine aan.
c
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek .
d
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
e
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de
persvoet en trek deze vervolgens onder de
persvoet (zie afbeelding).
f
Plaats de stof met de opening van de zak naar
u toe zo dat de naald 2 mm (1/16 inch) voor
de zakopening neerkomt en breng vervolgens
de persvoethendel omlaag.
a 2 mm (1/16 inch)
Opmerking
Duw niet tegen de voorkant van de persvoet
wanneer u deze omlaag zet. Anders wordt
de trenssteek niet in het juiste formaat
gemaakt.
a
b
c
a
79
3
g
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
omlaag.
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel moet zich achter de
metalen beugel op de knoopsgatenvoet
bevinden.
a Knoopsgathendel
b Beugel
h
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch
verstevigingssteken en stopt dan.
i
Zet de persvoethendel omhoog, knip de
draden af en haal de stof weg.
j
Breng de knoopsgathendel omhoog in de
oorspronkelijke stand.
Memo
Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de
steeklengte groter. Zie “Steeklengte en -
breedte aanpassen” (pagina 42) voor meer
informatie.
a
a
b
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
80
Decoratieve steken naaien
Met deze machine kunt u diverse decoratieve steken naaien.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigings-
steken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Fagotsteek
J26262222
Fagotsteken, smock-
steken en decora-
tieve steken
5,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J27272323
Fagotsteken, smock-
steken en decora-
tieve steken
5,0
(3/16)
2,5-7,0
(3/32-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Verbindings-
steek
J23231919
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J24242020
Patchworksteken,
decoratieve steken
en overhandse ste-
ken naaien op beide
kanten van een stof,
zoals bij tricot
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J25252121
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Schelprijgs-
teek
J14141414
Schelprijgsteken
naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Satijnen
schelpsteek
N22221818
Schelpsteek
5,0
(3/16)
2,5-7,0
(3/32-1/4)
0,5
(1/32)
0,1-1,0
(1/64-1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Zoomsteken
N32322827
Kant naaien, deco-
ratieve zomen, erf-
stuksteken enz.
3,5
(1/8)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,5
(3/32)
1,6-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N33332928
Decoratieve zomen,
erfstuksteken, enz.
6,0
(15/64)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
3,0
(1/8)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N34343029
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvou-
dig geweven stoffen,
erfstuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
4,0
(3/16)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N35 35 31 -
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvou-
dig geweven stoffen,
erfstuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,5
(3/32)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
81
3
Fagotsteken
Stikken over een open naad wordt een fagotsteek
genoemd. Het wordt gebruikt op blouses en
kinderkleding. Deze steek is decoratiever wanneer u
dikkere draad gebruikt.
a
Vouw met een strijkbout twee stukken stof
langs de zoom.
b
Rijg de twee stukken stof op 4,0 mm
(3/16 inch) afstand op dun papier of een vel in
water oplosbare steunstof.
Het naaien wordt vergemakkelijkt wanneer u
een lijn trekt door het midden van het dunne
papier of de in water oplosbare steunstof.
a Dun papier of in water oplosbare steunstof
b Rijgsteken
c 4 mm (3/16 inch)
c
Zet de machine aan.
d
Selecteer steek of .
e
Bevestig zigzagvoet “J”.
f
Stel de steekbreedte in op 7,0 mm (1/4 inch).
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
g
Zorg dat bij het naaien de persvoet op één lijn
staat met het midden van de twee stukken
stof.
h
Wanneer het naaien is voltooid, verwijdert u
het papier.
Zoomsteken
N36 36 32 -
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvou-
dig geweven stoffen,
erfstuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,0
(1/16)
1,5-4,0
(1/64-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Laddersteek
J28282424
Decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
3,0
(1/8)
2,0-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Zigzag sier-
zoomsteek
J29292525
Decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Decoratieve
steek
J303026
-
Decoratieve steken
naaien
5,5
(7/32)
0,0-7,0
(0-1/4)
1,6
(1/16)
1,0-4,0
(1/64-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Serpentsteek
N31312726
Decoratieve steken
naaien en elastiek
inzetten
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
1,0
(1/16)
0,2-4,0
(1/64-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigings-
steken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
1
2
3
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
82
Schelpsteek
De schelpsteek zorgt voor een golvend, zich
herhalend patroon in de vorm van schelpen. Dit
motief wordt gebruikt op kragen van blouses of
randen van zakdoeken.
a
Zet de machine aan.
b
Selecteer steek .
c
Bevestig monogramvoet “N”.
d
Stik langs de rand van de stof, niet
rechtstreeks op de rand.
U krijgt betere resultaten wanneer u eerst
stijfsel op de stof spuit en de stof perst met
een hete strijkbout.
e
Snijd de stof af langs de steken.
Zorg dat u de steken niet doorsnijdt.
Smocksteken naaien
De decoratieve steek die men verkrijgt door over
plooien heen te stikken of borduren wordt
smocksteek genoemd. Hiermee verfraait u de
voorkant van blouses of manchetten.
De smocksteek geeft de stof meer structuur en elasticiteit.
a
Zet de machine aan.
b
Selecteer de rechte steek, stel de steeklengte
af op 4,0 mm (3/16 inch) en verlaag de
draadspanning.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) en
“Draadspanning aanpassen” (pagina 49)
voor meer informatie.
c
Bevestig zigzagvoet “J”.
d
Maak parallelle steken met intervallen van
1 cm (3/8 inch).
a 1 cm (3/8 inch)
Naai geen achteruit-/verstevigingssteken en
knip niet de draad af.
e
Trek aan de spoeldraad om plooien te maken.
Strijk de plooien met een strijkbout.
f
Selecteer steek of .
g
Stik tussen de rechte steken.
1
83
3
h
Trek de draden van de rechte steken eruit.
Schelprijgsteken naaien
Schelprijgsteken zorgen voor plooien de vorm van
een schelp. Hiermee kunt u randen, de voorkant van
blouses of manchetten van dunne stof verfraaien.
a
Vouw de stof over de diagonaal.
b
Zet de machine aan.
c
Selecteer steek en verhoog de
draadspanning.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
d
Bevestig zigzagvoet “J”.
e
Zorg dat de naald iets van de rand van de stof
neerkomt.
a Naaldpositie
f
Vouw de stof uit en strijk de schelpen naar
één kant.
Verbindingssteken naaien
U kunt decoratieve brugsteken naaien over de marge
van aan elkaar genaaide stoffen. Hiermee kunt u een
fantasiequilt maken.
a
Zet de machine aan.
b
Naai de voorkanten van de twee stukken stof
aan elkaar en open vervolgens de marge.
a Achterkant van de stof
b 6,5 mm (1/4 inch) marge
c Rechte steek
c
Selecteer steek , of .
d
Bevestig zigzagvoet “J”.
e
Draai de stof om, zodat de voorkant naar
boven ligt en naai over de naad met het
midden van de persvoet op één lijn met de
naad.
a Voorkant van de stof
1
1
1
2
3
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
84
Erfstuksteken naaien
Wanneer u naait met de platte naald, worden de
naaldgaten groter zodat een kantachtig effect
ontstaat. Hiermee kunt u zomen en tafelkleden van
dunne of middelzware stof en eenvoudig geweven
stof verfraaien.
a
Plaats de platte naald.
Gebruik een 130/705H 100/16 platte naald.
Zie “Naald verwisselen” (pagina 31) voor meer
informatie over het plaatsen van een naald.
b
Zet de machine aan.
c
Selecteer steek , , , , of
.
d
Bevestig monogramvoet “N”.
e
Begin met naaien.
Ajour (voorbeeld 1)
De stof wordt omgedraaid en tweemaal genaaid.
a
Trek verschillende draden uit de stof.
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek .
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
d
Met de voorkant van de stof naar boven naait
u langs de rechterrand van het gerafelde
gedeelte.
e
Draai de stof om om de andere kant te naaien.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de
platte naald; de naaimachine zou beschadigd
kunnen raken. Leid de draad met de hand van
voren naar achteren door het oog van de naald. Zie
“Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger
te gebruiken)” (pagina 26) voor meer informatie.
Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm
(15/64 inch) of minder; anders kan de naald
verbuigen of breken.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait
u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de
klok in) om te controleren dat de naald de
persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet
raakt, kan de naald verbuigen of breken.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
N
85
3
f
Naai langs de andere kant van de gerafelde
rand zodat deze lijkt op het vorige stiksel.
Ajour (voorbeeld 2)
a
Trek diverse draden bij twee gedeelten van de
stof uit, gescheiden door een niet-gerafeld
gedeelte van ongeveer 4 mm (3/16 inch).
a 4 mm (3/16 inch)
b
Bevestig monogramvoet “N”.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
c
Selecteer steek .
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
d
Naai langs het midden van het niet-gerafelde
gedeelte.
N
1
N
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
86
Werken met de zijsnijder (optioneel)
Met de optionele zijsnijder kunt u overhandse steken naaien terwijl de rand van de stof wordt afgesneden.
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven. Wanneer u de zijsnijder gebruikt,
moet u de steekbreedte instellen op een waarde die binnen het bereik ligt dat de tabel hierboven aangeeft.
a
Verwijder de persvoet.
Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 33) voor
meer informatie.
b
Rijg de bovendraad in.
Zie “Bovendraad inrijgen” (pagina 20) voor
meer informatie.
Opmerking
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken
wanneer de zijsnijder aan de naaimachine
is bevestigd. Anders kan de naaldinrijger
beschadigen.
c
Selecteer een steek.
Zie “Steek selecteren” (pagina 42) voor meer
informatie.
d
Zet de persvoethendel omhoog.
e
Zet de persvoethendel nog hoger en haak de
verbindingsvork van de zijsnijder op de
naaldklemschroef.
a Verbindingsvork
b Naaldklemschroef
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Achteruitnaaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Overhandse steek
S01010101
Standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enz.
0,0
(0)
0,0–2,5
(0–3/32)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Achteruit-
naaien
S07070707
Overhandse steken
naaien op dunne of
middelzware stof
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Verstevigings-
steken
S08080808
Overhandse steken
naaien op dikke stof
5,0
(3/16)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Verstevigings-
steken
S09090909
Rafelen voorkomen in
dikke stof en stof die
gemakkelijk rafelt
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Verstevigings-
steken
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet en persvoethouder verwisselt. Anders kunt u letsel
oplopen wanneer u per ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
VOORZICHTIG
87
3
f
Plaats de zijsnijder zo dat de pen van de
zijsnijder op één lijn staat met de inkeping in
de persvoethouder en breng vervolgens
langzaam de persvoethendel omlaag.
a Inkeping in persvoethouder
b Pen
X De zijsnijder is bevestigd.
g
Breng de persvoethendel omhoog om te
controleren of de zijsnijder stevig is bevestigd.
h
Leid de bovendraad door de zijsnijder en trek
deze vervolgens naar de achterkant van de
machine.
i
Knip de stof ongeveer 2 cm (3/4 inch) in
aan het begin van het stiksel.
a 2 cm (3/4 inch)
j
Plaats de stof.
Plaats de stof zo dat de rechterkant van de snee
boven de geleiderplaat ligt en de linkerkant
onder de persvoet.
a Geleiderplaat
Opmerking
Als de stof niet juist is geplaatst, wordt deze
niet gesneden.
k
Zet de persvoethendel omlaag en begin met
naaien.
X Er wordt een marge afgesneden terwijl
het stiksel wordt genaaid.
Als steek wordt genaaid, is de marge
ongeveer 5 mm (3/16 inch).
a 5 mm (3/16 inch)
Opmerking
De zijsnijder kan maximaal één laag
spijkerstof van 370 g/m
2
snijden.
Reinig de zijsnijder na gebruik (pluisjes en
stof weghalen).
Als de zijsnijder geen stof meer kan snijden,
brengt u met een lapje een beetje olie aan
op het mes van de zijsnijder.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe en
controleert u dat de naald de persvoet niet
raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de
naald verbuigen of breken.
a
b
VOORZICHTIG
a
a
a
NAAISTEKEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————
——
88
89
4
4 BIJLAGE
Steekinstellingen
In de volgende tabel vindt u toepassingen, steeklengte en steekbreedte en of u de tweelingnaald kunt gebruiken
voor de betreffende naaisteek.
Naaisteken
Patroonnummers variëren afhankelijk van het machinemodel. Controleer welke patroonnummers voor uw
machine beschikbaar zijn en selecteer de gewenste steek.
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u zigzagvoet “J” bevestigen. Anders kan de naald breken of
de machine beschadigd raken.
VOORZICHTIG
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
Rechte steek
Links
J01010101
Standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enz.
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruitnaaien
Mid
den
J02020202
Ritsen bevestigen,
standaard naaiwerk-
zaamheden, plooien
of gepaspelde naden
naaien, enzovoort.
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruitnaaien
Drievoudige
stretchsteek
J03030303
Mouwen bevesti-
gen, binnennaden,
stretchstoffen naaien
en decoratieve ste-
ken
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,5–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Stretchsteek
J04040404
Stretchstoffen naaien
en decoratieve ste-
ken
1,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16–1/8)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Zigzagsteek
J05050505
Overhandse steken
naaien en applica-
ties bevestigen
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Ja
(J) Ja
Achteruitnaaien
3-punts-
zigzagsteek
J06060606
Overhandse steken
naaien op middel-
zware stof of stretch-
stof, elastiek
bevestigen, stop-
pen, enzovoort
5,0
(3/16)
1,5–7,0
(1/16–1/4)
1,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
*
1
*
1
*
1
*
1
Gebruik geen achteruitsteken.
BIJLAGE
90
Overhandse
steek
G07070707
Overhandse steken
naaien op dunne of
middelzware stof
3,5
(1/8)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,0
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
G08080808
Overhandse steken
naaien op dikke stof
5,0
(3/16)
2,5–5,0
(3/32–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
G09090909
Rafelen voorkomen
in dikke stof en stof
die gemakkelijk
rafelt
5,0
(3/16)
3,5–5,0
(1/8–3/16)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
J 10101010
Overhandse steken
naaien op stretch-
stoffen
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,5–4,0
(1/32–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Blindzoom-
steek
R11111111
Blindzoomsteken
naaien op middel-
zware stof
0
(0)
–3 – 3
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
R12121212
Blindzoomsteken
naaien op stretch-
stoffen
0
(0)
–3 – 3
2,0
(1/16)
1,0–3,5
(1/16–1/8)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Applica-
tiesteek
J 13131313
Applicatiesteken
naaien
3,5
(1/8)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,6–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Schelprijgs-
teek
J 14141414
Schelprijgsteken
naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Rechte ver-
bindings-
steek
J 15151515
Rechte verbindings-
steken maken (met
een marge van 6,5
mm (1/4 inch) vanaf
de rechterrand van de
persvoet)
5,5
(7/32)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
J1616 - -
Rechte verbindings-
steken maken (met
een marge van 6,5
mm (1/4 inch) vanaf
de linkerrand van de
persvoet)
1,5
(1/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–5,0
(1/64–3/16)
Nee Ja
Verstevigings-
steken
Quilten met
handge-
maakt uiter-
lijk
J 17171616
Quilten met rechte
steek met handge-
maakt uiterlijk
0,0
(0)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Zigzagsteek
J1818 - -
Applicatiequilts, fan-
tasiequilts en
satijnsteken naaien
3,5
(1/8)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,0–4,0
(0–3/16)
Nee Ja
Verstevigings-
steken
Applica-
tiesteek
J1919 - -
Applicaties en band
aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–3,5
(1/32–1/8)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
J2020 - -
Applicaties en band
aanbrengen
1,5
(1/16)
0,5–3,5
(1/32–1/8)
1,8
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
91
4
Quiltsteek
(stippel)
J 21211717
Achtergrondstiksel
quilt (stippel)
7,0
(1/4)
1,0–7,0
(1/16–1/4)
1,6
(1/16)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Satijnen
schelpsteek
N22221818
Schelpsteek
5,0
(3/16)
2,5-7,0
(3/32-1/4)
0,5
(1/32)
0,1-1,0
(1/64-1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Verbindings-
steek
J 23231919
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J 24242020
Patchworksteken,
decoratieve steken
en overhandse ste-
ken naaien op beide
kanten van een stof,
zoals bij tricot
5,0
(3/16)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
2,5
(3/32)
1,0–4,0
(1/16–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J 25252121
Patchworksteken en
decoratieve steken
naaien
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,2
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Fagotsteek
J 26262222
Fagotsteken, smock-
steken en decora-
tieve steken
5,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
J 27272323
Fagotsteken, smock-
steken en decora-
tieve steken
5,0
(3/16)
2,5-7,0
(3/32-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Laddersteek
J 28282424
Decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
3,0
(1/8)
2,0-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Zigzag sier-
zoomsteek
J 29292525
Decoratieve steken
naaien
4,0
(3/16)
0,0-7,0
(0-1/4)
2,5
(3/32)
1,0-4,0
(1/16-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Decoratieve
steek
J303026 -
Decoratieve steken
naaien
5,5
(7/32)
0,0-7,0
(0-1/4)
1,6
(1/16)
1,0-4,0
(1/64-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Serpentsteek
N31312726
Decoratieve steken
naaien en elastiek
inzetten
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
1,0
(1/16)
0,2-4,0
(1/64-3/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
BIJLAGE
92
Zoomsteken
N32322827
Kant naaien, decora-
tieve zomen, erfstuk-
steken enz.
3,5
(1/8)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,5
(3/32)
1,6-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N33332928
Decoratieve zomen,
erfstuksteken, enz.
6,0
(15/64)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
3,0
(1/8)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N34343029
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvoudig
geweven stoffen, erf-
stuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
4,0
(3/16)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N35 35 31 -
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvoudig
geweven stoffen, erf-
stuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,5
(3/32)
1,5-4,0
(1/16-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N36 36 32 -
Decoratieve zomen
op dunne, middel-
zware en eenvoudig
geweven stoffen, erf-
stuksteken, enz.
5,0
(3/16)
1,5-7,0
(1/16-1/4)
2,0
(1/16)
1,5-4,0
(1/64-3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Knoopsgat-
steek
A37373330
Horizontale knoops-
gaten in dunne en
middelzware stof
5,0
(3/16)
3,0-5,0
(1/8-3/16)
0,5
(1/32)
0,2-1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A38383431
Verstevigde knoops-
gaten voor stof met
een voering
5,0
(3/16)
3,0–5,0
(1/8-3/16)
0,5
(1/32)
0,2–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A39393532
Knoopsgaten voor
stretchstof of
gebreide stof
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8-15/64)
1,0
(1/16)
0,5–2,0
(1/32-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A40403633
Knoopsgaten voor
stretchstoffen
6,0
(15/64)
3,0–6,0
(1/8-15/64)
1,5
(1/16)
1,0–3,0
(1/16-1/8)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A41413734
Lingerieknoopsga-
ten voor dikke of
bontachtige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A4242 - -
Lingerieknoopsga-
ten in middelzware
of dikke stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
A4343 - -
Horizontale knoops-
gaten voor dikke of
bontachtige stof
7,0
(1/4)
3,0–7,0
(1/8-1/4)
0,5
(1/32)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
Trenssteek
A44443835
Versteviging van
openingen en vlak-
ken waar de naad
gemakkelijk los
raakt
2,0
(1/16)
1,0–3,0
(1/16-1/8)
0,4
(1/64)
0,3–1,0
(1/64-1/16)
Nee Nee
Automatische
verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
93
4
Decoratieve
steek
N45 45 - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N46 46 39 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N47 47 40 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N48 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N49 48 41 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N50 49 42 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N51 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N52504336
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N53 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N54 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
5,0
(3/16)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,0
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N55 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N56 51 - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N57 52 - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
BIJLAGE
94
Satijn-
steken
N58 53 44 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N59 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N60544537
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N61554638
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N62 56 47 -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N63574839
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N64 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
N65 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
2,5–7,0
(3/32–1/4)
0,4
(1/64)
0,1–1,0
(1/64–1/16)
Ja
(J)
Nee
Verstevigings-
steken
Kruissteek-
patronen
N66 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
7,0
(1/4)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,6
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N67 - - -
Voor decoratie,
enzovoort
6,0
(15/64)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N68 58 - -
Voor decoratie,
enzovoort
6,0
(15/64)
0,0–7,0
(0–1/4)
2,5
(3/32)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N69 59 49 -
Voor decoratie,
enzovoort
6,0
(15/64)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
N70605040
Voor decoratie,
enzovoort
6,0
(15/64)
0,0–7,0
(0–1/4)
1,4
(1/16)
0,2–4,0
(1/64–3/16)
Nee Nee
Verstevigings-
steken
Steek
Patroon
Persvoet
Patroonnummer
Toepassing
Steekbreedte
[mm (inch)]
Steeklengte
[mm (inch)]
Tweelingnaald
Boventransportvoet
Achteruit-
naaien/
verstevigingsste-
ken
70-steken-
model
60-steken-
model
50-steken-
model
40-steken-
model
Automatisch
Handmatig
Automatisch
Handmatig
95
4
Onderhoud
In dit gedeelte wordt ingegaan op het basisonderhoud aan de naaimachine.
Buitenkant van de machine
reinigen
Neem als de machine vuil is een vochtige doek met
wat neutraal reinigingsmiddel, wring deze goed uit
en veeg de buitenkant van de machine schoon. Wrijf
de machine daarna af met een droge doek.
Grijper reinigen
De naaiprestaties worden minder wanneer zich stof
ophoopt in het spoelhuis; maak dit daarom
regelmatig schoon.
a
Zet de machine uit.
b
Haal de stekker uit de voedingsaansluiting aan
de rechterkant van de machine.
c
Verwijder de accessoiretafel.
d
Draai de persvoethouderschroef los en
verwijder de persvoethouder. Draai
vervolgens de naaldklemschroef los en
verwijder de naald.
e
Grijp beide zijden van het steekplaatdeksel en
schuif deze naar u toe.
a Steekplaatdeksel
X Het steekplaatdeksel is verwijderd.
f
Verwijder het spoelhuis.
Pak het spoelhuis en trek het uit.
a Spoelhuis
g
Verwijder met het schoonmaakborsteltje of
een stofzuiger alle pluisjes en stof van de
grijper en het gebied eromheen.
a Schoonmaakborsteltje
b Grijper
Breng geen olie aan op het spoelhuis.
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
en haal de stekker uit het stopcontact voordat u
de machine reinigt. Anders kunt u letsel of een
elektrische schok oplopen.
Gebruik geen benzeen, thinner of
reinigingspoeder, anders kan de machine
verkleuren of vervormen.
Haal de stekker uit het stopcontact voordat u
de machine schoonmaakt, anders kunt u letsel
of een elektrische schok oplopen.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
a
a
a
b
BIJLAGE
96
h
Installeer het spoelhuis zo dat de markering S
op het spoelhuis tegenover de markering z op
de machine zit, zoals hieronder aangegeven.
Lijn de markering S uit met z.
a Markering S
b Markering z
c Spoelhuis
Controleer of de aangegeven punten zijn
uitgelijnd, alvorens het spoelhuis te
installeren.
i
Steek de lipjes op het steekplaatdeksel in de
steekplaat. Schuif vervolgens het
steekplaatdeksel terug op zijn plaats.
a Steekplaatdeksel
Steekplaat verwijderen
Als de draad verward zit en deze niet kan worden verwijderd
door de grijper te reinigen, moet u de steekplaat verwijderen.
a
Volg stap a tot en met f op pagina 95.
b
Verwijder de steekplaat door de schroeven met
de bijgeleverde schroevendraaier los te draaien.
c
Verwijder de verwarde draad van de steekplaat.
d
Plaats de steekplaat weer op de
oorspronkelijke plaats en draai de schroeven
vast met de schijfvormige schroevendraaier.
Note
Zet de twee schroefgaten op de steekplaat in
één lijn met de twee gaten op de machine.
e
Volg stap g tot en met i, beginnend op
pagina 95.
Gebruik nooit een spoelhuis met krassen.
Anders kan de bovendraad verward raken,
waardoor de naald kan breken of de
naairesultaten mogelijk minder goed zijn.
Neem contact op met het dichtstbijzijnde
erkende servicecentrum als u een nieuw
spoelhuis nodig hebt.
Zorg dat het spoelhuis juist is geïnstalleerd.
Anders breekt de naald wellicht.
VOORZICHTIG
a
97
4
Probleemoplossing
Als de machine niet meer goed functioneert, gaat u eerst de volgende lijst met mogelijke oorzaken na.
Als het probleem zich blijft voordoen, neemt u contact op met uw dealer of met het dichtstbijzijnde erkende
servicecentrum.
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
De naaimachine
werkt niet.
De stekker van het netsnoer zit niet in
een stopcontact.
Steek de stekker van het netsnoer in
een normaal stopcontact.
pagina 14
De naaimachine staat niet aan. Zet de machine aan. pagina 14
De spoelwinderas is rechts verplaatst. Schuif de spoelwinderas naar links. pagina 17
De persvoethendel staat omhoog. Breng de persvoethendel omlaag. pagina 44
U hebt een andere steek dan de knoops-
gatsteek of trenssteek geselecteerd en op
de start/stoptoets gedrukt terwijl de
knoopsgathendel omlaag stond.
Zet de knoopsgathendel omhoog.
U hebt de knoopsgatsteek of trens-
steek geselecteerd en op de start/stop-
toets gedrukt terwijl de
knoopsgathendel omhoog stond.
Zet de knoopsgathendel omlaag. pagina 61
U hebt op de start/stoptoets gedrukt
terwijl het voetpedaal is aangesloten.
Druk niet op de start/stoptoets wan-
neer het voetpedaal is aangesloten.
Als u de start/stoptoets wilt gebruiken,
koppelt u het voetpedaal los.
pagina 44
De naald breekt.
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 31
De naaldklemschroef zit los.
Draai de schroef stevig aan met de
schroevendraaier.
pagina 32
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald door een nieuwe. pagina 31
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u naait.
pagina 30
U gebruikt niet de persvoet die geschikt is
voor de soort steek die u wilt naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor
de soort steek die u wilt naaien.
pagina 89
De draadspanning van de boven-
draad is te hoog.
Verlaag de draadspanning van de
bovendraad.
pagina 49
Er wordt te hard aan de stof getrok-
ken.
Leid de stof losjes.
Het vlak rond het gat in de steekplaat
is gekrast.
Vervang de steekplaat.
Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Het vlak rond het gat in de persvoet is
gekrast.
Vervang de persvoet.
Neem contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Het spoelhuis is gekrast.
Vervang het spoelhuis.
Neem contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Er wordt een spoel gebruikt die niet
speciaal voor deze machine is ont-
worpen.
Spoelen van oudere modellen hebben
een andere dikte en werken niet goed.
Gebruik uitsluitend spoelen die speciaal
voor deze machine zijn ontworpen.
pagina 15
BIJLAGE
98
De bovendraad
breekt.
De bovendraad is niet juist ingeregen
(bijvoorbeeld omdat de klos niet goed
is geplaatst of de draad is losgeraakt
uit de draadhaak op de naaldstang).
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 20
De draad zit geknoopt of verward.
Verwijder het geknoopte of verwarde
gedeelte.
De geselecteerde naald is niet
geschikt voor de gebruikte draad.
Selecteer een naald die geschikt is
voor de soort steek die u gebruikt.
pagina 30
De draadspanning van de boven-
draad is te hoog.
Verlaag de draadspanning van de
bovendraad.
pagina 49
De draad is verward, bijvoorbeeld in
het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u de grijper.
pagina 95
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald door een nieuwe. pagina 31
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 31
Het vlak rond het gat in de steekplaat
is gekrast.
Vervang de steekplaat.
Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Het vlak rond het gat in de persvoet is
gekrast.
Vervang de persvoet.
Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Het spoelhuis is gekrast.
Vervang het spoelhuis.
Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Er wordt een spoel gebruikt die niet
speciaal voor deze machine is ont-
worpen.
Spoelen van oudere modellen heb-
ben een andere dikte en werken niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn ont-
worpen.
pagina 15
De onderdraad is
verward of
breekt.
De spoeldraad is niet goed geplaatst.
Rijg de spoeldraad op de juiste
manier in.
pagina 18
De spoeldraad is niet goed gewon-
den.
Wind de spoel op de juiste manier. pagina 15
Er zitten krassen op de spoel of de
spoel draait niet goed.
Vervang de spoel.
De draad is verward.
Verwijder de verwarde draad en rei-
nig de grijper.
pagina 95
Er wordt een spoel gebruikt die niet
speciaal voor deze machine is ont-
worpen.
Spoelen van oudere modellen heb-
ben een andere dikte en werken niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn ont-
worpen.
pagina 15
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
99
4
De draadspan-
ning is niet goed.
De bovendraad is niet goed geplaatst.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 20
De spoeldraad is niet goed geplaatst.
Rijg de spoeldraad op de juiste
manier in.
pagina 18
De spoeldraad is niet goed gewon-
den.
Wind de spoel op de juiste manier. pagina 15
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 30
De persvoethouder is niet goed
geplaatst.
Plaats de persvoethouder op de juiste
manier.
pagina 35
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. pagina 49
Er wordt een spoel gebruikt die niet
speciaal voor deze machine is ont-
worpen.
Spoelen van oudere modellen heb-
ben een andere dikte en werken niet
goed. Gebruik uitsluitend spoelen die
speciaal voor deze machine zijn ont-
worpen.
pagina 15
De stof is
gerimpeld.
De bovendraad of spoeldraad is niet
goed geplaatst.
Rijg de bovendraad goed in en plaats
de spoel op de juiste manier.
pagina 18,
20
De klos is niet goed geplaatst. Plaats de klos op de juiste manier. pagina 15
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 30
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald door een nieuwe. pagina 31
Als u dunne stoffen naait, is de steek
te lang of wordt de stof niet goed
doorgevoerd.
Bevestig steunstof onder stof. pagina 51
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. pagina 49
Er worden
steken
overgeslagen.
De bovendraad is niet goed geplaatst.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 20
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u naait.
pagina 30
De naald is verbogen of stomp. Vervang de naald door een nieuwe. pagina 31
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 31
Er heeft zich stof opgehoopt onder de
steekplaat of in het spoelhuis.
Verwijder het steekplaatdeksel en rei-
nig het spoelhuis.
pagina 95
Er klinkt een
hoge toon
tijdens het
naaien.
Er klinkt een
ratelend geluid.
Er heeft zich stof opgehoopt in de
transporteurs of in het spoelhuis.
Reinig het spoelhuis. pagina 95
De bovendraad is niet goed geplaatst.
Rijg de bovendraad op de juiste
manier in.
pagina 20
Het spoelhuis is gekrast.
Vervang het spoelhuis.
Neem contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Er wordt een spoel gebruikt die niet
speciaal voor deze machine is ont-
worpen.
Spoelen van oudere modellen hebben
een andere dikte en werken niet goed.
Gebruik uitsluitend spoelen die speciaal
voor deze machine zijn ontworpen.
pagina 15
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
BIJLAGE
100
De draad gaat
niet door het oog
van de naald.
De naald staat niet omhoog.
Druk eenmaal of tweemaal op
(naaldstandtoets) om de naald
omhoog te zetten.
pagina 21
De naald is niet goed geplaatst. Plaats de naald op de juiste manier. pagina 31
De steek wordt
niet juist
genaaid.
U gebruikt niet de persvoet die
geschikt is voor de soort steek die u
wilt naaien.
Bevestig de geschikte persvoet voor
de soort steek die u wilt naaien.
pagina 89
Draadspanning is niet juist ingesteld. Pas de draadspanning aan. pagina 49
De draad is verward, bijvoorbeeld in
het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u de grijper.
pagina 95
De stof wordt
niet doorge-
voerd.
De transporteurs staan omlaag.
Schuif de transporteurstandschake-
laar op .
pagina 75
De steek is te kort. Maak de steeklengte langer. pagina 42
De combinatie van stof, draad en
naald is onjuist.
Selecteer een draad en een naald die
geschikt zijn voor de soort stof die u
naait.
pagina 30
De draad is verward, bijvoorbeeld in
het spoelhuis.
Verwijder de verwarde draad. Als de
draad in het spoelhuis verward zat,
reinigt u de grijper.
pagina 95
De naailamp gaat
niet branden.
De naailamp is beschadigd.
Neem contact op met uw dealer of
het dichtstbijzijnde erkende service-
centrum.
Symptoom Mogelijke oorzaak Remedie Referentie
101
4
Foutmeldingen
Als de naaimachine onjuist wordt bediend of niet goed functioneert, wordt een foutmelding op het LCD-scherm
weergegeven.
U kunt de melding wissen door op een toets in het bedieningspaneel te drukken, een knop te draaien of de
handeling juist uit te voeren.
Memo
Wanneer een van de foutmeldingen F1 tot F9 op het LCD-display wordt weergegeven terwijl de
naaimachine in gebruik is, kan dit duiden op een storing. Neem contact op met uw dealer of het
dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Foutmelding
(in LCD-scherm)
Mogelijke oorzaak Remedie
U hebt op de start/stoptoets of achteruit/
verstevigingssteektoets gedrukt (of het voetpedaal
ingedrukt, als dit is aangesloten) terwijl de persvoet
omhoog stond.
Zet de persvoet omlaag
voordat u verder gaat met
de handeling.
U hebt een andere steek dan de knoopsgatsteek of
trenssteek geselecteerd en op de start/stoptoets
gedrukt (of het voetpedaal ingedrukt, als dit is
aangesloten) terwijl de knoopsgathendel omlaag
stond.
Zet de knoopsgathendel
omhoog voordat u verder
gaat met de handeling.
U hebt de knoopsgatsteek of trenssteek geselecteerd
en op de start/stoptoets gedrukt (of het voetpedaal
ingedrukt, als dit is aangesloten) terwijl de
knoopsgathendel omhoog stond.
Zet de knoopsgathendel
omlaag voordat u verder
gaat met de handeling.
U hebt op de achteruit/verstevigingssteektoets of op
de draadkniptoets gedrukt terwijl de spoelwinderas
naar rechts stond.
Schuif de spoelwinderas
naar links voordat u verder
gaat met de handeling.
U hebt op de start/stoptoets gedrukt terwijl het
voetpedaal is aangesloten.
Koppel het voetpedaal los en
druk vervolgens op de start/
stoptoets. U kunt ook de
machine bedienen met het
voetpedaal.
De motor zit vast omdat de draad verward zit.
Zet de machine uit en
verwijder de verwarde
draad voordat u verder gaat
met de handeling.
U hebt op de enkele/tweelingnaaldtoets gedrukt om
de tweelingnaald te selecteren terwijl een steek is
geselecteerd die niet met de tweelingnaald kan
worden gebruikt.
Selecteer een steek die met
de tweelingnaald kan
worden gebruikt.
U hebt aan de patroonselectieknop gedraaid om een
patroon te selecteren terwijl de
tweelingnaaldinstelling is geselecteerd.
Annuleer de
tweelingnaaldinstelling en
selecteer vervolgens een
steek.
BIJLAGE
102
Piepsignaal bij bediening
Telkens wanneer u een toets indrukt of een onjuiste handeling uitvoert, klinkt er een piepsignaal.
Bij een juiste handeling
Er klinkt één piepsignaal.
Bij een onjuiste handeling
Er klinken twee of vier piepsignalen.
Als de machine blokkeert, bijvoorbeeld omdat de draad is verward
De naaimachine piept drie seconden lang en stopt daarna automatisch.
Ga na wat de oorzaak van het probleem is en verhelp het voordat u verder gaat met naaien.
Het piepsignaal bij bediening uitzetten
Bij aanschaf is de machine zo ingesteld dat er een pieptoon klinkt wanneer u op een toets op het
bedieningspaneel drukt.
U kunt deze instelling wijzigen zodat de machine geen pieptonen meer laat horen.
a
Zet de machine uit.
b
Zet de naaimachine aan terwijl u – op (steekbreedtetoets) ingedrukt houdt.
Wanneer u een piepsignaal hoort, laat u – op de steekbreedtetoets los.
a – op de steekbreedtetoets
X De machine is nu zo ingesteld dat er geen piepsignaal wordt gegeven.
Memo
Voer dezelfde procedure uit om de machine zo in te stellen dat het piepsignaal bij bediening klinkt.
103
4
Index
Cijfers
1/4-inch-quiltvoet...........................................................12
1/4-inch-quiltvoet met geleider ......................................12
A
accessoiretafel................................................................10
accessoirezakje ..............................................................11
applicaties......................................................................72
B
basissteken .......................................................54, 65, 66
bedieningshandleiding ...................................................11
bedieningspaneel ...........................................10
, 42, 101
bedieningstoetsen...........................................................10
Beknopte bedieningsgids................................................11
bijgeleverde accessoires .................................................11
blindzoomsteken............................................................56
blindzoomvoet ...............................................................11
bovendraad ....................................................................20
boventransportvoet...........................................12
, 35, 74
brede tafel ...............................................................12
, 39
D
dikke stoffen naaien .......................................................50
draadgeleider .................................................................20
draadspanning................................................................49
draadspanningsknop ......................................................49
drievoudige stretchsteken ...............................................77
E
elastiek bevestigen .........................................................69
erfstuksteken naaien .......................................................84
extra klospen...........................................................11
, 26
F
fagotsteken.....................................................................81
fantasiequilts ..................................................................73
foutmeldingen ..............................................................101
G
gaatjesponser ..........................................................11, 61
glijvoet...........................................................................12
grijper ............................................................................95
H
hoofdschakelaar .............................................................14
I
instelbare rits/galonvoet..................................................12
K
kloskap...........................................................................11
klosnetje.........................................................................11
klospen ..........................................................................20
knoopaanzetvoet............................................................11
knoopsgat.......................................................................58
knoopsgatenvoet ..............................................11
, 60, 78
knoopsgathendel.....................................................61
, 78
knoopsgatsteken.............................................................58
L
lichte stoffen naaien .......................................................51
M
monogramvoet ...............................................................11
N
naaimachinenaalden ......................................................29
naald..............................................................................29
naald verwisselen...........................................................29
naaldsetje.......................................................................11
naaldstand......................................................................55
naaldstandtoets ..............................................................18
naaldstopstand ...............................................................37
O
onderhoud .....................................................................95
open voet.......................................................................12
optionele accessoires .....................................................12
overhandse steekvoet ..............................................11
, 54
P
patchwork ......................................................................73
patroonselectieknop .......................................................42
persvoet .........................................................................33
persvoethendel...............................................................20
persvoethouder ..............................................................34
persvoethouderpen.........................................................51
piepsignaal bij bediening .............................................102
Q
quiltgeleider ...................................................................12
quiltvoet..................................................................12
, 75
R
rechte steek....................................................................55
reinigen..........................................................................95
rits inzetten ....................................................................65
ritsvoet ....................................................................11
, 66
rondingen naaien ...........................................................50
S
schelpsteek.....................................................................82
schijfvormige schroevendraaier ......................................11
schoonmaakborsteltje.....................................................11
schroevendraaier............................................................11
schuifknop voor snelheidsregeling..................................17
smocksteken naaien .......................................................82
spoel ..............................................................................11
BIJLAGE
104
BIJLAGE
spoeldraad .......................................................15, 18, 52
spoelhuisdeksel ..............................................................18
steek selecteren ..............................................................42
steekbreedte ...................................................................42
steekgeleidervoet............................................................12
steekinstellingen.............................................................89
steeklengte .....................................................................42
stretchstof naaien ...........................................................69
stretchstoffen naaien.......................................................51
stroomvoorziening .........................................................13
T
tornmesje ................................................................11, 61
transporteur....................................................................75
transporteurstandschakelaar ...........................................75
trenssteken .....................................................................78
tweelingnaald..........................................................11
, 26
V
van naairichting veranderen ...........................................50
veiligheidsinstructies ........................................................1
verbindingssteken naaien ...............................................83
voetpedaal .....................................................................11
vrij quilten......................................................................75
Z
zigzagvoet...............................................................11, 51
zijsnijder ........................................................................12
zware stoffen naaien ......................................................50
EU_mid_coverNLPANTONE 285 Black
Dutch
885-V12/V13
XE2420-1011
Printed in China
Bedieningshandleiding
Bedieningshandleiding
VOORBERE IDINGEN
DE BASISPRINCIPES
VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BIJLAGE
885-V12/V13
Bedieningshandleiding
103


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Brother Innov-is 20LE at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Brother Innov-is 20LE in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 2,61 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Brother Innov-is 20LE

Brother Innov-is 20LE User Manual - English - 116 pages

Brother Innov-is 20LE User Manual - German - 116 pages

Brother Innov-is 20LE User Manual - French - 108 pages

Brother Innov-is 20LE Quick start guide - All languages - 2 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info