579718
77
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/191
Next page
i
Brother kleurenlaserprinter
H
H
L
L
-
-
4
4
0
0
0
0
0
0
C
C
N
N
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding a.u.b. aandachtig door voordat u de printer gaat gebruiken.
U kunt de handleiding op de cd-rom bekijken of afdrukken. Bewaart u deze cd-rom
op een veilige plaats, zodat u hem wanneer nodig snel even kunt raadplegen.
Op het Brother Solutions Center (
http://solutions.brother.com
) vindt u alle benodigde
informatie over deze printer. Download de meest recente drivers en hulpprogramma’s voor
uw printers, lees de veelgestelde vragen en de tips voor het oplossen van problemen, of
raadpleeg 'Solutions' en 'Customer Education' voor speciale informatie over het afdrukken
met deze printer.
Version 2
ii
Brother laserprinter
HL-4000CN serie
Gebruikershandleiding
(Alleen voor de VS & CANADA)
IMPORTANT INFORMATION: For technical and operational assistance, you must call the country where you purchased
the printer. Calls must be made from within that country.
In USA: 1-800-276-7746
In Canada: 1-800-853-6660
514-685-6464 (In Montreal)
If you have comments or suggestions, please write us at:
In USA: Printer Customer Support
Brother International Corporation
15 Musick
Irvine, CA 92618
In Canada: Brother International Corporation (Canada), Ltd.
- Marketing Dept.
1, rue Hôtel de Ville
Dollard-des-Ormeaux, PQ, Canada H9B 3H6
FAX-BACK SYSTEM
Brother Customer Service has installed an easy to use fax-back system so you can get instant answers to common technical
questions and product information for all Brother products. This is available 24 hours a day, 7 days a week. You can use the
system to send the information to any fax machine, not just the one from which you are calling.
Call and follow the voice prompts to receive faxed instructions on how to use the system and your index of fax-back subjects.
In USA: 1-800-521-2846
In Canada: 1-800-685-5381
1-514-685-5381 (In Montreal)
DEALERS/SERVICE CENTERS (USA Only)
For the name of an authorized dealer or service center, call 1-800-284-4357.
SERVICE CENTERS (Canada Only)
For service center addresses in Canada, call 1-800-853-6660
INTERNET-ADRESSEN
Brother's wereldwijde website: http://www.brother.com
Voor veelgehoorde vragen, productondersteuning en technische vragen, en updates voor drivers:
http://solutions.brother.com
(Alleen voor de VS) For Brother Accessories & Supplies: http://www.brothermall.com
iii
Handelsmerken
Brother is een gedeponeerd handelsmerk van Brother Industries, Ltd.
Apple en LaserWriter zijn gedeponeerde handelsmerken, en TrueType is een handelsmerk van Apple Computer,
Inc.
Centronics is een handelsmerk van Genicom Corporation.
Hewlett-Packard, HP, PCL 6 en PCL zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
PostScript is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.
Deze printer is uitgerust met UFST en Micro Type van Agfa Division.
De PANTONE kleuren die door de HL-4000CN worden gegenereerd, zijn kleursimulaties met vier en/of drie
kleuren en komen wellicht niet precies overeen met de door PANTONE geïdentificeerde vaste kleurnormen.
Gebruik de meest recente PANTONE kleurengidsen als u nauwkeurige kleuren wenst.
De PANTONE kleursimulaties zijn op dit product uitsluitend mogelijk indien gegenereerd met door Pantone
gelicentieerde softwarepakketten. Neem contact op met Pantone Inc. voor een recente lijst van bevoegde
licentiehouders.
Alle handelsmerken hierin vermeld zijn het eigendom van Brother Industries, Ltd. PANTONE
®
en andere
Pantone, Inc. handelsmerken zijn het eigendom van Pantone, Inc. ©Pantone, Inc., 1988
ENERGY STAR is een merk dat in de VS geregistreerd is.
Alle andere merknamen en productnamen die in deze handleiding worden gebruikt, zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
Samenstelling en publicatie
Deze handleiding is samengesteld en gepubliceerd onder supervisie van Brother Industries, Ltd. De nieuwste
productgegevens en specificaties zijn in deze handleiding verwerkt.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd.
Brother behoudt zich het recht voor om de specificaties en de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande
kennisgeving te wijzigen. Brother is niet verantwoordelijk voor enige schade, met inbegrip van gevolgschade,
voortvloeiend uit het gebruik van deze handleiding of de daarin beschreven producten, inclusief maar niet
beperkt tot zetfouten en andere fouten in deze publicatie.
©2002 Brother Industries Ltd.
Vervoer van de printer
Als u de printer moet vervoeren, is het raadzaam om hem zorgvuldig te verpakken; dit om eventuele beschadiging van
het apparaat te voorkomen. Wij adviseren u om het originele verpakkingsmateriaal te bewaren. Zorg er bovendien voor
dat de printer tijdens vervoer voldoende verzekerd is.
iv
R
R
E
E
G
G
U
U
L
L
E
E
R
R
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
Opmerkingen inzake elektronische emissie
Federal Communications Commission(FCC) Declaration of Conformity (alleen
voor de VS)
Responsible Party: Brother International Corporation
100 Somerset Corporate Boulevard
Bridgewater, NJ 08807-0911, USA
TEL: (908) 704-1700
declares, that the products
Product Name: Brother Laser Printer HL-4000CN
Model Number: HL-4000CN
Product Options : ALL
complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is subject to the following two conditions: (1) This device
may not cause harmful interference, and (2) this device must accept any interference received, including
interference that may cause undesired operation.
This equipment has been tested and found to comply with the limits for a Class B digital
device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These limits are designed to provide
reasonable protection against harmful interference in a residential installation. This
equipment generates, uses, and can radiate radio frequency energy and, if not installed and
used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio
communications. However, there is no guarantee that interference will not occur in a
particular installation. If this equipment does cause harmful interference to radio or television
reception, which can be determined by turning the equipment off and on, the user is
encouraged to try to correct the interference by one or more of the following measures:
- Adjust relocate the receiving antenna.
- Increase the distance between the equipment and the receiver.
- Connect the equipment to a socket on a circuit different from that which the receiver is
already connected.
- Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Important
A shielded interface cable should be used in order to ensure compliance with the limits for a
Class B digital device.
Changes or modifications not expressly approved by Brother Industries, Ltd. could void the
user’s authority to operate the equipment.
v
Industry Canada Compliance Statement (alleen voor Canada)
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Cet appareil numérique de la classe B est conforme à la norme NMB-003 du Canada.
vi
“EC”Declaration of Conformity
Manufacturer
Brother Industries Ltd.,
15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku,
Nagoya 467-8561, Japan
Herewith declare that:
Products description : Laser Printer
Product Name : HL-4000CN
is in conformity with provisions of the Directives applied : Low Voltage Directive 73/23/EEC (as amended
by 93/68/EEC) and the Electromagnetic Compatibility Directive 89/336/EEC ( as amended by 91/263/EEC
and 92/31/EEC and 93/68/EEC).
Standards applied :
Harmonized :
Safety : EN60950:1992 + A1:1993 + A2:1993 + A3:1995 + A4:1997 + A11:1997
EMC : EN55022:1998 Class B
EN55024:1998
EN61000-3-2:1995 + A1:1998 + A2:1998
EN61000-3-3:1995
Year in which CE marking was First affixed
: 2001
Issued by
:
Brother Industries, Ltd.
Date
:
19 November, 2001
Place
: Nagoya, Japan
Signature
:
Kazuhiro Dejima
Manager
Quality Audit Group
Quality Management Dept.
Information & Document Company
vii
EC
Conformiteitsverklaring
Producent
Brother Industries, Ltd.,
15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku,
Nagoya 467-8561, Japan
Verklaren hierbij dat:
Omschrijving van product : Laserprinter
Productnaam : HL-4000CN
voldoet aan de bepalingen in de van toepassing zijnde directieven: het directief inzake Lage Spanning 73/23/EEC (zoals
geamendeerd door 93/68/EEC) en het directief inzake Elektromagnetische Compatibiliteit 89/336/EEC (zoals
geamendeerd door 91/263/EEC en 92/31/EEC en 93/68/EEC).
Toegepaste normen:
Geharmoniseerd:
Veiligheid : EN60950:1992 + A1:1993 + A2:1993 + A3:1995 + A4:1997 + A11:1997
EMC : EN55022:1998 Klasse B
EN55024:1998
EN61000-3-2:1995 + A1:1998 + A2:1998
EN61000-3-3:1995
Jaar waarin CE-certificatie voor het eerst was toegekend: 2001
Uitgegeven door : Brother Industries, Ltd.
Datum : 19 november 2001
Plaats : Nagoya, Japan
viii
Naleving van de bepalingen van het internationale
E
NERGY
S
TAR
®
-
programma
E
NERGY
S
TAR
®
is een merk dat in de VS geregistreerd is.
Het doel van het internationale E
NERGY
S
TAR
®
-programma is het wereldwijd bevorderen van
de ontwikkeling en het gebruik van energiebesparende kantoorapparatuur.
Brother Industries, Ltd. is een partner in het E
NERGY
S
TAR
®
-programma en verklaart dat dit
product voldoet aan de richtlijnen van E
NERGY
S
TAR
®
inzake energiebesparing.
Opmerkingen over laserstraling
Laser Safety (alleen voor modellen van 120 volt)
This printer is certified as a Class I laser product under the U.S. Department of Health
and Human Services (DHHS) Radiation Performance Standard according to the
Radiation Control for Health and Safety Act of 1968. This means that the printer does not
produce hazardous laser radiation.
Since radiation emitted inside the printer is completely confined within protective
housings and external covers, the laser beam cannot escape from the machine during
any phase of user operation. Deze machine bevat echter GaAIAs laserdiodes van 5-
milliwat, met een golflengte van 700–800 nanometer. Direct (of indirect gereflecteerd)
oogcontact met de laserstraal kan het oog ernstig beschadigen. Veiligheidsmaatregelen
en vergrendelingsmechanismen zijn bedoeld ter voorkoming van enige blootstelling van
de gebruiker aan laserstraling.
FDA Regulations (alleen voor modellen van 120 volt)
U.S. Food and Drug Administration (FDA) has implemented regulations for laser products
manufactured on and after August 2, 1976. Compliance is mandatory for products marketed
in the United States. The label shown on the back of the printer indicates compliance with
the FDA regulations and must be attached to laser products marketed in the United States.
Let op: Wanneer de bediening, afstelling of procedures niet nauwkeurig zoals in deze
handleiding beschreven uitgevoerd worden, wordt u mogelijk blootgesteld aan
gevaarlijke straling.
MANUFACTURED:
BROTHER INDUSTRIES, LTD.
15-1 Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya, 467-8561 Japan
This product complies with FDA radiation performance standards, 21 CFR
Subcha
p
ter J.
ix
IEC 60825 specificatie (alleen voor modellen van 220-240 volt)
Deze printer is een laserproduct van klasse 1, zoals uiteengezet in de specificaties van IEC
60825. De printer is in de landen waar dit vereist is, voorzien van onderstaand etiket.
CLASS 1LASER PRODUCT
APPAREIL Å LASER DE CLASSE 1
LASER KLASSE 1 PRODUKT
Deze printer is uitgerust met een Klasse 3B laserdiode die onzichtbare laserstraling
afgeeft in de scanner
. De scanner mag onder geen beding worden geopend.
Let op: Wanneer de bediening, afstelling of procedures niet nauwkeurig zoals in deze
handleiding beschreven uitgevoerd worden, wordt u mogelijk blootgesteld aan
gevaarlijke straling.
Voor Finland en Zweden
LUOKAN 1 LASERLAITE
KLASS 1 LASER APPARAT
Varoitus! Laitteen käyttäminen muulla kuin tässä käyttöohjeessa mainitulla tavalla saattaa
altistaa käyttäjän turvallisuusluokan 1 ylittävälle näkymättömälle lasersäteilylle.
Varning – Om apparaten används på annat sätt än i denna Bruksanvisning specificerats,
kan användaren utsättas för osynlig laserstrålning, som överskrider gränsen för laserklass 1.
Interne laserstraling
Max. stralingsvermogen 10 mW
Golflengte 770 nm-808 nm
Laserklasse Klasse IIIb (in overeenstemming met 21 CFR Part 1040.10)
Klasse 3B (in overeenstemming met IEC60825)
x
Veiligheidsinformatie
BELANGRIJK - Voor uw eigen veiligheid
Voor een veilige werking moet de meegeleverde geaarde stekker in een normaal geaard
stopcontact worden gestoken dat via het huishoudelijk net geaard is.
Gebruik met dit apparaat nooit een verlengsnoer. Als het gebruik van een verlengsnoer
onvermijdelijk is, mag u alleen een daarvoor geschikt verlengsnoer met de juiste bedrading
en een geschikte stekker gebruiken, zodat een goede aarding verzekerd is. Verlengsnoeren
met de verkeerde bedrading kunnen persoonlijke ongelukken veroorzaken en de apparatuur
beschadigen.
Het feit dat dit apparaat naar tevredenheid werkt, betekent niet per se dat de voeding is
geaard en dat de installatie volkomen veilig is. Voor uw eigen veiligheid raden wij u aan om
in twijfelgevallen altijd een bevoegd elektricien te raadplegen.
Let op
Het uitvoeren van handelingen en/of aanpassingen of het volgen van procedures anders dan
die welke in deze handleiding worden beschreven, kan blootstelling aan gevaarlijke straling
tot gevolg hebben.
De voeding van het apparaat afsluiten
Deze printer moet in de buurt van een makkelijk toegankelijk stopcontact worden
geïnstalleerd. In noodgevallen moet het netsnoer uit het stopcontact worden getrokken,
zodat de netvoeding van de printer volledig is afgesloten.
Waarschuwing m.b.t. batterijen
De batterij mag niet worden vervangen. Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen,
kan dit explosiegevaar opleveren. Do not disassemble, recharge or dispose of in a fire.
Verbruikte batterijen moeten in overeenstemming met plaatselijk geldende reguleringen
worden weggeworpen.
Opmerking / Oplaadbare Batterij Recycle Informatie (alleen voor Nederland)
Bij dit product zijn batterijen geleverd. Wanneer deze leeg zijn,
moet u ze niet weggooien maar inleveren als Klein Chemisch Afval.
Geräuschemission / Acoustic Noise Emission (alleen voor Duitsland)
Lpa < 70 dB (A) DIN 45635-19-01-KL2
IT power system (alleen voor Noorwegen)
This product is also designed for IT power system with Phase to phase voltage 230V.
Aansluiting op een LAN
Let op: Dit product moet worden aangesloten op een LAN-aansluiting die niet aan
overspanning onderhevig is.
xi
Wiring Information (alleen voor het V.K.)
Important
If the mains plug supplied with this printer is not suitable for your socket outlet, remove the
plug from the mains cord and fit an appropriate three pin plug. If the replacement plug is
intended to take a fuse then fit the same rating fuse as the original.
If a moulded plug is severed from the mains cord then it should be destroyed because a plug
with cut wires is dangerous if engaged in a live socket outlet. Do not leave it where a child
might find it!
In the event of replacing the plug fuse, fit a fuse approved by ASTA to BS1362 with the same
rating as the original fuse.
Always replace the fuse cover. Never use a plug with the cover removed.
WARNING - THIS PRINTER MUST BE PROPERLY EARTHED.
The wires in the mains cord are colored in accordance with the following code:
Green and yellow: Earth
Blue: Neutral
Brown: Live
The colors of the wires in the main lead of this printer may not correspond with the colored
markings identifying the terminals in your plug.
If you need to fit a different plug, proceed as follows.
Remove a length of the cord outer sheath, taking care not to damage the colored insulation
of the wires inside.
Cut each of the three wires to the appropriate length. If the construction of the plug permits,
leave the green and yellow wire longer than the others so that, in the event that the cord is
pulled out of the plug, the green and yellow wire will be the last to disconnect.
Remove a short section of the colored insulation to expose the wires.
The wire which is colored green and yellow must be connected to the terminal in the plug
which is marked with the letter “E” or by the safety earth symbol
or colored green or green
and yellow.
The wire which is colored blue must be connected to the terminal which is marked with the
letter “N” or colored black or blue.
The wire which is colored brown must be connected to the terminal which is marked with the
letter “L or colored red or brown.
The outer sheath of the cord must be secured inside the plug. The colored wires should not
hang out of the plug.
xii
I
I
n
n
l
l
e
e
i
i
d
d
i
i
n
n
g
g
Dank u voor de aanschaf van de HL-4000CN. Deze handleiding bevat belangrijke
informatie over de werking van de printer en de voorzorgsmaatregelen die getroffen
moeten worden. Voor een efficiënt gebruik van de printer raden wij u aan om deze
handleiding te lezen alvorens de printer in gebruik te nemen.
Bewaart u deze handleiding nadat u haar hebt gelezen op een veilige plaats. Als u
vergeet hoe u bepaalde handelingen moet uitvoeren of bij problemen, kunt u de
handleiding naslaan.
Deze handleiding is geschreven voor mensen die vertrouwd zijn met het gebruik
van personal computers, besturingssystemen en software die compatibel zijn met
deze printer. Voor nadere informatie en instructies over het gebruik daarvan,
verwijzen wij u naar de documentatie van de door u gebruikte software en
hardware.
Brother Industries Ltd.
xiii
I
I
n
n
h
h
o
o
u
u
d
d
s
s
o
o
p
p
g
g
a
a
v
v
e
e
REGULERINGEN ...........................................................................................................................iv
Inleiding........................................................................................................................................... xii
Inhoudsopgave ............................................................................................................................... xiii
Gebruik van deze handleiding.......................................................................................................xix
Terminologie en symbolen in deze handleiding.....................................................................................................xix
Verklarende woordenlijst......................................................................................................................xix
Symbolen ...............................................................................................................................................xx
Veiligheidsmaatregelen ..................................................................................................................xxi
HOOFDSTUK 1 INSTELLINGEN VAN HET PRINTERSYSTEEM..................................... 1-1
1.1 Kleurregistratie afstellen....................................................................................................... 1-1
Het kleurregistratieschema afdrukken.................................................................................................. 1-1
Waarden bepalen.................................................................................................................................. 1-3
Waarden invoeren ................................................................................................................................ 1-3
1.2 De printer op een netwerk configureren ............................................................................. 1-5
1.2.1 Een IP-adres instellen ...................................................................................................................................1-5
De methode voor het opvragen van een IP-adres op Paneel’ instellen ............................................... 1-6
Het IP-adres instellen........................................................................................................................... 1-8
Het subnetmasker instellen .................................................................................................................. 1-9
Het gateway-adres instellen ............................................................................................................... 1-10
1.2.2 Protocollen instellen ...................................................................................................................................1-11
Protocolinstellingen wijzigen................................................................................................................... 1-12
1.2.3 Instellingen bevestigen ...............................................................................................................................1-14
HOOFDSTUK 2 DE PRINTER DRIVER INSTALLEREN..................................................... 2-1
2.1 De printer driver installeren (Windows)........................................................................... 2-1
2.1.1 De printer driver installeren..........................................................................................................................2-1
2.1.2 De printer driver upgraden............................................................................................................................2-1
2.2 De printer driver installeren (Macintosh)......................................................................... 2-3
2.2.1 De printer driver installeren..........................................................................................................................2-3
2.2.2 De printer driver upgraden............................................................................................................................2-3
HOOFDSTUK 3 BASISBEWERKINGEN MET DE PRINTER ............................................. 3-1
3.1 Naam en functie van printeronderdelen.............................................................................. 3-1
Vooraanzicht ........................................................................................................................................ 3-1
Achteraanzicht ..................................................................................................................................... 3-2
Binnen in de printer.............................................................................................................................. 3-3
3.2 De printer aan- en uitzetten.................................................................................................. 3-4
3.2.1 De printer aanzetten......................................................................................................................................3-4
xiv
3.2.2 De printer uitzetten .......................................................................................................................................3-5
3.3 Via een computer afdrukken................................................................................................ 3-6
3.3.1 In Windows...................................................................................................................................................3-6
Via een computerprogramma afdrukken.............................................................................................. 3-6
De standaard afdrukfuncties wijzigen.................................................................................................. 3-7
3.3.2 Met een Macintosh-computer .......................................................................................................................3-9
3.4 Help gebruiken..................................................................................................................... 3-10
3.4.1 Windows Help raadplegen..........................................................................................................................3-11
Als u Help wilt raadplegen, opent u eerst het dialoogvenster Eigenschappen en
selecteert u het tabblad met de betreffende optie...............................................................................3-11
3.4.2 De ballon met Help raadplegen op een Macintosh .....................................................................................3-12
3.5 Het afdrukken annuleren.................................................................................................... 3-13
3.5.1 Het afdrukken op de computer annuleren...................................................................................................3-13
In Windows........................................................................................................................................ 3-13
Op een Macintosh-computer.............................................................................................................. 3-14
3.5.2 Het afdrukken via het bedieningspaneel annuleren ....................................................................................3-15
3.6 De configuratie voor toebehoren wijzigen......................................................................... 3-16
3.6.1 In Windows.................................................................................................................................................3-17
3.6.2 Op een Macintosh-computer.......................................................................................................................3-18
3.7 Op enveloppen, transparanten en papier van afwijkend formaat
(Lang) afdrukken................................................................................................................. 3-19
3.7.1 Op enveloppen afdrukken...........................................................................................................................3-19
Instellingen in de printer driver (voor enveloppen)............................................................................ 3-20
3.7.2 Op transparanten afdrukken........................................................................................................................3-22
Instellingen in de printer driver (voor transparanten)......................................................................... 3-23
3.7.3 Op papier van afwijkend formaat afdrukken ..............................................................................................3-24
Een afwijkend formaat instellen......................................................................................................... 3-24
Afdrukken .......................................................................................................................................... 3-25
Instellingen in de printer driver (voor papier van afwijkend formaat (lang papier)).......................... 3-26
3.8 Tweezijdig afdrukken (duplex) .......................................................................................... 3-27
Verschillende soorten duplexdruk...................................................................................................... 3-27
3.8.1 Tweezijdig afdrukken (duplex)...................................................................................................................3-28
Instellingen in de printer driver (voor tweezijdig afdrukken op normaal papier)............................... 3-28
Instellingen in de printer driver (voor afdrukken op de achterkant van speciaal papier) ................... 3-29
HOOFDSTUK 4 PAPIER PLAATSEN EN GESCHIKTE PAPIERSOORTEN..................... 4-1
4.1 Geschikte en ongeschikte papiersoorten.............................................................................. 4-1
4.1.1 Geschikte papiersoorten................................................................................................................................4-1
Geschikt basisgewicht.......................................................................................................................... 4-1
Aanbevolen papiersoorten.................................................................................................................... 4-2
Speciaal papier..................................................................................................................................... 4-2
Papierladen, -soorten en -formaten ...................................................................................................... 4-4
Papiersoorten en -afmetingen voor tweezijdig afdrukken.................................................................... 4-5
4.1.2 Ongeschikte papiersoorten............................................................................................................................4-6
4.1.3 Papier opslaan...............................................................................................................................................4-7
4.2 Papier plaatsen....................................................................................................................... 4-8
4.2.1 Papier in de papierlade plaatsen....................................................................................................................4-8
4.2.2 A5-papier in de papierlade plaatsen / I.p.v. A5 een ander papierformaat gebruiken ..................................4-12
A5-papier plaatsen ............................................................................................................................. 4-12
xv
I.p.v. A-5 een ander papierformaat gebruiken....................................................................................4-15
4.2.3 Papier in de multifunctionele lade plaatsen ................................................................................................4-19
HOOFDSTUK 5 BEDIENINGSPANEEL................................................................................... 5-1
5.1 Functies van bedieningspaneel ............................................................................................. 5-1
5.1.1 LEDs............................................................................................................................................................5-2
5.1.2 LCD-scherm .................................................................................................................................................5-3
Het afdrukscherm................................................................................................................................. 5-3
Het menuscherm .................................................................................................................................. 5-3
5.1.3 Toetsen..........................................................................................................................................................5-4
5.2 Algemene bewerkingen in het menu .................................................................................... 5-5
5.2.1 Menustructuur en algemene bewerkingen ....................................................................................................5-5
De printerinstellingen terugstellen ....................................................................................................... 5-6
5.2.2 Wat te doen als u een vergissing maakt?.......................................................................................................5-7
5.3 Lijst van menuopties.............................................................................................................. 5-8
5.3.1 Systeeminstellingen ......................................................................................................................................5-8
Stroombesp. na..................................................................................................................................... 5-8
Alarm: fout........................................................................................................................................... 5-9
Time-out taak..................................................................................................................................... 5-10
Taal op paneel.................................................................................................................................... 5-10
Auto Log Print ................................................................................................................................... 5-10
ID afdrukken ...................................................................................................................................... 5-10
Tekst afdrukken.................................................................................................................................. 5-11
5.3.2 Onderhoud ..................................................................................................................................................5-11
Init NVM............................................................................................................................................ 5-11
Beveiliging......................................................................................................................................... 5-12
Basisgewicht ...................................................................................................................................... 5-12
KleurRegiCorrect............................................................................................................................... 5-12
5.3.3 Parallel........................................................................................................................................................5-13
ECP .................................................................................................................................................... 5-13
5.3.4 Rapport/Lijst...............................................................................................................................................5-13
Printerinstell....................................................................................................................................... 5-13
Paneelinstelling .................................................................................................................................. 5-13
PCL6-fontlijst..................................................................................................................................... 5-13
Log afdrukken.................................................................................................................................... 5-14
5.3.5 Netwerk ......................................................................................................................................................5-14
Ethernet.............................................................................................................................................. 5-14
TCP/IP................................................................................................................................................ 5-14
IPX-frametype.................................................................................................................................... 5-15
Protocol.............................................................................................................................................. 5-16
IP-filter............................................................................................................................................... 5-17
Init NVM............................................................................................................................................ 5-17
5.3.6
USB ............................................................................................................................................................5-18
Adobe-protocol .................................................................................................................................. 5-18
HOOFDSTUK 6 PROBLEMEN OPLOSSEN............................................................................ 6-1
6.1 Problemen oplossen ............................................................................................................... 6-1
6.2 Problemen met de voeding.................................................................................................... 6-2
xvi
6.3 Problemen met afdrukken .................................................................................................... 6-3
6.3.1 Lampjes branden, knipperen of zijn uit ........................................................................................................6-3
6.3.2 Kan niet afdrukken in Windows ...................................................................................................................6-5
6.3.3
Kan niet afdrukken vanaf een Macintosh-computer.....................................................................................6-6
6.4 Problemen met afdrukkwaliteit............................................................................................ 6-7
6.4.1 Er worden blanco of helemaal zwarte paginas uitgevoerd...........................................................................6-7
6.4.2 Vage of bevlekte afdrukken, witte (ontbrekende) delen, kreukels, onduidelijke delen.................................6-8
6.4.3 Afdrukken laten te wensen over .................................................................................................................6-12
6.5 Problemen met papierinvoer .............................................................................................. 6-13
6.6 Andere problemen ............................................................................................................... 6-15
6.6.1 Netwerkproblemen .....................................................................................................................................6-15
6.6.2 Andere problemen ......................................................................................................................................6-16
6.7 Wat te doen als er een foutmelding wordt weergegeven.................................................. 6-17
6.8 Het Alarm-lampje brandt of knippert............................................................................... 6-24
6.8.1 Het Alarm-lampje brandt............................................................................................................................6-24
6.8.2 Het Alarm-lampje knippert.........................................................................................................................6-24
6.9 De printer forceren de resterende gegevens af te drukken
(als het afdrukken is onderbroken).................................................................................... 6-25
6.10 De dichtheidssensor reinigen .............................................................................................. 6-26
HOOFDSTUK 7 VASTGELOPEN PAPIER .............................................................................. 7-1
7.1 Vastgelopen papier verwijderen........................................................................................... 7-1
7.2 Papier vastgelopen in de multifunctionele lade................................................................... 7-3
7.3 Papier vastgelopen in de papierlade .................................................................................... 7-4
7.4 Papier vastgelopen tussen de printkopcartridge en de fuser............................................. 7-6
Papier is vastgelopen rond de printkopcartridge: ................................................................................. 7-6
Papier is vastgelopen rond de fusercartridge:....................................................................................... 7-8
Papier dat langer is dan 355,6 mm is vastgelopen................................................................................7-9
7.5 Papier vastgelopen in de papieromdraaier........................................................................ 7-10
7.6 Papier vastgelopen in de module met 2 laden ................................................................... 7-11
HOOFDSTUK 8 ROUTINEONDERHOUD EN VERBRUIKSARTIKELEN
VERVANGEN ................................................................................................................................ 8-1
8.1 De tonercartridges vervangen .............................................................................................. 8-1
8.1.1 Hantering van de tonercartridges..................................................................................................................8-1
Voorzorgsmaatregelen bij hantering .................................................................................................... 8-1
Voorzorgsmaatregelen bij opslag......................................................................................................... 8-2
8.1.2 De tonercartridges vervangen .......................................................................................................................8-2
xvii
8.2 De printkopcartridge vervangen.......................................................................................... 8-5
8.2.1 Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de printkopcartridge.................................................................8-5
Voorzorgsmaatregelen bij hantering .................................................................................................... 8-5
Voorzorgsmaatregelen bij opslag......................................................................................................... 8-6
8.2.2 De printkopcartridge vervangen ...................................................................................................................8-6
8.3 De transferrolcartridge vervangen .................................................................................... 8-11
8.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de transferrolcartridge............................................................8-12
Voorzorgsmaatregelen bij hantering .................................................................................................. 8-12
8.3.2 De transferrolcartridge vervangen ..............................................................................................................8-13
8.4 Rapporten en lijsten afdrukken ......................................................................................... 8-15
8.4.1 Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen ...............................................................................8-16
8.4.2 De printlog controleren...............................................................................................................................8-17
8.5 De printerstatus via uw computer bevestigen................................................................... 8-18
8.5.1
Een webbrowser gebruiken voor het controleren van de status en de resterende
levensduur van de verbruiksartikelen .........................................................................................................8-18
8.6 De printer reinigen .............................................................................................................. 8-19
Voorzorgsmaatregelen bij het reinigen .............................................................................................. 8-19
De buitenkant van de printer reinigen................................................................................................ 8-19
8.7 De printer vervoeren ........................................................................................................... 8-20
8.8 De printer opslaan ............................................................................................................... 8-26
APPENDICES............................................................................................................................... A-1
A.1 Toebehoren en verbruiksartikelen.......................................................................................A-1
A.1.1 Toebehoren ..................................................................................................................................................A-1
Harde schijf..........................................................................................................................................A-1
Module met 2 laden..............................................................................................................................A-1
Geheugenuitbreidingskaart ..................................................................................................................A-1
A.1.2
Verbruiksartikelen........................................................................................................................................A-2
Tonercartridges ....................................................................................................................................A-2
Printkopcartridge..................................................................................................................................A-2
Transferrolcartridge..............................................................................................................................A-2
A.2 Informatie over productondersteuning ...............................................................................A-3
A.3 Algemene specificaties...........................................................................................................A-4
A.3.1 Printerspecificaties.......................................................................................................................................A-4
A.3.2 Netwerkspecificaties....................................................................................................................................A-7
Algemene specificaties.........................................................................................................................A-7
TCP/IP-specificaties.............................................................................................................................A-7
NetBIOS-specificaties..........................................................................................................................A-7
NetWare-specificaties ..........................................................................................................................A-7
AppleTalk-specificaties........................................................................................................................A-7
A.3.3 Bedrukbaar gedeelte ....................................................................................................................................A-8
A.4 Gebruiksduur van verbruiksartikelen .............................................................................................................A-9
Gebruiksduur van verbruiksartikelen (in aantal paginas dat kan worden afgedrukt)..........................A-9
A.5 De geheugen module toevoegen ..........................................................................................A-10
INDEX .............................................................................................................................................I-1
xviii
xix
G
G
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
z
z
e
e
h
h
a
a
n
n
d
d
l
l
e
e
i
i
d
d
i
i
n
n
g
g
T
T
e
e
r
r
m
m
i
i
n
n
o
o
l
l
o
o
g
g
i
i
e
e
e
e
n
n
s
s
y
y
m
m
b
b
o
o
l
l
e
e
n
n
i
i
n
n
d
d
e
e
z
z
e
e
h
h
a
a
n
n
d
d
l
l
e
e
i
i
d
d
i
i
n
n
g
g
In deze handleiding worden de volgende termen en symbolen gebruikt:
Verklarende woordenlijst
Opgelet
0Vestigt uw aandacht op een belangrijke bedieningsprocedure die met zorg moet
worden uitgevoerd. Leest u deze informatie aandachtig door.
Opmerking
Geeft nuttige informatie.
Zie ook
Verwijst naar gerelateerde, nuttige informatie.
betekent dat de verwijzing in deze handleiding staat.
betekent dat de verwijzing in een andere handleiding staat.
xx
Symbolen
Symbool Betekenis
Toets Verwijst naar een toets op het toetsenbord van uw computer.
Bijvoorbeeld: Druk op de Entertoets.
[ ] Verwijst naar een scherm, dialoogvenster, tabblad of knop op het
computerscherm.
Verwijst tevens naar een menu of een waarde op het
bedieningspaneel.
Bijvoorbeeld: Klik in het dialoogvenster [Eigenschappen] op [OK].
Set [Ingeschakeld] op het bedieningspaneel.
Verwijst naar een melding op het bedieningspaneel van de printer.
Dit kan tevens bedoeld zijn om de naam van een onderdeel te
benadrukken, of belangrijke informatie die moet worden ingevoerd.
Bijvoorbeeld: Klaar v. afdruk wordt weergegeven.
Toets 0.0.0.0 in.
< > Verwijst naar een toets op het bedieningspaneel.
Bijvoorbeeld: Druk op de toets <
>.
+ Geeft aan dat u op het bedieningspaneel twee toetsen tegelijk moet
indrukken.
Bijvoorbeeld: Druk op de toetsen <
> + < >.
xxi
V
V
e
e
i
i
l
l
i
i
g
g
h
h
e
e
i
i
d
d
s
s
m
m
a
a
a
a
t
t
r
r
e
e
g
g
e
e
l
l
e
e
n
n
Om zeker te zijn van een veilige werking van de printer, is het zaak dat u dit
gedeelte aandachtig doorleest alvorens de printer in gebruik te nemen.
WAAR-
SCHUWING
Een Waarschuwing attendeert u op situaties die tot ernstig letsel
of dodelijke ongelukken kunnen leiden.
LET OP
Let op attendeert u op situaties die verwonding of materiële
schade kunnen veroorzaken.
Dit symbool attendeert u op procedures
die uw aandacht vereisen. Leest u deze
instructies aandachtig en volg ze
nauwkeurig.
Dit symbool attendeert u op verboden
procedures. Leest u deze instructies
aandachtig.
Dit symbool attendeert u op procedures
die uitgevoerd moeten worden. Leest u
deze instructies aandachtig alvorens de
procedure uit te voeren.
De printer installeren en verplaatsen
LET OP
Zet de printer niet in een hete, vochtige, stoffige of slecht geventileerde omgeving.
Langdurige blootstelling aan dergelijke slechte omstandigheden kan brand of
elektrische schokken veroorzaken.
Zet de printer niet in de buurt van verwarmingstoestellen of vluchtig, ontvlambaar
of ontbrandbaar materiaal, zoals gordijnen.
Zet de printer op een waterpas, stevig oppervlak dat het gewicht van de printer
kan dragen. Doet u dit niet, dan kan de printer vallen, hetgeen persoonlijk letsel
kan veroorzaken.
Om letsel te voorkomen, moet de printer altijd door ten minste twee personen
worden opgetild.
Uitleg over de symbolen in deze handleiding.
Hoge
temperatuur
Ont-
vlambaar
Elektrische
schok
Ver-
wonding
Verboden
Geen
open
vlam
Niet
demonteren
Niet
aanraken
Tip
Stekker
uit stop-
contact!
Aarding
vereist
xxii
Om de printer op te tillen, gaat u voor de printer staan en pakt u hem met beide
handen bij de uitsparingen links- en rechtsonder vast. Probeer nooit om de printer
aan andere delen op te tillen. Als u de printer aan andere delen optilt, kan hij
vallen, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Uitsparing
Als u de printer aan de voorklep of de linker- of
rechterkant vasthoudt, kan hij vallen.
Zorg bij het optillen van de printer dat u stevig staat en buig uw knieën om letsel
aan uw rug te voorkomen.
De printer is aan de zijkant en de achterkant voorzien van ventilatieroosters. De
rechterkant van de printer moet ten minste 150 mm van de muur staan, de
linkerkant ten minste100 mm en de achterkant ten minste 200 mm. In een slecht
geventileerde printer kan te veel hitte worden gevormd, hetgeen brand kan
veroorzaken.
Het hier afgebeelde schema toont de minimale vrije ruimte die bij normale
werking, bij het vervangen van verbruiksartikelen en voor
onderhoudswerkzaamheden vereist is, zodat uw printer optimaal kan werken.
Als u de printer moet verplaatsen, dient u de stekker uit het stopcontact te halen.
Als u de printer verplaatst met de stekker nog in het stopcontact, kan het netsnoer
worden beschadigd, hetgeen brand of elektrische schokken kan veroorzaken.
600 mm 100 mm 200 mm
150 mm
xxiii
Als u de printer verplaatst, mag hij niet verder worden gekanteld dan hier staat
afgebeeld.
Als u de printer te ver kantelt, kan hij vallen en persoonlijk letsel veroorzaken.
Nadat u de los verkrijgbare papierbak hebt geïnstalleerd, dient u de remmen van
de zwenkwieltjes aan de voorkant van deze bak vast te zetten. Als u de remmen
niet vastzet, kan de printer onverwachts bewegen, hetgeen persoonlijk letsel kan
veroorzaken.
Werkomgeving
Gebruik de printer in een ruimte die aan de volgende vereisten voldoet:
Omgevingstemperatuur van 10 tot 32°C, relatieve vochtigheid van 15 tot
85% (zonder condensvorming)
Als de printer wordt gebruikt bij een omgevingstemperatuur van meer dan
32°C, mag de relatieve vochtigheid niet meer dan 65% bedragen. Als de
relatieve vochtigheid 85% bereikt, mag de omgevingstemperatuur niet hoger
zijn dan 28°C.
Opmerking
Zet de printer niet in een ruimte waar plotselinge temperatuurschommelingen
kunnen optreden en verplaats de printer niet van een koude naar een warme,
vochtige plaats. Doet u dit toch, dan kan er condensatie in de printer worden
gevormd, hetgeen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
Plaats de printer niet in direct zonlicht, daar dit schade kan veroorzaken.
Zet de tonercartridges in de vergrendelde stand als u de printer moet
verplaatsen; haal ze niet uit de printer. Nadat de tonercartridges uit de
printer zijn verwijderd, mogen ze niet opnieuw worden gebruikt. Er kan dan
namelijk losse toner in de printer worden geknoeid, hetgeen de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
Zet de printer niet vlak naast een airconditioner of verwarming, daar dit de
temperatuur binnen in de printer beïnvloedt en schade kan veroorzaken.
Gebruik de printer niet als deze schuin of onder een hoek van meer dan 5
graden staat, daar dit schade kan veroorzaken.
xxiv
Voorzorgsmaatregelen bij aansluiting van
netsnoer en aarding
WAARSCHUWING
Gebruik de printer binnen de gespecificeerde netspanning.
Netspanning: 100-127 volt wisselstroom ± 10% (90V-140V) of 220-240 volt
wisselstroom ± 10% (198V-264V)
Frequentie: 50 ± 3Hz/60 ± 3Hz
Zorg dat de stekker van het netsnoer en het stopcontact stofvrij zijn. In een
vochtige omgeving kan een vuile stekker na verloop van tijd redelijk grote
hoeveelheden stroom trekken die hitte kunnen opwekken en op den duur brand
kunnen veroorzaken.
Voorkom dat aan het netsnoer wordt getrokken en dat het wordt gewijzigd,
gebogen, geschaafd of anderszins wordt beschadigd. Nooit iets op het netsnoer
plaatsen. Een beschadigd netsnoer kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Een netsnoer nooit met natte handen aanraken. Dit kan namelijk een elektrische
schok veroorzaken.
In de volgende situaties dient u het gebruik van de printer onmiddellijk te
stoppen, de printer uit te zetten en het netsnoer uit het stopcontact te halen.
Vervolgens dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw wederverkoper of
met een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur. Als u de printer in
dergelijke situaties toch blijft gebruiken, kan dit brand veroorzaken.
Als er rook uit de printer komt, of als de buitenkant van de printer
te heet is.
Als de printer abnormaal lawaai maakt.
Als er water in de printer is gekomen.
xxv
Teneinde elektrische schokken te voorkomen, moet de met het netsnoer
meegeleverde groene aardingsdraad op een van de volgende punten worden
aangesloten:
De massa-aansluiting van het stopcontact
Een stukje koper dat 650 mm of dieper is begraven
Zorg dat de aardingsdraad van het netsnoer is aangesloten alvorens de printer
in gebruik te nemen. Als het niet mogelijk is om een aardaansluiting te maken,
dan dient u contact op te nemen met uw wederverkoper of met een door
Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
De aardingsdraad nooit op een van de volgende punten aansluiten:
Gasleidingen die kunnen ontbranden en ontploffen
Aarding van telefoonbedrading of bliksemafleiders, die
bij blikseminslag grote hoeveelheden elektrische stroom
kunnen trekken
Waterkranen of -leidingen waarvan de elektrische
geleiding wordt onderbroken door een niet-metalen
onderdeel
Als het netsnoer is beschadigd of de geïsoleerde draden blootliggen, dient u
contact op te nemen met uw wederverkoper of met een door Brother
goedgekeurd onderhoudsmonteur. Het gebruik van een beschadigd netsnoer kan
brand of elektrische schokken veroorzaken.
LET OP
De stekker nooit in het stopcontact steken of uit het stopcontact halen als de
printer aanstaat. Als u een spanningvoerende stekker uit het stopcontact haalt,
kan de stekker worden vervormd en brand veroorzaken.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt, altijd de stekker vasthouden. Nooit aan
het netsnoer trekken. Als u de stekker met kracht uit het stopcontact trekt, kan het
netsnoer worden beschadigd en brand of persoonlijk letsel veroorzaken.
Als het inwendige van de printer moet worden gereinigd, er onderhoud moet
worden uitgevoerd of u problemen wilt verhelpen, dient u altijd eerst de printer uit
te zetten en de stekker uit het stopcontact te halen. Als het inwendige van de
printer wordt geopend terwijl er spanning op de printer staat, kan dit elektrische
schokken veroorzaken.
Zet de printer eens per maand uit en controleer het netsnoer op het volgende.
Raadpleeg uw wederverkoper als u iets ongebruikelijks ziet.
Zit het netsnoer goed in het stopcontact.
Is de stekker niet te heet, verroest of verbogen.
Zijn de stekker en het stopcontact stofvrij.
Is het netsnoer niet gebarsten of gerafeld.
xxvi
Als de printer gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, dient hij te worden
uitgezet en moet de stekker uit het stopcontact worden gehaald. Als de printer
langere tijd niet wordt gebruikt maar toch op de netvoeding is aangesloten, kan
verminderde isolatie elektrische schokken, lekstroom of brand veroorzaken.
Zet de printer uit alvorens de interfacekabel of toebehoren aan te sluiten. Als de
interfacekabel of toebehoren worden aangesloten terwijl er nog spanning op de
printer staat, kan dit elektrische schokken veroorzaken.
Diversen
Radiostoring
De printer kan storing veroorzaken op radios en televisies, wat flikkeren of
vervorming kan veroorzaken. Of dergelijke storing wordt veroorzaakt door de
printer, kan worden vastgesteld door de printer uit en weer aan te zetten.
Volg een of meer van de volgende procedures om de storing te verhelpen:
Zet de printer uit de buurt van de tv en/of radio.
Verplaats de printer, de tv en/of de radio.
Als de printer, de tv en/of de radio op hetzelfde stopcontact zijn aangesloten,
dient u de stekkers uit het stopcontact te halen en de apparaten op aparte
stopcontacten aan te sluiten.
Verplaats de antennes en snoeren van de tv- en/of de radio, totdat de storing is
verholpen. Bij gebruik van buitenantennes dient u een elektricien te raadplegen.
Gebruik coaxkabels met de antennes voor uw radio en tv.
Voorzorgsmaatregelen voor de bediening
WAARSCHUWING
Plaats nooit iets met vloeistof erin, zoals een vaas of een koffiekop, op de printer.
Geknoeide vloeistof kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
Plaats nooit iets van metaal, zoals nietjes of paperclips, op de printer. Als er
metaal of ontvlambaar materiaal in de printer terechtkomt, kan dit kortsluiting in
inwendige onderdelen maken en brand of elektrische schokken veroorzaken.
Als er metaal of vloeistof in de printer komt, dient u hem uit te zetten en de
stekker uit het stopcontact te halen. Vervolgens dient u onmiddellijk contact op te
nemen met uw wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur. Als u de printer onder dergelijke omstandigheden toch
gebruikt, kan dit brand of elektrische schokken veroorzaken.
Kleppen die met schroeven zijn vastgezet, mogen alleen worden geopend of
verwijderd als deze handleiding u nadrukkelijk instrueert dit te doen.
Hoogspanning kan elektrische schokken veroorzaken.
xxvii
Nooit proberen om de structuur of enige onderdelen van de printer te veranderen.
Onbevoegde wijzigingen kunnen brand veroorzaken.
Deze printer voldoet aan de internationale laserstandaard IEC60825 (Klasse 1).
Dit betekent dat deze printer geen laserstraling uitstraalt die schadelijk kan zijn of
persoonlijk letsel kan veroorzaken. Omdat de diverse kleppen en deksels de
laserstraling in het inwendige van de printer houden, kan de laser onder normale
omstandigheden geen letsel veroorzaken. Tenzij u daartoe in deze handleiding
nadrukkelijk wordt geïnstrueerd, kan het verwijderen van kleppen letsel door
laserstraling veroorzaken.
LET OP
Nooit onderdelen aanraken die zijn voorzien van een etiket dat voor hoge
temperaturen waarschuwt (op of nabij de fuser). Als u deze delen aanraakt, kunt
u zich verbranden.
Als er een vel papier om de fuser of de rollen vastzit, mag u geen kracht
gebruiken om het te verwijderen; dit om persoonlijk letsel of brandwonden te
voorkomen. Zet de printer onmiddellijk uit en neem contact op met uw
wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
Zet nooit zware voorwerpen boven op de printer. Als de printer niet in evenwicht
staat, kan hij vallen of kan het voorwerp er vanaf vallen, hetgeen persoonlijk letsel
kan veroorzaken.
Nooit licht ontvlambare sprays of oplosmiddelen in of nabij de printer gebruiken,
daar dit brand kan veroorzaken.
Zorg er bij het verwijderen van vastgelopen papier voor, dat er geen stukjes
papier in de printer achterblijven, daar dit brand kan veroorzaken.
Als het papier rond de fuser of de rol vastzit, of als u het vastgelopen papier niet
kunt zien, mag u niet proberen om het papier zelf te verwijderen, daar dit
persoonlijk letsel of brand kan veroorzaken. Zet de printer onmiddellijk uit en
neem contact op met uw wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
Nooit magnetische voorwerpen in de buurt van de veiligheidsschakelaar van de
printer zetten. Magneten kunnen de printer onverwachts activeren, hetgeen
persoonlijk letsel kan veroorzaken.
xxviii
Diversen
Raadpleeg deze handleiding voor instructies over het verwijderen van vastgelopen papier
en om eventuele andere problemen te verhelpen.
Omgaan met toebehoren
WAARSCHUWING
Een tonercartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk
ontploffen en verwondingen veroorzaken.
Een transferrolcartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk
ontploffen en verwondingen veroorzaken.
Een printkopcartridge nooit in een open vlam werpen. Hij kan dan namelijk
ontploffen en verwondingen veroorzaken.
Diversen
Pak verbruiksartikelen pas uit wanneer u ze nodig hebt. Verbruiksartikelen
nooit onder de volgende omstandigheden opslaan:
In natte of vochtige ruimten
Nabij een open vlam
Blootgesteld aan direct zonlicht
In stoffige ruimten
Alvorens verbruiksartikelen in gebruik te nemen altijd eerst de meegeleverde
gebruiksaanwijzing en veiligheidsinstructies lezen.
EHBO dient als volgt te worden toegepast:
Als u toner in uw ogen hebt gekregen, uw ogen met een ruime hoeveelheid
water spoelen en zo nodig een arts waarschuwen.
Als u toner op uw huid hebt gekregen, deze met water en zeep wassen. Goed
afspoelen.
Als u toner hebt ingeademd, de betreffende ruimte onmiddellijk verlaten en met
water gorgelen.
Als toner is ingeslikt, de betreffende persoon laten braken en onmiddellijk een
arts waarschuwen.
xxix
Als u de transferrolcartridge uit de printer haalt omdat de doos met
afgewerkte toner vol is, mag u niet proberen om deze doos te legen en de
cartridge opnieuw te gebruiken. Er kan dan namelijk toner in de printer
worden geknoeid, hetgeen schade kan veroorzaken en de afdrukkwaliteit
negatief kan beïnvloeden.
Als u de printkopcartridge en de transferrolcartridge tijdelijk verwijdert, mag
u ze niet schuin houden of schudden. Er kan dan namelijk losse toner in de
printer worden geknoeid, hetgeen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
1-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
1
1
I
I
N
N
S
S
T
T
E
E
L
L
L
L
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
V
V
A
A
N
N
H
H
E
E
T
T
P
P
R
R
I
I
N
N
T
T
E
E
R
R
S
S
Y
Y
S
S
T
T
E
E
E
E
M
M
1
1
.
.
1
1
K
K
l
l
e
e
u
u
r
r
r
r
e
e
g
g
i
i
s
s
t
t
r
r
a
a
t
t
i
i
e
e
a
a
f
f
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
e
e
n
n
Nadat u de printer hebt geïnstalleerd of verplaatst, dient u onderstaande procedure
voor het afstellen van de kleurregistratie te volgen.
Zie ook
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
Het kleurregistratieschema afdrukken
Het kleurregistratieschema wordt via het bedieningspaneel afgedrukt.
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
1. Druk op de toets <Menu>. Het menuscherm wordt
geopend.
Menu
1:Systeem
(Het menuscherm)
2. Druk eenmaal op de toets <
>.
Menu
2:Onderhoud
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
2:Onderhoud
Init NVM
4. Druk driemaal op de toets <
>.
2:Onderhoud
KleurRegiCorrect
5. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Wordt vervolgd
1-2
Vervolg van vorige pagina.
KleurRegiCorrect
Correctieschema
6. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Correctieschema
Klaar v. afdruk
7. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Het schema voor correctie van kleurregistratie wordt
afgedrukt.
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer
overgeschakeld naar het afdrukscherm.
1-3
Waarden bepalen
Kijk naar de lijnen rechts van het patroon voor Y (Geel), M (Magenta) en C (Cyaan)
en zoek de waarden voor de rechtste lijnen.
Opmerking
U kunt ook de kleuren met de hoogste dichtheid op het raster gebruiken om te
bepalen welke lijnen het rechtste zijn. De kleuren die met de hoogste dichtheid zijn
afgedrukt, zijn de kleuren naast de rechtste lijnen.
Als ‘0 de waarde is die bij de rechtste lijn staat, hoeft de kleurregistratie niet te
worden afgesteld. Als de waarde niet ‘0’ is, volgt u de procedure die wordt
beschreven onder “Waarden invoeren”.
1. Rechtste lijn
2. Rasterpatroon
Waarden invoeren
Voer via het bedieningspaneel de waarden in die u in het kleurregistratieschema
hebt gevonden en stel de kleurregistratie af.
Klaar v. afdruk
1. Volg stap 1 t/m 5 op de vorige pagina om het instelmenu
voor het kleurregistratieschema weer te geven.
KleurRegiCorrect
Correctieschema
2. Druk eenmaal op de toets <
>.
KleurRegiCorrect
Nummer invoeren
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Wordt vervolgd
1-4
Vervolg van vorige pagina.
Nummer invoeren
Y= 0 M= 0 C= 0
4. Druk op de toetsen <
> of < > totdat de waarde uit
het schema wordt weergegeven (bijvoorbeeld +3).
Nummer invoeren
Y=+3 M= 0 C= 0
5. Druk eenmaal op de toets <
> om de cursor naar de
volgende waarde te verplaatsen.
Nummer invoeren
Y=+3 M= 0 C= 0
6. Herhaal stap 4 en 5 om de kleurregistratie volledig af te
stellen.
Nummer invoeren
Y=+3 M=+1 C=+2
7. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Correctieschema
Klaar v. afdruk
8. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Het kleurregistratieschema met de nieuwe waarden
wordt afgedrukt.
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer
overgeschakeld naar het afdrukscherm.
9. De afstelling van het kleurregistratieschema is voltooid
als de rechtste lijnen voor Y (Geel), M (Magenta) en C
(Cyaan) naast de lijn ‘0’ staan.
Opmerking
Wacht nadat het kleurregistratieschema is afgedrukt
totdat de motor gestopt is, pas dan mag u de printer
uitzetten.
1-5
1
1
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
o
o
p
p
e
e
e
e
n
n
n
n
e
e
t
t
w
w
e
e
r
r
k
k
c
c
o
o
n
n
f
f
i
i
g
g
u
u
r
r
e
e
r
r
e
e
n
n
Hier wordt beschreven hoe u de printer moet configureren voor aansluiting op een
netwerk.
1
1
.
.
2
2
.
.
1
1
E
E
e
e
n
n
I
I
P
P
-
-
a
a
d
d
r
r
e
e
s
s
i
i
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
e
e
n
n
Hier wordt beschreven hoe u een IP-adres, subnetmasker en gateway-adres kunt
instellen via het bedieningspaneel van de printer.
Volg onderstaande stappen.
Opgelet
0IP-adressen worden via het systeem als een geheel beheerd. Als u een verkeerd
IP-adres opgeeft, kan dat zijn weerslag op het hele netwerk hebben. Raadpleeg uw
systeembeheerder alvorens een IP-adres in te stellen.
Zie ook
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
1-6
De methode voor het opvragen van een IP-
adres op ‘Paneel’ instellen
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
1. Druk op de toets <Menu>. Het menuscherm wordt
geopend.
Menu:
1:Systeem
(Het menuscherm)
2. Druk vier keer op de toets <
>.
Menu:
5:Netwerk
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
5:Netwerk
Ethernet
4. Druk eenmaal op de toets <
>.
5:Netwerk
TCP/IP
5. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Wordt vervolgd
1-7
Vervolg van vorige pagina.
TCP/IP
IP-adres inst.
6. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
IP-adres inst.
DHCP *
Naast de huidige waarde staat een '*'.
7. Druk eenmaal op de toets <
>.
IP-adres inst.
Paneel *
8. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Herstart systeem
om te activeren
Na 3 seconden wordt het volgende scherm
weergegeven.
IP-adres inst.
Paneel *
Als de waarde is ingesteld, komt er een '*' naast te
staan.
9. Druk eenmaal op de toets <Job Cancel/Back> of <
>.
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer
‘IP-adres inst. weergegeven.
Opgelet
1U mag de printer pas weer aanzetten nadat u in
de laatste stap ook het gateway-adres hebt
ingesteld. Zet de printer nog niet aan, ga eerst
door naar de volgende stap.
1-8
IP-adres ‘192.168.1.100’
Subnetmasker ‘255.255.255.0’
Gateway-adres ‘192.168.1.254’
Voorbeeld:
Het IP-adres instellen
Opmerking
Het IP-adres bestaat uit vier aparte waarden (base 10) die door decimale punten
van elkaar worden gescheiden. Kies voor elk van de 4 waarden een nummer tussen
de 0 en 255.
Vervolg van vorige stap
TCP/IP
IP-adres inst.
10. Druk eenmaal op de toets <
>.
TCP/IP
IP-adres
11. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
IP-adres
000.000.000.000*
12. Druk op de toetsen <
> of < > totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven (bijvoorbeeld 192). U kunt de
toetsen ingedrukt houden om de waarde in stappen van
10 te wijzigen.
IP-adres
192.000.000.000
13. Druk eenmaal op de toets <
> om de cursor naar de
volgende waarde te verplaatsen.
IP-adres
192.000.000.000
14. Herhaal stap 12 en 13 om de instelling van het IP-adres
te voltooien.
IP-adres
192.168.001.100
15. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Herstart systeem
om te activeren
Na 3 seconden wordt het volgende scherm
weergegeven.
IP-adres
192.168.001.100*
16. Druk eenmaal op de toets <Job Cancel/Back> of <
>.
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer
‘IP-adres’ weergegeven.
1-9
Het subnetmasker instellen
Vervolg van vorige stap
TCP/IP
IP-adres
17. Druk eenmaal op de toets <
>.
TCP/IP
Subnetmasker
18. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Subnetmasker
000.000.000.000*
19. Het subnetmasker wordt op dezelfde wijze als het IP-
adres ingesteld. Gebruik de toetsen <
> of < > om
de waarden in te stellen. Houd deze toetsen ingedrukt
als u de waarden opeenvolgend wilt instellen.
Subnetmasker
255.255.255.000*
20. Druk eenmaal op de toets <Job Cancel/Back> of <
>.
Op de onderste regel van het LCD-scherm wordt weer
‘Subnetmasker’ weergegeven.
1-10
Het gateway-adres instellen
Vervolg van vorige stap
TCP/IP
Subnetmasker
21. Druk eenmaal op de toets <
>.
TCP/IP
Gateway-adres
22. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Gateway-adres
000.000.000.000*
23. Het gateway-adres wordt op dezelfde wijze als het IP-
adres ingesteld. Gebruik de toetsen <
> of < > om
de waarden in te stellen. Houd deze toetsen ingedrukt
als u de waarden opeenvolgend wilt instellen.
Gateway-adres
192.168.001.254*
24. Nu moet u de printer weer aanzetten.
1-11
1
1
.
.
2
2
.
.
2
2
P
P
r
r
o
o
t
t
o
o
c
c
o
o
l
l
l
l
e
e
n
n
i
i
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
e
e
n
n
Opgelet
2De printer verlaat de fabriek met alle protocollen standaard geactiveerd, behalve
FTP. Normaal gesproken hoeft u de volgende procedures niet uit te voeren als u
een nieuwe printer voor het eerst op een netwerk aansluit. Als u een van de
standaard protocolinstellingen wilt wijzigen, volgt u de procedure die hieronder
wordt beschreven.
3En dat zijn de laatste printerinstellingen. Ga door naar 1.2.3 “Instellingen
bevestigen”.
Ondersteunde protocollen
Voor TCP/IP(LPD) [LPD] protocol
Voor port 9100 [Port9100] protocol
Voor IPP [IPP] protocol
Voor NetBIOS (transportprotocol: TCP/IP) [NetBIOS TCP/IP] protocol
Voor NetBIOS (transportprotocol: NetBEUI) [NetBIOS NetBEUI] protocol
Voor NetWare [NetWare] protocol
Voor AppleTalk [AppleTalk] protocol
Zie ook
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
1-12
Protocolinstellingen wijzigen
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
1. Druk op de toets <Menu>. Het menuscherm wordt
geopend.
Menu
1:Systeem
(Het menuscherm)
2. Druk vier keer op de toets <
>.
Menu
5:Netwerk
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
5:Netwerk
Ethernet
4. Druk driemaal op de toets <
>.
5:Netwerk
Protocol
5. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
Wordt vervolgd
1-13
Vervolg van vorige stap
Protocol
LPD
6. Druk eenmaal op de toets <
>.
1. Druk eenmaal op de toets
<Form Feed/Set>. XXX duidt de
naam van het protocol aan.
Protocol
Port9100
XXX
Uitgeschakeld *
7. Druk eenmaal op de toets <
>. 2. Druk eenmaal op de toets < >.
Protocol
IPP
XXX
Ingeschakeld
8. Druk eenmaal op de toets <
>.
Protocol
NetBIOS TCP/IP
9. Druk eenmaal op de toets <
>.
3. Druk eenmaal op de toets
<Form Feed/Set>. Na 3
seconden wordt de melding
‘Herstart systeem om te
activeren’ weergegeven, gevolgd
door het volgende scherm.
Protocol
NetBEUI
XXX
Ingeschakeld *
10. Druk eenmaal op de toets <
>.
Protocol
NetWare
11. Druk eenmaal op de toets <
>.
Protocol
AppleTalk
4. Druk eenmaal op <Job
Cancel/Back> of <
> om
andere protocollen te starten, en
ga door naar de volgende stap.
Ga naar stap 12 om deze
procedure te voltooien.
12. Zet de printer weer aan.
Protocollen starten
1-14
1
1
.
.
2
2
.
.
3
3
I
I
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
i
i
n
n
g
g
e
e
n
n
b
b
e
e
v
v
e
e
s
s
t
t
i
i
g
g
e
e
n
n
Druk de lijst van instellingen af om de printerinstellingen te controleren.
In de lijst van printerinstellingen staat tevens informatie die nodig is bij het
configureren van computers. Controleer aan de hand van deze lijst dat de
instellingen van de printer en de computer met elkaar overeenkomen.
Zie ook
Raadpleeg 8.4.1 “Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen” voor
nadere informatie over het afdrukken van de lijst met printerinstellingen.
2-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
2
2
D
D
E
E
P
P
R
R
I
I
N
N
T
T
E
E
R
R
D
D
R
R
I
I
V
V
E
E
R
R
I
I
N
N
S
S
T
T
A
A
L
L
L
L
E
E
R
R
E
E
N
N
2
2
.
.
1
1
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
i
i
n
n
s
s
t
t
a
a
l
l
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
(
(
W
W
i
i
n
n
d
d
o
o
w
w
s
s
)
)
De printer driver is een stuurprogramma dat afdrukgegevens en opdrachten omzet
in een formaat dat door de printer gebruikt kan worden.
Als deze printer als een lokale printer wordt gebruikt, moet de printer driver worden
geïnstalleerd op de computer waarop de printer is aangesloten. Als de printer over
een netwerk wordt gedeeld, moet de printer driver worden geïnstalleerd op elke
computer die op het netwerk is aangesloten.
2
2
.
.
1
1
.
.
1
1
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
i
i
n
n
s
s
t
t
a
a
l
l
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het installeren van de
printer driver voor Windows.
2
2
.
.
1
1
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
u
u
p
p
g
g
r
r
a
a
d
d
e
e
n
n
Upgrades voor deze printer driver zijn verkrijgbaar op het Brother Solutions Center.
Als u deze software wilt gebruiken, moet u hem downloaden.
De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software
komen volledig voor rekening van de klant.
Volg onderstaande procedure voor het installeren van de upgrade voor de Windows
printer driver.
1. Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2. Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3. Klik op het tabblad Papier/Uitvoer.
2-2
4. Klik op het Brother Solutions Center.
De browser wordt opgestart en opent het Brother Solutions Center.
5. Volg de instructies op het scherm en download de juiste printer driver.
6. Klik op OK om het dialoogvenster Eigenschappen te sluiten.
Opmerking
U kunt ook vanaf de meegeleverde cd-rom naar het Brother Solutions Center
gaan om daar de printer driver te downloaden.
Het adres van het Brother Solutions Center is:
http://solutions.brother.com
De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software
komen volledig voor rekening van de klant.
2-3
2
2
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
i
i
n
n
s
s
t
t
a
a
l
l
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
(
(
M
M
a
a
c
c
i
i
n
n
t
t
o
o
s
s
h
h
)
)
Met uw Brother-printer zijn ook printer drivers meegeleverd voor netwerkaansluiting
via USB en via AppleTalk.
U kunt de printer driver installeren op Macintosh-computers die aan de volgende
voorwaarden voldoen:
De printer is met een USB-kabel aangesloten en op de computer draait Mac OS
8.6 tot X met een standaard USB-interface. (Wij kunnen echter niet garanderen
dat de driver met alle USB-compatibele apparatuur foutloos werkt.)
De printer is aangesloten op een netwerk en op de computers draait Mac OS
8.1 tot X.
De machine is geconfigureerd als een AppleTalk client.
Zie ook
Voor nadere informatie over het instellen van een AppleTalk client, verwijzen wij u
naar de literatuur die met uw Macintosh-computer is geleverd.
Opgelet
0Als u de printer gebruikt, kunt u Apple QuickDraw GX niet op het systeem
gebruiken.
2
2
.
.
2
2
.
.
1
1
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
i
i
n
n
s
s
t
t
a
a
l
l
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Raadpleeg de installatiehandleiding voor informatie over het installeren van de
printer driver voor Macintosh.
2
2
.
.
2
2
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
d
d
r
r
i
i
v
v
e
e
r
r
u
u
p
p
g
g
r
r
a
a
d
d
e
e
n
n
Upgrades voor deze printer driver zijn verkrijgbaar op het Brother Solutions Center.
Als u deze software wilt gebruiken, moet u hem downloaden.
De kosten voor de telefoonverbinding tijdens het downloaden van de software
komen volledig voor rekening van de klant.
Het adres van het Brother Solutions Center is:
http://solutions.brother.com
3-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
3
3
B
B
A
A
S
S
I
I
S
S
B
B
E
E
W
W
E
E
R
R
K
K
I
I
N
N
G
G
E
E
N
N
M
M
E
E
T
T
D
D
E
E
P
P
R
R
I
I
N
N
T
T
E
E
R
R
3
3
.
.
1
1
N
N
a
a
a
a
m
m
e
e
n
n
f
f
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
e
e
v
v
a
a
n
n
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
o
o
n
n
d
d
e
e
r
r
d
d
e
e
l
l
e
e
n
n
De verschillende onderdelen van de printer worden met de volgende namen
aangeduid, en worden voor de hieronder beschreven doeleinden gebruikt.
Vooraanzicht
1
12
2
11
3
10
4
9
5
7
6
8
Nr. Naam Omschrijving
1 Papierlade Hier plaatst u papier.
2 Multifunctionele lade
(MF lade)
Gebruik deze lade als u bepaalde media met de hand wilt invoeren, zoals
briefkaarten of enveloppen.
3 Voorklep Het gearceerde deel van bovenstaande afbeelding. Maak deze klep open
als u vastgelopen papier wilt verwijderen of de printkopcartridge of de
transferrolcartridge wilt vervangen.
4 Bedieningspaneel Gebruik de toetsen en het scherm voor het beheren van de printer.
5 Face-down lade Hier worden afgedrukte documenten met de bedrukte zijde naar beneden
uitgeworpen.
6 Papiervanger Til de papiervanger op om te voorkomen dat bedrukte vellen op de grond
vallen.
7 Uitlaatrooster Via dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
8 Inlaatrooster Om oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
3-2
9 Stroomschakelaar De stroomschakelaar van de printer. Druk op [I] om de printer aan te
zetten, en op [O] om hem uit te zetten.
10 Knop B Druk op knop B om het bovenste gedeelte van de voorklep te openen.
11 Knop A Druk op knop A om de hele voorklep te openen.
12 Papiermeter Gebruik deze meter om te bepalen wanneer er papier moet worden
bijgevuld.
Achteraanzicht
14
15
13
16
22
21
20
17
18
19
Nr. Naam Omschrijving
13 Aansluiting voor
parallelle interface
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de parallelle kabel hier worden
aangesloten.
14 Aansluiting voor USB-
interface
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de USB-kabel hier worden
aangesloten.
15 Aansluiting voor
Ethernet-interface
Als de printer over een netwerk wordt gebruikt, moet de Ethernet-kabel
hier worden aangesloten.
16 Netsnoeraansluiting Hier wordt het netsnoer aangesloten.
17 Uitlaatrooster Via dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
18 Tonercartridges Hier plaatst u de zwarte, gele, magenta en cyaan tonercartridges.
19 Bovenklep
(face-down lade)
Dit is de bovenklep van de printer. Verwijder deze klep als u de
tonercartridges wilt installeren. Deze klep fungeert als de bovenklep en
tevens als de face-down lade van de printer. Hier worden afgedrukte
documenten met de bedrukte zijde naar beneden uitgeworpen. Gebruik
de printer nooit zonder bovenklep.
20 Sleuf voor
netwerkkaart
Hier wordt de netwerkkaart geïnstalleerd.
21 Sleuf voor toebehoren
(voor de los
verkrijgbare harde
schijf)
Hier wordt de los verkrijgbare harde schijf geïnstalleerd.
22 Inlaatrooster Om oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
3-3
Binnen in de printer
23 24 25
26 27
<Klep open met knop A> <Klep open met knop B>
Nr. Naam Omschrijving
23 Transferrolcartridge Zet het beeld dat op het oppervlak van de printkop is gemaakt, op papier
en verzamelt afgewerkte toner.
24 Printkopcartridge Bestaat uit een lichtgevoelige printkop, ontwikkelaar, en een transferrol.
Beelden worden in eerste instantie als een elektrische lading op het
oppervlak van deze drum gecreëerd.
25 Papieruitvoerklep Maak deze klep open als u de printkopcartridge en de fuser wilt
vervangen.
26 Papieromdraaier Tijdens het tweezijdig afdrukken draait dit onderdeel het vel papier om
nadat de eerste zijde is bedrukt.
27 Fusercartridge Gebruikt hitte om de toner op het papier aan te brengen. De fuser wordt
tijdens het afdrukken zeer heet. Raak hem niet aan. Als u de
fusercartridge aanraakt, kunt u zich verbanden.
3-4
3
3
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
a
a
a
a
n
n
-
-
e
e
n
n
u
u
i
i
t
t
z
z
e
e
t
t
t
t
e
e
n
n
3
3
.
.
2
2
.
.
1
1
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
a
a
a
a
n
n
z
z
e
e
t
t
t
t
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure om de printer aan te zetten.
1. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [I] in om de printer aan de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer. De
printer wordt ingeschakeld.
Opmerking
Als u de printer aanzet, zal de
printermotor ongeveer 1 à 2 minuten
lang opwarmen.
2. Op het bedieningspaneel wordt de
melding Bezig: testen weergegeven.
Als in plaats van Even wachten aub
de melding Klaar v. afdruk wordt
weergegeven, moet u controleren dat
het Ready-lampje brandt.
Opmerking
Als Even wachten aub wordt
weergegeven, bereidt de printer zich
voor op het afdrukken. Als deze
melding op het scherm staat, kunt u
niet afdrukken.
Opgelet
0Als er een foutmelding verschijnt, kunt
u in 6.7 Wat te doen als er een
foutmelding wordt weergegeven
opzoeken hoe u de fout kunt
verhelpen.
Ready Alarm
Klaar v. afdruk
3-5
3
3
.
.
2
2
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
u
u
i
i
t
t
z
z
e
e
t
t
t
t
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure om de printer uit te zetten.
1. Controleer dat op het
bedieningspaneel de melding Klaar v.
afdruk wordt weergegeven.
Opgelet
1In de volgende gevallen mag de printer
niet worden uitgezet:
Als Data wachten op het
bedieningspaneel wordt
weergegeven.
Als het Ready-lampje knippert.
Als het Alarm-lampje brandt.
Ready
Ready
Alarm
Alarm
Data wachten
2. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [O] in om de printer uit de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer. De
printer staat nu uit.
3-6
3
3
.
.
3
3
V
V
i
i
a
a
e
e
e
e
n
n
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Hieronder wordt beschreven hoe u via een computer kunt afdrukken, gebaseerd op
het besturingssysteem dat u gebruikt.
Opgelet
2Als u nieuwe toebehoren voor de printer installeert, moet u de printer driver
opnieuw configureren, zodat deze toebehoren gebruikt kunnen worden. Raadpleeg
3.6 De configuratie voor toebehoren wijzigen voor informatie over het bevestigen
of maken van deze instellingen.
3
3
.
.
3
3
.
.
1
1
I
I
n
n
W
W
i
i
n
n
d
d
o
o
w
w
s
s
Via een computerprogramma afdrukken
U kunt afdruktaken vanuit de meeste Windows-programmas naar de printer sturen
door de printopdracht van dat programma te gebruiken.
Hieronder wordt beschreven hoe u in Windows 98 via Microsoft Word 97 kunt
afdrukken.
Opmerking
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan
variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem en de programmas die u gebruikt.
Raadpleeg de literatuur van het programma dat u gebruikt voor nadere informatie
hierover.
1. Klik in het menu Bestand op Afdrukken.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
2. Selecteer deze printer in het vak Printers en klik op Eigenschappen.
3. Maak in de diverse tabbladen de benodigde instellingen.
Zie ook
Raadpleeg Help voor informatie over deze tabbladen. Raadpleeg 3.4 Help
gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
3-7
4. Als u klaar bent, klikt u in het dialoogvenster Eigenschappen op OK.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt gesloten.
5. Selecteer in het dialoogvenster Afdrukken bij [Paginabereik] welke paginas moeten
worden afgedrukt en klik op OK.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Zie ook
Raadpleeg 3.5 Het afdrukken annuleren voor nadere informatie daarover.
De standaard afdrukfuncties wijzigen
De standaard afdrukfuncties zijn de voorgeprogrammeerde functies in het
dialoogvenster Eigenschappen van de printer driver, dat via het dialoogvenster
Afdrukken wordt geopend. Het vooraf instellen van de standaard afdrukfuncties
bespaart u tijd, omdat u dan telkens als u gaat afdrukken minder instellingen hoeft
te maken.
Volg onderstaande procedure voor het wijzigen van de standaard afdrukfuncties.
Het volgende voorbeeld is voor Windows 98.
Opmerking
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan
variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem en de programmas die u gebruikt.
1. Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2. Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
Opmerking
In Windows 95 en Windows Me wordt het dialoogvenster Eigenschappen op
dezelfde wijze geopend als in Windows 98.
In Windows NT 4.0 klikt u in het menu Bestand op [Standaardwaarden
document] en maakt u de benodigde instellingen in het dialoogvenster dat
wordt geopend.
In Windows 2000/XP klikt u in het menu Bestand op de optie waarmee u de
voorkeursinstellingen voor het afdrukken kunt maken, en maakt u de benodigde
instellingen in het dialoogvenster dat wordt geopend.
3-8
3. Maak in de diverse tabbladen de benodigde instellingen.
Zie ook
Raadpleeg Help voor informatie over de diverse tabbladen. Raadpleeg 3.4 Help
gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
4. Als u klaar bent, klikt u in het dialoogvenster Eigenschappen op OK.
De standaard afdrukfuncties in de printer driver zijn nu gewijzigd.
3-9
3
3
.
.
3
3
.
.
2
2
M
M
e
e
t
t
e
e
e
e
n
n
M
M
a
a
c
c
i
i
n
n
t
t
o
o
s
s
h
h
-
-
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
Hieronder wordt beschreven hoe u via Microsoft Word 98 kunt afdrukken.
Opmerking
De manier waarop u toegang krijgt tot dialoogvensters en de informatie daarin kan
variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem en de programmas die u gebruikt.
Raadpleeg de literatuur van het programma dat u gebruikt voor nadere informatie
hierover.
1. Klik in het menu Bestand op de optie voor papierinstellingen.
Het dialoogvenster met de papierinstellingen wordt geopend.
2. Gebruik de knoppen naast de papierinstellingen om de gewenste instellingen te
selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster en klik op OK.
3. Klik in het menu Bestand op Afdrukken.
Het dialoogvenster met algemene instellingen wordt geopend.
4. Gebruik de knoppen naast de algemene instellingen om de gewenste
instellingen te selecteren.
Configureer de verschillende opties in elk dialoogvenster.
Zie ook
Raadpleeg de ballon met Help voor nadere informatie over de elementen van dit
dialoogvenster. Raadpleeg 3.4 Help gebruiken voor nadere informatie over het
gebruik van de ballon met Help.
Gebruik het dialoogvenster met de algemene instellingen om het beeld en de
kleuren naar wens af te stellen.
5. Als u klaar bent, klikt u op Afdrukken.
De gegevens worden naar de printer gestuurd.
Zie ook
Raadpleeg 3.5 Het afdrukken annuleren voor nadere informatie daarover.
3-10
3
3
.
.
4
4
H
H
e
e
l
l
p
p
g
g
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
e
e
n
n
Help voor de printer vindt u in de printer driver. Raadpleeg Help als u meer wilt
weten over opties en instellingen in de printer driver, of als er zich een probleem
voordoet en u de verschillende afdrukmethoden wilt controleren.
3-11
3
3
.
.
4
4
.
.
1
1
W
W
i
i
n
n
d
d
o
o
w
w
s
s
H
H
e
e
l
l
p
p
r
r
a
a
a
a
d
d
p
p
l
l
e
e
g
g
e
e
n
n
Als u Help wilt raadplegen, opent u eerst het
dialoogvenster Eigenschappen en selecteert u
het tabblad met de betreffende optie.
Het voorbeeld hieronder komt uit het tabblad Papier/Uitvoer van Windows 98.
Zie ook
Raadpleeg 3.3 Via een computer afdrukken voor informatie over het openen van
het dialoogvenster Eigenschappen.
Als u ergens de omschrijving van
wilt zien,
( ) klikt u op het en
( ) klikt u vervolgens op het item
waarvan u een omschrijving wilt bekijken.
Klik op
als u de
inhoudsopgave van Help
wilt bekijken.
Als u op trefwoord naar iets wilt
zoeken,
( ) klikt u op het tabblad Index,
( ) typt u het woord of de woorden
waarnaar u wilt zoeken, en ( ) klikt
u tot slot op Weergeven.
3-12
3
3
.
.
4
4
.
.
2
2
D
D
e
e
b
b
a
a
l
l
l
l
o
o
n
n
m
m
e
e
t
t
H
H
e
e
l
l
p
p
r
r
a
a
a
a
d
d
p
p
l
l
e
e
g
g
e
e
n
n
o
o
p
p
e
e
e
e
n
n
M
M
a
a
c
c
i
i
n
n
t
t
o
o
s
s
h
h
De ballon met Help maakt deel uit van de printer driver voor Macintosh.
Gebruik de ballon met Help om meer aan de weet te komen over functies en
afzonderlijke opties.
Als u de ballon met Help wilt raadplegen, moet u eerst het dialoogvenster openen
waarin het item in kwestie staat.
Dit voorbeeld is voor het dialoogvenster met de algemene instellingen.
Zie ook
Raadpleeg 3.3 Via een computer afdrukken voor informatie over het openen van
het dialoogvenster Eigenschappen.
1. Klik in het Helpmenu van de menubalk op de optie waarmee u de ballonnen kunt
weergeven.
2. Zet de muis op het item in kwestie. Er wordt een omschrijving van het item
weergegeven.
Opmerking
Klik in het Helpmenu van de menubalk op de optie waarmee u de ballonnen kunt
verbergen.
3-13
3
3
.
.
5
5
H
H
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
a
a
n
n
n
n
u
u
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Als u het afdrukken wilt annuleren, moet u eerst de printopdracht op de computer
annuleren.
Daarna kunt u het afdrukken via het bedieningspaneel van de printer annuleren.
3
3
.
.
5
5
.
.
1
1
H
H
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
o
o
p
p
d
d
e
e
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
a
a
n
n
n
n
u
u
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Welke procedure u hiervoor volgt, is afhankelijk van het besturingssysteem dat u
gebruikt.
In Windows
Volg onderstaande procedure.
1. Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2. Dubbelklik op de printer in kwestie.
Het printervenster wordt geopend.
3. Klik op het document dat u wilt annuleren en druk op uw toetsenbord de wistoets.
Ga door naar 3.5.2 Het afdrukken via het bedieningspaneel annuleren.
3-14
Op een Macintosh-computer
1. Dubbelklik op uw bureaublad op het pictogram van de printer.
2. Selecteer het document dat u wilt annuleren en klik op ( ).
Ga door naar 3.5.2 Het afdrukken via het bedieningspaneel annuleren.
3-15
3
3
.
.
5
5
.
.
2
2
H
H
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
v
v
i
i
a
a
h
h
e
e
t
t
b
b
e
e
d
d
i
i
e
e
n
n
i
i
n
n
g
g
s
s
p
p
a
a
n
n
e
e
e
e
l
l
a
a
n
n
n
n
u
u
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Voer deze handelingen pas uit nadat u de printopdracht op de computer hebt
geannuleerd. De printer zal het afdrukken van de huidige pagina echter voltooien.
Zie ook
Raadpleeg 5.2 Algemene bewerkingen in het menu voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
Afdrukken PCL6
LPD lade1
(De printer is aan het afdrukken)
1. Druk eenmaal op de toets <Job Cancel/Back>.
De printer zal het afdrukken nu annuleren.
Bezig: Annuleren
Nadat de taak geannuleerd is, wordt weer
overgeschakeld naar het afdrukscherm.
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
3-16
3
3
.
.
6
6
D
D
e
e
c
c
o
o
n
n
f
f
i
i
g
g
u
u
r
r
a
a
t
t
i
i
e
e
v
v
o
o
o
o
r
r
t
t
o
o
e
e
b
b
e
e
h
h
o
o
r
r
e
e
n
n
w
w
i
i
j
j
z
z
i
i
g
g
e
e
n
n
Als u de printer hebt geconfigureerd maar later een of meer van de volgende
toebehoren installeert, moet u de printer driver opnieuw configureren.
1. Module met 2 laden
2. Harde schijf
3. Extra geheugen
Zie ook
Raadpleeg de literatuur die met de toebehoren werd geleverd voor informatie over
de installatie ervan. In het volgende onderdeel wordt ervan uitgegaan dat de
toebehoren reeds geïnstalleerd zijn.
Extra geheugen
Doorgaans moet de DIMM aan onderstaande specificaties voldoen:
Type: 144 pins en 64 bits output
CAS Latency: 100 MHz of meer
Capaciteit: 64 Mbytes-256 Mbytes
Dram type: SDRAM 2 Bank
U kunt DIMMs van het volgende formaat installeren:
<US>
64 MB TECHWORKS VN133-64M
128 MB TECHWORKS VN133-128M
256 MB TECHWORKS VN133-256M
<Europa>
64 MB Buffalo Technology VN133-64M
128 MB Buffalo Technology VN133-128M
256 MB Buffalo Technology VN133-256M
3-17
3
3
.
.
6
6
.
.
1
1
I
I
n
n
W
W
i
i
n
n
d
d
o
o
w
w
s
s
Volg onderstaande procedure. Het volgende voorbeeld is voor Windows 98.
1. Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2. Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3. Klik op het tabblad Printer configureren.
4. Selecteer de toebehoren die zijn geïnstalleerd en klik op OK.
3-18
3
3
.
.
6
6
.
.
2
2
O
O
p
p
e
e
e
e
n
n
M
M
a
a
c
c
i
i
n
n
t
t
o
o
s
s
h
h
-
-
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
Volg onderstaande procedure.
1. Selecteer de kiezer in het Apple-menu.
Het kiezervenster wordt geopend.
2. Klik rechtsboven in het kiezervenster op de printer die u wilt gebruiken.
<Aansluiting met een USB-kabel>
Klik op LaserWriter8 en volg de instructies.
<AppleTalk-systeem>
3. Selecteer de printer die u wilt instellen in de betreffende lijst en klik op de optie
waarmee u de printer kunt instellen.
4. Selecteer in dit dialoogvenster de toebehoren die u wilt toevoegen en klik op OK.
5. Sluit het kiezervenster.
3-19
3
3
.
.
7
7
O
O
p
p
e
e
n
n
v
v
e
e
l
l
o
o
p
p
p
p
e
e
n
n
,
,
t
t
r
r
a
a
n
n
s
s
p
p
a
a
r
r
a
a
n
n
t
t
e
e
n
n
e
e
n
n
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
a
a
f
f
w
w
i
i
j
j
k
k
e
e
n
n
d
d
f
f
o
o
r
r
m
m
a
a
a
a
t
t
(
(
L
L
a
a
n
n
g
g
)
)
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Plaats briefkaarten en enveloppen nauwkeurig in de invoer, anders wordt de
verkeerde kant bedrukt, of komt de tekst op de verkeerde plaats te staan.
Wanneer op transparanten of speciaal papier wordt afgedrukt, dient u de
betreffende papiersoort en de juiste beeldkwaliteit te selecteren voordat u de
printopdracht verzendt.
Opmerking
Als u in Windows werkt en regelmatig op speciaal papier afdrukt, is het raadzaam
om de benodigde instellingen in het tabblad Gebruikersinstelling te maken.
Het maken van deze instellingen bespaart u tijd omdat u de driver dan niet voor
elke afdruktaak opnieuw hoeft te configureren. Raadpleeg Help voor informatie over
het tabblad Gebruikersinstelling.
3
3
.
.
7
7
.
.
1
1
O
O
p
p
e
e
n
n
v
v
e
e
l
l
o
o
p
p
p
p
e
e
n
n
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Voor het afdrukken op enveloppen dient de multifunctionele lade te worden
gebruikt.
Opgelet
Gebruik geen enveloppen met tape op de sluiting. Bepaalde voorgelijmde
enveloppen kunnen niet worden bedrukt, afhankelijk van de gebruikte lijm. Wij
raden u aan om enveloppen te gebruiken die speciaal voor laserprinters zijn
bedoeld.
Gebruik geen enveloppen die groter zijn van 88,9 mm breed en 139,7 mm lang.
Enveloppen van inferieure kwaliteit kunnen kreukelen en de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden.
Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de manier waarop een adres op een
enveloppe kan worden afgedrukt.
Voorbeeld
zo afgedrukt
3-20
1. Schuif de papiergeleider naar de
markering die de maat van uw
enveloppe aangeeft.
2. Zorg dat de flap is gesloten, plaats de
enveloppe met de te bedrukken zijde
naar beneden en de flap naar rechts.
3. Verstuur de printopdracht pas via uw
software nadat u de enveloppe in de
printer hebt geplaatst.
Maak nu de benodigde instellingen zoals
hieronder in Instellingen in de printer
driver (voor enveloppen) wordt
beschreven.
Instellingen in de printer driver (voor
enveloppen)
Instellingen in Windows
Tabblad Item Instelling
Papier/Uitvoer Papierformaat Com-10
Monarch
C5
DL
Hetzelfde als documentformaat (als het
documentformaat Com-10, Monarch, C5 of
DL is)
Beeld 180° draaien Desgewenst selecteren.
Tweezijdig afdrukken UIT
Papierlade MF lade
Papiersoort Enveloppe
3-21
Instellingen op de Macintosh
Dialoogvenster Item Instelling
Papierinstellingen Papierformaat Com-10
Monarch
C5
DL
Hetzelfde als documentformaat (als het
documentformaat Com-10, Monarch, C5 of
DL is)
Beeld 180° draaien Desgewenst selecteren.
Papierlade Enveloppe
Tweezijdig afdrukken UIT
Printerinstellingen Papiersoort MF lade
Opmerking
Raadpleeg Help voor nadere informatie over de verschillende opties in de printer
driver. Raadpleeg 3.4 Help gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van
Help.
3-22
3
3
.
.
7
7
.
.
2
2
O
O
p
p
t
t
r
r
a
a
n
n
s
s
p
p
a
a
r
r
a
a
n
n
t
t
e
e
n
n
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Voor het afdrukken op transparanten dient de multifunctionele lade te worden
gebruikt.
Opgelet
3Gebruik alleen de aanbevolen soorten transparanten (3M CG3300). Gebruik geen
andere soorten, zoals gekleurde transparanten (met een kader eromheen).
4Het gebruik van ongeschikte transparanten kan de printer beschadigen.
Gebruik geen transparanten met een kader eromheen.
Opgelet
5Neem elk transparant meteen nadat het is uitgevoerd van de face-down uitvoerlade.
Als u transparanten op de face-down uitvoerlade laat opstapelen, kan statische
elektriciteit worden gevormd en papierdoorvoerstoringen veroorzaken.
Volg onderstaande procedure voor het bedrukken van transparanten.
4. Schuif de papiergeleider naar de
markering die de maat van uw
transparanten aangeeft.
5. Blader een stapeltje transparanten
door.
3-23
6. Schuif de transparanten zo ver in de
multifunctionele lade dat ze de
invoeropening net raken.
Opgelet
6Gebruik geen gekleurde
transparanten. Deze kunnen in de
printer vastlopen en de fuser
beschadigen.
7. Verstuur de printopdracht pas via uw
software nadat u de transparanten in
de printer hebt geplaatst.
Maak nu de benodigde instellingen
zoals hieronder in Instellingen in de
printer driver (voor transparanten)
wordt beschreven.
Instellingen in de printer driver (voor
transparanten)
Instellingen in Windows
Tabblad Item Instelling
Papier/Uitvoer Papierformaat A4 of Hetzelfde als documentformaat
(als het documentformaat A4 is)
Duplex UIT
Papierlade MF lade
Papiersoort Transparanten
Instellingen op de Macintosh
Dialoogvenster Item Instelling
Papierinstellingen Papierformaat A4 of ongewijzigd
(als het papierformaat A4 is)
Papiersoort Transparanten
Algemene instellingen Documenttype Transparanten
Printerinstellingen Duplex UIT
Papierlade MF lade
Opmerking
U kunt ook op transparanten afdrukken waartussen een vel normaal papier is
geplaatst. Raadpleeg Help voor informatie over het plaatsen van een vel papier
tussen transparanten en de verschillende opties in de printer driver.
Raadpleeg 3.4 Help gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
3-24
3
3
.
.
7
7
.
.
3
3
O
O
p
p
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
a
a
f
f
w
w
i
i
j
j
k
k
e
e
n
n
d
d
f
f
o
o
r
r
m
m
a
a
a
a
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Gebruik de multifunctionele lade als u wilt afdrukken op papier van afwijkend
formaat of op lang papier, ma.w. papier dat langer is dan Legal-papier in de
afdrukstand Staand (355,6 mm).
De volgende papierformaten zijn geschikt voor gebruik in deze printer:
Enkelzijdig afdrukken: 90-216 mm breed; 139,7-355,6 mm lang
Tweezijdig afdrukken: 90-216 mm breed; 139,7-355,6 mm lang
Opgelet
7Papier van afwijkend formaat kan niet zijdelings worden ingevoerd. Dit soort papier
dient altijd in de lengte te worden ingevoerd.
Als u op papier van afwijkend formaat wilt afdrukken, moet dit formaat eerst als een
afwijkend formaat worden ingesteld.
Een afwijkend formaat instellen
Op een Macintosh-computer moet het afwijkende formaat worden ingesteld
wanneer u via uw software een printopdracht verstuurt. Ga door naar Afdrukken.
In Windows moet het afwijkende formaat worden ingesteld voordat u via uw
software een printopdracht verstuurt. Hiervoor volgt u onderstaande procedure. Het
volgende voorbeeld is voor Windows 98.
1. Zet de muisaanwijzer in het Startmenu op Instellingen en klik op Printers.
Het venster Printers wordt geopend.
2. Klik op de printer in kwestie en klik in het menu Bestand op Eigenschappen.
Het dialoogvenster Eigenschappen wordt geopend.
3. Klik op het tabblad Standaardinstellingen.
4. Klik op Afwijkend papierformaat.
Het dialoogvenster Afwijkend papierformaat wordt geopend.
3-25
5. Stel een van de vijf papierformaten in.
Zie ook
Raadpleeg Help voor nadere informatie over de instellingen in het dialoogvenster
Afwijkend papierformaat. Raadpleeg 3.4 Help gebruiken voor nadere informatie
over het gebruik van Help.
6. Als u klaar bent, klikt u in het dialoogvenster Afwijkend papierformaat op OK.
7. Klik op OK om het dialoogvenster Afwijkend papierformaat te sluiten.
Het afwijkende papierformaat is nu ingesteld.
Afdrukken
Volg onderstaande stappen als u wilt afdrukken op papier van afwijkend formaat
(lang papier).
1. Stel de papiergeleider af op de breedte
van het door u gebruikte papier.
2. Schuif het papier met de te bedrukken
zijde naar beneden zo ver in de
multifunctionele lade, dat het de
invoeropening net raakt.
3. Verstuur de printopdracht pas via uw
software nadat u het papier in de
printer hebt geplaatst.
Maak de benodigde instellingen zoals
beschreven onder Instellingen in de
printer driver (voor papier van
afwijkend formaat (lang papier)).
3-26
Opgelet
8Als u op lang papier afdrukt, moet u
het papier nadat u de printopdracht
hebt verzonden, vasthouden terwijl het
in de printer wordt gevoerd.
Instellingen in de printer driver (voor papier
van afwijkend formaat (lang papier))
Instellingen in Windows
Tabblad Item Instelling
Papier/Uitvoer Papierformaat Een papierformaat tussen Afwijkend formaat
1 en Afwijkend formaat 5 in het tabblad
Standaardinstellingen van de printer driver.
Papierlade MF lade
Instellingen op de Macintosh
Dialoogvenster Item Instelling
Papierinstellingen Papier/Uitvoer Het papierformaat wordt in het dialoogvenster
voor het afwijkende formaat ingesteld in het
vak waar u het formaat van de pagina
opgeeft.
Afwijkend
papierformaat
lang, kort Geef aan welk papierformaat u wilt gaan
gebruiken.
Printerinstellingen Papierlade MF lade
Opmerking
Raadpleeg Help voor nadere informatie over de verschillende opties in de printer
driver.
Raadpleeg 3.4 Help gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
3-27
3
3
.
.
8
8
T
T
w
w
e
e
e
e
z
z
i
i
j
j
d
d
i
i
g
g
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
(
(
d
d
u
u
p
p
l
l
e
e
x
x
)
)
Voor het tweezijdig afdrukken met deze printer volgt u een van de volgende
procedures.
Bij normaal papier, ongeacht of dit via de papierlade of via de multifunctionele
lade wordt ingevoerd, wordt automatisch afgedrukt als u voordat u de
printopdracht verstuurt in de printer driver aangeeft dat u tweezijdig wilt
afdrukken.
Bij speciaal papier, zoals briefkaarten of karton, kunt u via de multifunctionele
lade op de achterkant van het papier afdrukken, mits de andere kant met deze
printer was bedrukt.
Zie ook
Raadpleeg 4.1.1 Geschikte papiersoorten voor nadere informatie over de
papiersoorten die voor het tweezijdig afdrukken gebruikt kunnen worden.
Opmerking
Als u in Windows werkt en regelmatig tweezijdig afdrukt, is het raadzaam om de
benodigde instellingen in het tabblad Gebruikersinstelling te maken. Het maken van
deze instellingen bespaart u tijd omdat u de driver dan niet voor elke afdruktaak
opnieuw hoeft te configureren. Raadpleeg Help voor informatie over het tabblad
Gebruikersinstelling.
Verschillende soorten duplexdruk
Het tweezijdig afdrukken kan op twee manieren worden uitgevoerd: lange zijde
inbinden en korte zijde inbinden. Het resultaat van beide soorten duplex staat
hieronder afgebeeld:
<Lange zijde inbinden> <Korte zijde inbinden>
A
V
V
VA
V
V
A
V
V
A
V
3-28
3
3
.
.
8
8
.
.
1
1
T
T
w
w
e
e
e
e
z
z
i
i
j
j
d
d
i
i
g
g
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
(
(
d
d
u
u
p
p
l
l
e
e
x
x
)
)
Als u normaal papier aan beide zijden wilt bedrukken, moet het papier in de
papierlade of de multifunctionele lade worden geplaatst.
Volg onderstaande procedure voor het aan beide zijden bedrukken van normaal
papier.
1. Plaats het papier in de lengte in de multifunctionele papierinvoer.
Opgelet
9Als u papier van afwijkend formaat (90-216 mm breed; 139,7-355,6 mm lang) aan
beide zijden wilt bedrukken, moeten de vellen een voor een via de multifunctionele
lade worden ingevoerd.
2. Verstuur de printopdracht pas via uw software nadat u het papier in de printer hebt
geplaatst.
Maak nu de benodigde instellingen zoals hieronder in Instellingen in de printer
driver (voor tweezijdig afdrukken op normaal papier) wordt beschreven.
Instellingen in de printer driver (voor
tweezijdig afdrukken op normaal papier)
Instellingen in Windows
Tabblad Item Instelling
Papier/Uitvoer Tweezijdig afdrukken Lange zijde inbinden of Korte zijde inbinden
Papiersoort Normaal papier 1 of Normaal papier 2
Instellingen op de Macintosh
Dialoogvenster Item Instelling
Papierinstellingen Papiersoort Normaal papier 1 of Normaal papier 2
Printerinstellingen Tweezijdig afdrukken Lange zijde inbinden of Korte zijde inbinden
Opmerking
Bij gebruik van papier van afwijkend formaat moeten ook andere zaken aan het
papierformaat worden aangepast. Raadpleeg het vorige onderdeel of Help in de
printer driver voor nadere informatie over deze instellingen. Raadpleeg 3.4 Help
gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
3-29
Als u de achterkant van speciale papiersoorten wilt bedrukken, dient u voordat u de
printopdracht verstuurt in de printer driver de volgende opties in te stellen.
Instellingen in de printer driver (voor
afdrukken op de achterkant van speciaal
papier)
Instellingen in Windows
Tabblad Item Instelling
Papier/Uitvoer Papierlade MF lade
Papiersoort Dik papier 1, Dik papier 2 of Glanzend papier
Instellingen op de Macintosh
Dialoogvenster Item Instelling
Papierinstellingen Papiersoort Dik papier 1, Dik papier 2 of Glanzend papier
Printerinstellingen Papierlade MF lade
Opmerking
Bij gebruik van papier van afwijkend formaat moeten ook andere zaken aan het
papierformaat worden aangepast. Raadpleeg het vorige onderdeel of Help in de
printer driver voor nadere informatie over deze instellingen. Raadpleeg 3.4 Help
gebruiken voor nadere informatie over het gebruik van Help.
4-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
4
4
P
P
A
A
P
P
I
I
E
E
R
R
P
P
L
L
A
A
A
A
T
T
S
S
E
E
N
N
E
E
N
N
G
G
E
E
S
S
C
C
H
H
I
I
K
K
T
T
E
E
P
P
A
A
P
P
I
I
E
E
R
R
S
S
O
O
O
O
R
R
T
T
E
E
N
N
4
4
.
.
1
1
G
G
e
e
s
s
c
c
h
h
i
i
k
k
t
t
e
e
e
e
n
n
o
o
n
n
g
g
e
e
s
s
c
c
h
h
i
i
k
k
t
t
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
s
s
o
o
o
o
r
r
t
t
e
e
n
n
Als u papier gebruikt dat niet geschikt is om op af te drukken, kan het papier
vastlopen en de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden. Voor de beste resultaten
raden wij u aan om de hieronder vermelde papiersoorten te gebruiken.
4
4
.
.
1
1
.
.
1
1
G
G
e
e
s
s
c
c
h
h
i
i
k
k
t
t
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
s
s
o
o
o
o
r
r
t
t
e
e
n
n
Geschikt basisgewicht
Als u voorbedrukte formulieren gebruikt, dient u te controleren dat het papier aan
de volgende specificaties voldoet. Wij raden u echter aan om standaardpapier te
gebruiken.
Invoermethode Specificaties
Multifunctionele lade (MF lade) Basisgewicht: 60 tot 216 g/m
2
Standaard papierlade (lade 1)
lade 2, 3 (los verkrijgbare module met
2 laden)
Basisgewicht: 60 tot 99 g/m
2
Opmerking
Basisgewicht” verwijst naar het gewicht van een vierkante meter papier.
4-2
Aanbevolen papiersoorten
Hieronder staan de papiersoorten vermeld die voor gebruik met deze printer
worden aanbevolen:
Papiersoort Europa VS
Normaal papier Xerox Premier 80 g/m
2
Xerox Business 80 g/m
2
Modo DATACOPY 80 g/m
2
IGEPA X-Press 80 g/m
2
Xerox 4200DP 20 lb
Champion Paper One 20 lb
Hammermill Laser Paper 24 lb
Kringlooppapier Steinbis Recycling Copy 80 g/m
2
Transparanten 3M CG3300 3M CG 3300
Etiketten Avery-laseretiketten L7163 Avery-laseretiketten #5160
Speciaal papier
Via de multifunctionele lade kunt u op de volgende papiersoorten afdrukken. Deze
soorten papier noemen we ‘speciaal papier’.
Papiersoort Belangrijk
Transparanten Gebruik geen gekleurde transparanten (met een wit kader
eromheen).
Vellen met etiketten Gebruik alleen niet-voorgesneden vellen met etiketten, die
het hele vel beslaan.
Enveloppen
Com-10
Monarch
C5
DL
Gebruik geen enveloppen met tape op de sluiting. Bepaalde
voorgelijmde enveloppen kunnen niet worden bedrukt,
afhankelijk van de gebruikte lijm.
Wij raden u aan om enveloppen te gebruiken die speciaal
voor laserprinters zijn bedoeld.
Karton
Basisgewicht: 100 tot 216 g/m
2
Als u op stijf karton afdrukt, kan het beeld enigszins worden
verschoven.
Gecoat papier Als u afdrukt op gecoat papier, moet dit vel voor vel worden
ingevoerd. Als vocht de vellen aan elkaar doet kleven,
kunnen er meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd,
hetgeen storingen of schade kan veroorzaken.
4-3
PANTONE
®
gekalibreerd
Er zijn vele variabelen in het proces voor de reproductie van kleuren die door de
HL-4000CN worden gegenereerd, en elk van deze variabelen kan de kwaliteit van
de PANTONE kleursimulatie beïnvloeden. Het betreft hier onder meer de gebruikte
papiersoort, gebruikte soort toner, de resolutie waarmee wordt afgedrukt en de
structuur van dots/halftonen. Voor optimale resultaten raden wij het gebruik aan van
NEUSIEDLER-papier voor kleurenkopieën, 90 g/m
2
, originele tonercartridges van
Brother en de Pantone-modus (alleen voor de PostScript-driver.)
4-4
Papierladen, -soorten en -formaten
In onderstaande tabel staat vermeld welke papiersoorten en -formaten en hoeveel
vellen u maximaal in de verschillende laden kunt plaatsen. Plaats papier altijd in de
afdrukstand Staand (in de lengte) in de printer.
Invoermethode Papiersoort Maximum aantal
vellen
Papierformaten
Normaal papier 1
(60 tot 75 g/m
2
)
Normaal papier 2
(76 tot 99 g/m
2
)
Enveloppen,
Vellen met etiketten,
Transparanten
(monochrome),
Karton 1
(100 tot 159 g/m
2
),
Karton 2
(160 tot 216gm
2
)
Maximaal 150 vel of
een stapel van 10
mm
Multifunctionele lade
Gecoat papier
Papier langer dan
355,6 mm
1 vel
A5
B5
A4
8,5 x 11 inch (Letter)
8,5 x 14 inch (Legal)
Enveloppen
(Com-10, Monarch, C5, DL)
Afwijkend formaat
(88,9 tot 215,9 mm breed),
139,7 tot 355,6 mm lang)
Belangrijk
Opgelet
Enveloppen van inferieure
kwaliteit kunnen kreukelen en de
afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden.
Standaard papierlade
(lade1)
Lade 2, 3
Module
(2 laden)
(Lade 2 en 3)
Normaal papier 1
(60 tot 75 g/m
2
)
Normaal papier 2
(76 tot 99 g/m
2
)
Maximaal 500 vel of
een stapel van 56
mm
Opgelet
0
Voor A5 Staand kunt
u maximaal 350 vel of
een stapel van 40
mm gebruiken
A5,
B5,
A4,
8,5 × 11 inch (Letter),
8,5 × 14 inch (Legal)
Opgelet
1Hoeveel vellen u kunt plaatsen, is afhankelijk van de dikte van het papier.
4-5
Opmerking
In onderstaande afbeeldingen wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met ‘breedte’ en
‘lengte’ zoals vermeld in de tabel hierboven.
1. Lengte
2. Afdrukstand Staand
3. Invoerrichting
4. Breedte
Papiersoorten en -afmetingen voor tweezijdig
afdrukken
Met deze printer kan het papier aan twee zijden bedrukt worden.
Automatisch tweezijdig afdrukken
Als u automatisch tweezijdig wilt afdrukken, selecteert u voordat u de printopdracht
verstuurt de duplexfunctie in de printereigenschappen.
Voor het tweezijdig afdrukken kunnen de volgende papiersoorten en -formaten
worden gebruikt:
Papiersoort Papierformaten
Normaal papier
(Basisgewicht: 64 tot 99 g/m
2
)
A5
B5
A4
8,5 × 11 inch (Letter)
8,5 × 14 inch (Legal)
Handmatig tweezijdig afdrukken via de multifunctionele lade
Als u speciaal papier aan beide zijden wilt bedrukken, moet eerst de voorkant
worden bedrukt waarna u de vellen weer in de multifunctionele lade legt om de
achterkant te bedrukken.
Opgelet
2Druk niet af op de achterkant van papier waarvan de voorkant reeds door een
andere printer is bedrukt.
Papiersoort
Karton
(Basisgewicht: 100 tot 216 g/m
2
)
Enveloppen
Gecoat papier
4-6
4
4
.
.
1
1
.
.
2
2
O
O
n
n
g
g
e
e
s
s
c
c
h
h
i
i
k
k
t
t
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
s
s
o
o
o
o
r
r
t
t
e
e
n
n
Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten, daar dergelijk papier kan
vastlopen of de printer kan beschadigen.
Transparanten anders dan de
aanbevolen transparanten
Inkjet-papier
Papier dat te dik of te dun is
Papier waarvan de voorkant is bedrukt
door een andere printer of copier, of
papier dat met inkt is voorbedrukt
Gevouwen, verkreukeld of gescheurd
papier
Vochtig of nat papier
Gekleurde
transparanten
Inkjet-papier
Omgekruld of kromgetrokken papier
Vellen met statische elektriciteit
Papier dat uit meerdere lagen bestaat,
of zelfklevend papier
Speciaal gecoat papier
Gekleurd papier met een behandeld
oppervlak
Papier dat is bedrukt met inkt die niet
bestand is tegen temperaturen van
155°C
Warmtegevoelig papier
Carbonpapier
Papier met een ruw oppervlak zoals
papier met een speciale textuur of
papier met een hoog vezelgehalte
Papier met een hoge zuurgraad,
waardoor de lettertekens na verloop van
tijd vervagen. Gebruik neutraal papier.
Enveloppen met een ruw oppervlak of
met klemmen
Papier met nietjes, paperclips, tape of
lintjes eraan
Enveloppen met een klevende rand
Vellen met etiketten als een gedeelte
van het vel blootligt of de etiketten zijn
voorgesneden
Omgekruld papier
Papier met tape eraan
Glimmend papier zichtbaar Vellen met voorgesneden etiketten
4-7
Transferpapier voor T-shirts (dat warm
geperst moet worden)
Transferpapier (voor gebruik met koud
water)
Digitaal gecoat glanzend papier
Zelfklevend papier (transparant, kleurloos)
Geperforeerd papier
4
4
.
.
1
1
.
.
3
3
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
o
o
p
p
s
s
l
l
a
a
a
a
n
n
Als papier niet goed wordt opgeslagen, kan het vastlopen, de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden of de printer beschadigen. Papier dient onder de volgende
omstandigheden te worden opgeslagen:
Tussen 10°C en 30°C
Tussen 30% en 65% relatieve vochtigheid
Op een droge plaats
Nadat een pakket is geopend, moeten de ongebruikte vellen weer in het
oorspronkelijke verpakkingsmateriaal worden verpakt en in een kast of op een
droge plaats worden bewaard
Bewaar papier altijd op een vlak oppervlak. Papier nooit ergens tegenaan laten
leunen of rechtopstaand opslaan.
Sla papier niet zodanig op dat het kan verkreukelen, vouwen of omkrullen.
Papier niet in direct zonlicht opslaan.
4-8
4
4
.
.
2
2
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
p
p
l
l
a
a
a
a
t
t
s
s
e
e
n
n
Raadpleeg het betreffende onderdeel hieronder voor instructies over het plaatsen
van papier.
Zie ook
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en ongeschikte papiersoorten” voor meer informatie
daarover.
4
4
.
.
2
2
.
.
1
1
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
i
i
n
n
d
d
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
l
l
a
a
d
d
e
e
p
p
l
l
a
a
a
a
t
t
s
s
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het plaatsen van papier in de papierlade.
Opmerking
Papier wordt op dezelfde wijze in de los verkrijgbare module met 2 laden geplaatst.
Als u A5-papier wilt plaatsen of in plaats van A5 een ander papierformaat wilt
gebruiken, moet u de A5-adapter installeren of verwijderen. Raadpleeg 4.2.2 “A5-
papier in de papierlade plaatsen/I.p.v. A5 een ander papierformaat gebruiken” voor
nadere informatie over het installeren of verwijderen van de A5-adapter.
1. Trek de papierlade voorzichtig zo ver
mogelijk open.
2. Houd de lade met beide handen vast,
til de voorkant een stukje op en trek
hem helemaal uit de printer.
Opmerking
Zet de lade op een vlak en horizontaal
oppervlak.
4-9
3. Schuif de papiergeleiders aan de
zijkant zo ver mogelijk uit.
4. Til de achterste papiergeleider
voorzichtig op om hem te verplaatsen
en steek de pennen aan de onderkant
van de geleider in de gaten (aangeduid
met de markering ) voor het
papierformaat dat u wilt plaatsen.
Controleer dat de achterste geleider
goed in de gaten past en dat hij in de
juiste gaten is gestoken.
Opgelet
3Als de achterste geleider zelfs maar
een klein stukje kan bewegen, kan het
papierformaat niet meer automatisch
geselecteerd worden. In dat geval dient
u de achterste geleider zo ver mogelijk
uit te schuiven en hem weer op één lijn
met de aanduiding van het door u
gebruikte papier te zetten.
5. Zorg dat het papier in een nette stapel
ligt en plaats het (met de te bedrukken
zijde naar boven) onder het lipje.
Opgelet
Gebruik nooit papier dat gevouwen,
verkreukeld of erg kromgetrokken
is.
Zorg dat al het papier onder het
lipje ligt.
Plaats nooit te veel papier in de
lade.
1. Lipje
2. MAX. hoogte van papier
4-10
6. Stel de geleiders aan de zijkant af op
de randen van het papier.
Opgelet
4Als u deze geleiders te strak tegen de
randen van de stapel papier duwt, kan
het papier vastlopen. Als deze
geleiders echter te los zijn afgesteld,
kan het papier scheef worden
ingevoerd.
7. Houd de papierlade met beide handen
vast, zet hem op één lijn met de
opening in de printer en schuif hem er
voorzichtig in.
8. Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Opgelet
5Gebruik geen kracht om de papierlade
in de printer te schuiven. Dit kan de
papierlade of het inwendige van de
printer namelijk beschadigen.
Opmerking
Naast de papierlade is een metertje
aangebracht dat aangeeft hoeveel
papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er
papier moet worden bijgevuld.
4-11
9. Als u afdrukt op A4- of Letter-formaat,
moet u de papiervanger op de
bovenklep optillen.
4-12
4
4
.
.
2
2
.
.
2
2
A
A
5
5
-
-
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
i
i
n
n
d
d
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
l
l
a
a
d
d
e
e
p
p
l
l
a
a
a
a
t
t
s
s
e
e
n
n
/
/
I
I
.
.
p
p
.
.
v
v
.
.
A
A
5
5
e
e
e
e
n
n
a
a
n
n
d
d
e
e
r
r
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
f
f
o
o
r
r
m
m
a
a
a
a
t
t
g
g
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
e
e
n
n
A5-papier plaatsen
Volg onderstaande procedure voor het plaatsen van A5-papier in de papierlade.
Opmerking
Papier wordt op dezelfde wijze in de los verkrijgbare module met 2 laden geplaatst.
1. Trek de papierlade voorzichtig zo ver
mogelijk open.
2. Houd de lade met beide handen vast,
til de voorkant een stukje op en trek
hem helemaal uit de printer.
Opmerking
Zet de lade op een vlak en horizontaal
oppervlak.
3. Schuif de papiergeleiders aan de
zijkant zo ver mogelijk uit.
4-13
4. Til de achterste papiergeleider
voorzichtig op om hem te verplaatsen
en steek de pennen aan de onderkant
van de geleider in de gaten (aangeduid
met de markering ) voor het
papierformaat dat u wilt plaatsen.
Controleer dat de achterste geleider
goed in de gaten past en dat hij in de
juiste gaten is gestoken.
Opgelet
6Als de achterste geleider zelfs maar
een klein stukje kan bewegen, kan het
papierformaat niet meer automatisch
geselecteerd worden. In dat geval dient
u de achterste geleider zo ver mogelijk
uit te schuiven en hem weer op één lijn
met de aanduiding van het door u
gebruikte papier te zetten.
A5
B5
5. Pak de A5-adapter vast, til hem een
stukje op en trek hem voorzichtig naar
u toe om hem uit de lade te
verwijderen.
6. Zet de A5-adapter op één lijn met de
sleuf van de papiergeleider en druk
hem met een klik op zijn plaats.
4-14
7. Zorg dat het papier in een nette stapel
ligt en plaats het (met de te bedrukken
zijde naar boven) onder het lipje.
Opgelet
Gebruik nooit papier dat gevouwen,
verkreukeld of erg kromgetrokken
is.
Zorg dat al het papier onder het
lipje ligt.
Plaats nooit te veel papier in de
lade.
8. Stel de geleiders aan de zijkant af op
de randen van het papier.
Opgelet
7Als u deze geleiders te strak tegen de
randen van de stapel papier duwt, kan
het papier vastlopen. Als deze
geleiders echter te los zijn afgesteld,
kan het papier scheef worden
ingevoerd.
9. Houd de papierlade met beide handen
vast, zet hem op één lijn met de
opening in de printer en schuif hem er
voorzichtig in.
10. Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Opgelet
8Gebruik geen kracht om de papierlade
in de printer te schuiven. Dit kan de
papierlade of het inwendige van de
printer namelijk beschadigen.
4-15
Opmerking
Naast de papierlade is een metertje
aangebracht dat aangeeft hoeveel
papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er
papier moet worden bijgevuld.
I.p.v. A-5 een ander papierformaat gebruiken
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van de A5-adapter en het
plaatsen van een ander papierformaat in de papierlade.
Opmerking
Papier wordt op dezelfde wijze in de los verkrijgbare module met 2 laden geplaatst.
1. Trek de papierlade voorzichtig zo ver
mogelijk open.
2. Houd de lade met beide handen vast,
til de voorkant een stukje op en trek
hem helemaal uit de printer.
Opmerking
Zet de lade op een vlak en horizontaal
oppervlak.
4-16
3. Schuif de papiergeleiders aan de
zijkant zo ver mogelijk uit en neem het
papier uit de lade.
4. Pak de A5-adapter vast, til hem een
stukje op en trek hem voorzichtig naar
u toe om van zijn plaats naast de
papiergeleider te verwijderen.
5. Steek de A5-adapter in zijn opbergvak
in de papierlade.
4-17
6. Til de achterste papiergeleider
voorzichtig op om hem te verplaatsen
en steek de pennen aan de onderkant
van de geleider in de gaten (aangeduid
met de markering ) voor het
papierformaat dat u wilt plaatsen.
Controleer dat de achterste geleider
goed in de gaten past en dat hij in de
juiste gaten is gestoken.
Opgelet
9Als de achterste geleider zelfs maar
een klein stukje kan bewegen, kan het
papierformaat niet meer automatisch
geselecteerd worden. In dat geval dient
u de achterste geleider zo ver mogelijk
uit te schuiven en hem weer op één lijn
met de aanduiding van het door u
gebruikte papier te zetten.
7. Zorg dat het papier in een nette stapel
ligt en plaats het (met de te bedrukken
zijde naar boven) onder het lipje.
Opgelet
Gebruik nooit papier dat gevouwen,
verkreukeld of erg kromgetrokken
is.
Zorg dat al het papier onder het
lipje ligt.
Plaats nooit te veel papier in de
lade.
8. Stel de geleiders aan de zijkant af op
de randen van het papier.
Opgelet
10Als u deze geleiders te strak tegen de
randen van de stapel papier duwt, kan
het papier vastlopen. Als deze
geleiders echter te los zijn afgesteld,
kan het papier scheef worden
ingevoerd.
4-18
9. Houd de papierlade met beide handen
vast, zet hem op één lijn met de
opening in de printer en schuif hem er
voorzichtig in.
10. Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Opgelet
11Gebruik geen kracht om de papierlade
in de printer te schuiven. Dit kan de
papierlade of het inwendige van de
printer namelijk beschadigen.
Opmerking
Naast de papierlade is een metertje
aangebracht dat aangeeft hoeveel
papier er nog in de lade zit. Gebruik
deze meter om te bepalen wanneer er
papier moet worden bijgevuld.
11. Als u afdrukt op A4- of Letter-formaat,
moet u de papiervanger op de
bovenklep optillen.
4-19
4
4
.
.
2
2
.
.
3
3
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
i
i
n
n
d
d
e
e
m
m
u
u
l
l
t
t
i
i
f
f
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
o
o
n
n
e
e
l
l
e
e
l
l
a
a
d
d
e
e
p
p
l
l
a
a
a
a
t
t
s
s
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het plaatsen van papier in de multifunctionele
lade.
Opgelet
12Plaats nooit verschillende papierformaten tegelijk in de multifunctionele lade en vul
deze lade alleen bij wanneer hij leeg; dit om te voorkomen dat het papier vastloopt.
1. Maak de lade open als hij was
gesloten.
Opgelet
13Voorkom dat de lade beschadigd
wordt, gebruik nooit kracht en zet er
nooit zware voorwerpen op.
2. Schuif de papiergeleider naar de
markering die de maat van uw papier
aangeeft.
Opgelet
14Als u op lang papier afdrukt, moet de
papiersteun worden uitgeschoven. Als
u op lang papier afdrukt en deze steun
niet uittrekt, kan het papier vallen of
problemen met de doorvoer
veroorzaken.
3. Als u op media zoals transparanten,
vellen met etiketten of enveloppen
afdrukt, moet u de stapel doorbladeren
om de vellen los te schudden.
Opmerking
Het doorbladeren van de stapel helpt
te voorkomen dat het papier vastloopt.
4-20
Opgelet
Als u normaal papier plaatst, hoeft
u de stapel niet door te bladeren.
Indien de randen van het papier
niet netjes zijn gesneden en een
onregelmatige vorm hebben, moet
u ongeschikte vellen verwijderen
alvorens het papier te plaatsen.
4. Zorg dat het papier in een nette stapel
ligt en plaats het (met de te bedrukken
zijde naar beneden) onder het lipje.
Opgelet
Gebruik nooit papier dat gevouwen,
verkreukeld of erg kromgetrokken
is.
Plaats nooit te veel papier in de
lade.
Als u afdrukt op papier dat langer is
dan Legal-papier (355,6 mm),
moeten de vellen een voor een
worden ingevoerd. Als vocht de
vellen aan elkaar doet kleven,
kunnen er meerdere vellen tegelijk
worden ingevoerd, hetgeen
storingen of schade kan
veroorzaken. Als lang papier wordt
ingevoerd, moet u het vel met
beide handen vasthouden; dit om
te voorkomen dat het scheef wordt
ingevoerd.
4-21
5. Bij gebruik van lang papier moeten de
papiergeleiders zorgvuldig op de
randen van het papier worden
afgesteld, zodat er een kleine speling
bestaat tussen de rand van de stapel
en de geleiders. Als u deze geleiders
te strak tegen de randen van de stapel
papier duwt, kan het papier
kromtrekken of vastlopen.
Plaats het papier zodanig, dat het
recht in de lade ligt.
Opgelet
15Als papier niet juist geplaatst is, kan
op de verkeerde plaats op het vel
worden afgedrukt of kan dit andere
fouten veroorzaken.
5-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
5
5
B
B
E
E
D
D
I
I
E
E
N
N
I
I
N
N
G
G
S
S
P
P
A
A
N
N
E
E
E
E
L
L
5
5
.
.
1
1
F
F
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
e
e
s
s
v
v
a
a
n
n
b
b
e
e
d
d
i
i
e
e
n
n
i
i
n
n
g
g
s
s
p
p
a
a
n
n
e
e
e
e
l
l
Het bedieningspaneel is voorzien van LED’s, een LCD-scherm en diverse toetsen.
Hieronder worden de namen en functies van de verschillende elementen op het
bedieningspaneel besproken.
1. LCD-scherm
2. LED’s
3. Toetsen
5-2
5
5
.
.
1
1
.
.
1
1
L
L
E
E
D
D
s
s
Raadpleeg onderstaande tabel om te bepalen wat de printerstatus is.
Naam Omschrijving
Ready-lampje Groen. Geeft de printstatus aan.
: Betekent dat de printer geen gegevens ontvangt, of
dat hij klaar is om af te drukken.
: De printer ontvangt gegevens.
: Er kan niet worden afgedrukt.
Alarm-lampje Rood. Duidt op een fout.
: Betekent dat het papier is vastgelopen, of duidt op
een ander probleem dat door de gebruiker kan
worden verholpen.
: Duidt op een probleem dat niet door de gebruiker
kan worden verholpen. Neem contact op met uw
wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
: De printer functioneert normaal.
Indicator “Klep open” Geeft aan op welke toets u moet drukken om de voorklep open
te maken en vastgelopen papier te verwijderen.
: Druk op de aangegeven toets en maak de voorklep
open.
: De printer functioneert normaal.
5-3
5
5
.
.
1
1
.
.
2
2
L
L
C
C
D
D
-
-
s
s
c
c
h
h
e
e
r
r
m
m
Geeft de printerstatus (“afdrukscherm”) weer, en de menu’s voor het configureren
van de printer (“menuscherm”).
Opmerking
Wat hier wordt weergegeven, is afhankelijk van de printerinstellingen en de
geïnstalleerde toebehoren.
Het afdrukscherm
Als de printer op gegevens wacht of bezig is met afdrukken, wordt dit scherm
weergegeven. Op het afdrukscherm staan de volgende gegevens.
Naam Omschrijving
Printerstatus Toont de printerstatus.
Bijvoorbeeld: “Even wachten aub”, “Afdrukken”, “Klaar v.
afdruk”.
Invoerpoort Geeft aan via welke poort de printer gegevens ontvangt.
Bijvoorbeeld: “Parallel”, “USB”, “LPD”, “NetWare”, “AppleTalk”.
Papierlade Geeft aan welke lade er wordt gebruikt.
Bijvoorbeeld: “Lade 1”, “Lade 2”, “Lade 3”, “MF lade”.
Het menuscherm
Dit scherm wordt gebruikt om de printer te configureren.
Het menuscherm wordt weergegeven als u op de toets Menu drukt. Het eerste
scherm ziet er als volgt uit:
Menu
1:Systeem
Zie ook
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie het
menuscherm.
Afdrukken
Parallel Lade 1
Printerstatus
Invoerpoort
Papierlade
5-4
5
5
.
.
1
1
.
.
3
3
T
T
o
o
e
e
t
t
s
s
e
e
n
n
Op het bedieningspaneel zijn 7 toetsen aangebracht.
De werking van deze toetsen is afhankelijk van het scherm dat wordt weergegeven.
De toetsen hebben de volgende functies:
Naam Afdrukscherm Menuscherm
De toets Menu Schakelt over naar het
menuscherm.
Sluit het menuscherm en
schakelt over naar het
afdrukscherm.
De toetsen < >< > - Hiermee kunt u door de
menu’s en de menuopties
bladeren.
De toetsen <
><
>
- Schakelt naar andere
menuniveaus en verplaatst de
cursor naar een andere
parameter.
Als u in een menu eenmaal op
<
> drukt, wordt een
menuniveau omlaag gegaan.
Als u in een menu eenmaal op
<
> drukt, wordt een
menuniveau omhoog gegaan.
De toets <Form Feed/Set> Forceert de uitvoer van de
resterende afdrukgegevens.
Raadpleeg 6.9 “De printer
forceren de resterende
gegevens af te drukken (als
het afdrukken is onderbroken)”
voor nadere informatie
hierover.
Voor het selecteren van
menu’s en menuopties. Gaat
een menuniveau omlaag als er
een menu is geselecteerd. Als
er een parameter wordt
weergegeven, wordt deze
hiermee ingesteld.
De toets <Job Cancel/Back> Annuleert het afdrukken.
Raadpleeg 3.5 “Het afdrukken
annuleren” voor nadere
informatie hierover.
Gaat een menuniveau
omhoog.
5-5
5
5
.
.
2
2
A
A
l
l
g
g
e
e
m
m
e
e
n
n
e
e
b
b
e
e
w
w
e
e
r
r
k
k
i
i
n
n
g
g
e
e
n
n
i
i
n
n
h
h
e
e
t
t
m
m
e
e
n
n
u
u
Hieronder wordt beschreven hoe u het menuscherm kunt gebruiken voor het
instellen van de energiebesparende stand, de time-out voor taken,
netwerkinstellingen en voor het configureren van de printer.
5
5
.
.
2
2
.
.
1
1
M
M
e
e
n
n
u
u
s
s
t
t
r
r
u
u
c
c
t
t
u
u
u
u
r
r
e
e
n
n
a
a
l
l
g
g
e
e
m
m
e
e
n
n
e
e
b
b
e
e
w
w
e
e
r
r
k
k
i
i
n
n
g
g
e
e
n
n
Het menuscherm bestaat uit de volgende 5 hoofdmenu’s.
Zie ook
Raadpleeg 5.3 “Lijst van menuopties” voor nadere informatie over de afzonderlijke
menuschermen.
Menu Inhoud
1:Systeem Dit menu wordt gebruikt voor het instellen van de
energiebesparende stand, de printlog en voor algemene
printerfuncties.
2:Onderhoud In dit menu kan het NV geheugen worden teruggesteld op de
standaardwaarden, de papierkwaliteit voor normaal papier worden
ingesteld, en kan de toegang tot bepaalde menu’s worden beperkt.
3:Parallel Met dit menu wordt de parallelle interface geconfigureerd.
4:Rapport/Lijst Met dit menu kan de lijst met de printerconfiguratie worden
afgedrukt, de lijst van paneelinstellingen, de lijst van PCL6-fonts,
en kan tevens de printlog worden afgedrukt.
5:Netwerk In dit menu kunt u de netwerkinstellingen maken.
6:USB In dit menu kunt u de instellingen voor het Adobe-protocol wijzigen.
Houdt u er rekening mee dat elk menu meerdere niveaus heeft. Configureer de
printer door de verschillende niveaus te selecteren en daar de gewenste opties te
kiezen.
5-6
De printerinstellingen terugstellen
Bijvoorbeeld: stel de instelling van de time-out voor taken terug op de
standaardwaarden.
Druk tegelijkertijd op de toetsen <
> + < >.
Time-out taak
_sec.
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen <
> + < >.
Het volgende scherm wordt geopend.
Instell. terug
naar standaard
Nadat deze opdracht is uitgevoerd, worden de
standaardinstellingen weer getoond.
Time-out taak
30sec.
2. Druk op de toets <Form Feed/Set>. De parameters zijn
nu ingesteld.
Time-out taak
30sec.*
5-7
5
5
.
.
2
2
.
.
2
2
W
W
a
a
t
t
t
t
e
e
d
d
o
o
e
e
n
n
a
a
l
l
s
s
u
u
e
e
e
e
n
n
v
v
e
e
r
r
g
g
i
i
s
s
s
s
i
i
n
n
g
g
m
m
a
a
a
a
k
k
t
t
?
?
Als u op het bedieningspaneel per ongeluk op een verkeerde toets drukt, kunt u dit
als volgt herstellen.
U hebt per ongeluk op de toets <Form Feed/Set> gedrukt, maar u
wilt terug naar het vorige scherm.
Druk op de toets <Job Cancel/Back> of < >.
U hebt per ongeluk op de toets < > gedrukt, maar u wilt terug
naar het vorige scherm.
Druk op de toets < >.
U hebt een vergissing gemaakt en kunt niet terug naar het vorige
scherm.
Druk op de toets Menu en maak uw instellingen opnieuw.
U hebt per ongeluk op de toets <Form Feed/Set> gedrukt en de
verkeerde parameter ingesteld.
Als de parameter is ingesteld, komt er een *’ naast te staan.
Als er een ‘*’ naast een parameter staat en u op de toets <Job Cancel/Back> of <
> drukt, keert u niet terug naar het vorige scherm. U moet de betreffende parameter
opnieuw instellen.
5-8
5
5
.
.
3
3
L
L
i
i
j
j
s
s
t
t
v
v
a
a
n
n
m
m
e
e
n
n
u
u
o
o
p
p
t
t
i
i
e
e
s
s
Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de diverse opties die in elk
hoofdmenu gewijzigd kunnen worden.
Opgelet
0Wanneer u gaat afdrukken, kunnen sommige opties in deze menuschermen via uw
computer worden ingesteld. Als de instellingen die u met de computer maakt niet
hetzelfde zijn als de instellingen op de printer, dan krijgen de instellingen van de
computer voorrang.
Opmerking
‘Standaard’ verwijst naar de fabrieksinstellingen van de printer.
5
5
.
.
3
3
.
.
1
1
S
S
y
y
s
s
t
t
e
e
e
e
m
m
i
i
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
i
i
n
n
g
g
e
e
n
n
Dit menu wordt gebruikt voor het instellen van de energiebesparende stand, de
printlog en voor algemene printerfuncties.
Stroombesp. na
In de energiebesparende stand gebruikt de printer minder elektriciteit als hij inactief
is. In modus 1 wordt het stroomverbruik van bepaalde onderdelen van de printer
gereduceerd.
Als de printer in de energiebesparende modus 1 staat, wordt op het LCD-scherm
‘Gereed/Stand-by’ weergegeven. Als de printer in deze stand gegevens ontvangt,
duurt het iets langer voordat hij met het afdrukken begint.
5-9
In onderstaande tabel staan voorbeelden van situaties waarin de printer de
energiebesparende stand afsluit.
Energiebesparende modus 1
wordt afgesloten
Als er afdrukgegevens worden
ontvangen.
Als er via ‘4 Rapport/Lijst’ een
rapport of lijst wordt afgedrukt.
Time-out voor modus 1 (standaard: 3 minuten)
Een waarde tussen de 1 en 120 minuten kiezen. Als de hier ingestelde tijd is
verstreken, schakelt de printer automatisch over naar de energiebesparende
modus 1.
Alarm: fout
Hier kunt u aangeven of de printer bij een fout al dan niet een hoorbaar signaal
moet geven.
Opmerking
Het volume van dit alarm kan niet worden bijgesteld.
5-10
Time-out taak
De functie Time-out taak zorgt dat de printer het verwerken van gegevens afbreekt
als de rest van de gegevens na een bepaalde tijd niet is ontvangen. In geval van
een dergelijke time-out worden alleen de gegevens afgedrukt die op dat moment
waren ontvangen.
5 tot 300 seconden (standaard: 30 seconden)
Stel de time-out voor taken in tussen 5 en 300 seconden.
UIT
Deactiveert de functie Time-out taak.
Taal op paneel
Hiermee kunt u instellen in welke taal de meldingen op het bedieningspaneel
worden weergegeven.
Auto Log Print
Stel deze functie in op het automatisch afdrukken van printlogs.
Opgelet
1Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
Opmerking
Gebruik het menu ‘4 Rapport/Lijst’ om printlogs af te drukken.
Nee (standaard)
De printer drukt de printlogs niet automatisch af.
Ja
De printer drukt na 22 afdruktaken automatisch een printlog af.
ID afdrukken
Gebruik deze functie om de identificatie van de gebruiker op een bepaalde plaats in
het document af te drukken.
UIT (standaard)
Linksboven
Rechtsboven
Linksonder
Rechtsonder
5-11
Tekst afdrukken
Als u deze optie instelt op Ja, worden alle gegevens afgedrukt in de vorm waarin ze
zijn ontvangen en worden enige besturingscodes die in het document zijn
ingevoegd, genegeerd. Over het algemeen genomen raden wij u af om deze optie
op Ja in te stellen.
ja
De gegevens worden als tekst afgedrukt.
Nee (standaard)
De gegevens worden niet als tekst afgedrukt.
5
5
.
.
3
3
.
.
2
2
O
O
n
n
d
d
e
e
r
r
h
h
o
o
u
u
d
d
In deze modus kunt u het niet-vluchtige (NV) geheugen terugstellen en de
instellingen voor papierkwaliteit wijzigen. Verder kunt u deze modus tevens
gebruiken om toegang tot bepaalde menu’s te beperken.
Init NVM
Stelt het niet-vluchtige geheugen van de printer terug.
In het niet-vluchtige geheugen liggen configuratiegegevens opgeslagen, zelfs als
de printer uitstaat.
Opgelet
2Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
JA
Stelt het niet-vluchtige geheugen van de printer terug. Als u het niet-vluchtige
geheugen terugstelt, wordt de printer teruggesteld naar de fabrieksinstellingen.
Opgelet
3U dient de printer uit en weer aan te zetten om deze standaardwaarden te
activeren. Als u bepaalde zaken geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en
weer aan te zetten.
NEE
Het niet-vluchtige geheugen wordt niet teruggesteld en er wordt weer
overgeschakeld naar het menu .
5-12
Beveiliging
Indien gewenst kunt u een wachtwoord instellen, zodat toegang tot bepaalde
menu’s beperkt wordt. Zo kunt u voorkomen dat bepaalde opties per ongeluk
gewijzigd worden.
Beveilig paneel (standaard: Nee)
Selecteer ‘AAN’ als u een wachtwoord wilt instellen.
WW wijzigen
Stel een 4-cijferig wachtwoord in.
Opmerking
Als u uw wachtwoord bent vergeten, dient u het niet-vluchtige geheugen terug te
stellen (zie vorige pagina).
Basisgewicht
Hier kunt u de instellingen voor papierkwaliteit wijzigen.
Normaal papier 1 (standaard: Licht 60-75 g/m
2
)
Stel normaal papier 1 in op ‘Licht 60-75 g/m
2
of ‘Zwaar 65-80 g/m
2
’).
Normaal papier 2 (standaard: Licht 76-99 g/m
2
)
Stel normaal papier 2 in op ‘Licht 76-99 g/m
2
of ‘Zwaar 85-105 g/m
2
’).
KleurRegiCorrect
Gebruik deze optie voor het afdrukken van het schema voor correctie van
kleurregistratie. Nadat u de printer hebt geïnstalleerd of verplaatst, dient u het
schema voor correctie van de kleurregistratie af te drukken en de kleurregistratie af
te stellen, zodat kleuren correct worden afgedrukt.
Opmerking
Het kleurregistratieschema wordt op A4- of Letter-papier afgedrukt. (Welk
papierformaat wordt gebruikt, is afhankelijk van het land waar u de printer hebt
gekocht.) Plaats het A4-of Letter-papier in de lengte in de papierlade.
Zie ook
Raadpleeg 1.1 “Kleurregistratie afstellen” voor nadere informatie hierover.
5-13
5
5
.
.
3
3
.
.
3
3
P
P
a
a
r
r
a
a
l
l
l
l
e
e
l
l
Met dit menu wordt de parallelle interface geconfigureerd.
ECP
Hier kunt u de ECP-communicatiemodus van de parallelle interface configureren.
Ingeschakeld (standaard)
De printer ontvangt gegevens in de ECP-modus.
Uitgeschakeld
De printer ontvangt geen gegevens in de ECP-modus.
5
5
.
.
3
3
.
.
4
4
R
R
a
a
p
p
p
p
o
o
r
r
t
t
/
/
L
L
i
i
j
j
s
s
t
t
Hiermee kunt u de diverse rapporten en lijsten afdrukken.
Opmerking
Rapporten en lijsten worden op A4- of Letter-papier afgedrukt. (Welk papierformaat
wordt gebruikt, is afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht.) Plaats
het A4-of Letter-papier in de lengte in de papierlade.
Printerinstell.
Dit is een lijst van de hardware die is geïnstalleerd, en een gedetailleerd overzicht
van de configuratie.
Zie ook
Raadpleeg 8.4.1 “Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen” voor een
voorbeeld van het overzicht van de printerconfiguratie.
Paneelinstelling
Dit is een gedetailleerde lijst van alle instellingen in de menu’s van het
bedieningspaneel.
PCL6-fontlijst
Dit is een lijst van de beschikbare PCL6-datafonts.
5-14
Log afdrukken
Dit is een gedetailleerde lijst van de verwerkte afdruktaken (maximaal 22). Gebruik
deze lijst om te controleren of taken zonder fouten zijn afgedrukt.
Zie ook
Raadpleeg 8.4.2 “De printlog bevestigen” voor een voorbeeld van de printlog.
5
5
.
.
3
3
.
.
5
5
N
N
e
e
t
t
w
w
e
e
r
r
k
k
Hier maakt u netwerkinstellingen.
Opgelet
Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
U dient de printer uit en weer aan te zetten om deze waarden te activeren. Als u
bepaalde zaken geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en weer aan te
zetten.
Ethernet
Hier kunt u de snelheid en modus van de Ethernet-communicatie instellen.
Autom. (standaard)
10Base-T Half, 10Base-T Full, 100Base-TX Half, of 100Base-TX Full wordt
automatisch geselecteerd.
10Base/Half
10Base/Full
100Base/Half
100Base/Full
TCP/IP
Hier maakt u TCP/IP-instellingen. Dit menu bevat de volgende opties:
IP-adres inst.
Selecteer op welke wijze het IP-adres moet worden verkregen. De volgende
parameters zijn beschikbaar:
DHCP (standaard)
Het IP-adres wordt opgevraagd bij een DHCP-server op het netwerk.
Paneel
Gebruik deze optie als het IP-adres via het bedieningspaneel moet worden
ingesteld.
5-15
IP-adres
Gebruik deze optie om het IP-adres in te stellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Stel aaa, bbb, ccc en ddd in op een waarde tussen 0 en 255.
Het volgende is niet toegestaan:
224.xxx.xxx.xxx of 255.xxx.xxx.xxx
127.xxx.xxx.xxx
Opgelet
Deze instellingen worden genegeerd als u bij IP-adres inst. de optie DHCP
selecteert. Selecteer bij ‘IP-adres inst. de optie Paneel’ om deze instellingen te
activeren.
Als u een verkeerd IP-adres opgeeft, kan dat zijn weerslag op het hele netwerk
hebben. Raadpleeg uw systeembeheerder alvorens een IP-adres in te stellen.
Subnetmasker
Hier kunt u het adres van het subnetmasker instellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Gebruik 0, 128, 192, 224, 240, 248, 252, 254, of 255 voor aaa, bbb, ccc, en
ddd.
Gateway-adres
Gebruik deze optie om het gateway-adres in te stellen.
[aaa.bbb.ccc.ddd]
Stel aaa, bbb, ccc en ddd in op een waarde tussen 0 en 255.
Het volgende is niet toegestaan:
224.xxx.xxx.xxx of 255.xxx.xxx.xxx
127.xxx.xxx.xxx
IPX-frametype
Als u de printer in een IPX/SPX(NetWare)-omgeving gebruikt, dient u een
frametype in te stellen.
Autom. (standaard)
Het frametype wordt automatisch ingesteld.
802.3
Stel dit in als u het frametype IEEE 802.3 wilt gebruiken.
802.2
Stel dit in als u de frametypen 802.3/802.2 wilt gebruiken.
SNAP
Stel dit in als u de frametypen IEEE 802.3/802.2/SNAP wilt gebruiken.
Ethernet-II
Stel dit in als u het frametype Ethernet-II wilt gebruiken.
5-16
Protocol
Selecteer voor elke optie ‘Ingeschakeld’ of ‘Uitgeschakeld’ om deze te activeren of
te deactiveren.
LPD (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u LDP in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken
met LPD (LPR), of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet
wilt gebruiken.
Port 9100 (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u Port 9100 in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt
afdrukken met 9100 (Raw Data Socket), of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’
als u deze functie niet wilt gebruiken.
IPP (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van TCP/IP stelt u IPP in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken
met IPP (Internet Printing Protocol), of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u
deze functie niet wilt gebruiken. Beschikbaar met Windows 2000/XP en
Windows Me.
NetBIOS TCP/IP (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van NetBIOS (Windows-netwerk) met TCP/IP als transportprotocol,
stelt u NetBIOS TCP/IP in op Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met
NetBIOS, of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt
gebruiken.
NetBEUI (standaard: Ingeschakeld)
Bij gebruik van NetBIOS (Windows-netwerk) met NetBEUI als transportprotocol,
stelt u NetBIOS NetBEUI in op ‘Ingeschakeld’ zodat u kunt afdrukken met
NetBIOS, of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt
gebruiken.
NetWare (standaard: Ingeschakeld)
Stel NetWare in op ‘Ingeschakeld’ als u wilt afdrukken in een NetWare-systeem,
of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt gebruiken.
AppleTalk (standaard: Ingeschakeld)
Stel AppleTalk in op Ingeschakeld’ als u wilt afdrukken in een AppleTalk-
systeem, of stel deze optie in op ‘Uitgeschakeld’ als u deze functie niet wilt
gebruiken.
5-17
IP-filter
Met deze optie kunt u de ontvangst van gegevens die van bepaalde locaties
afkomstig zijn, blokkeren.
Als u een bepaald IP-adres wilt blokkeren, geeft u het IP-adres in ‘Adres filter X’ (X
is een nummer tussen 1 en 5) en het subnetmasker in Masker filter X’ op als
nummers tussen 0 en 255. Selecteer voor dit adres bij ‘Modus filter X’ de optie ‘UIT’
(standaard), ‘Verwerpen’ of ‘Accepteren’.
U kunt maximaal 5 adressen filteren. Filter 1 heeft voorrang op alle andere filters.
Bij het opstellen van filters voor adressen dient u de adressen derhalve in
oplopende volgorde in te stellen, van filter 1 t/m filter 5.
Zie ook
Instellingen voor IP-filters kunnen tevens worden geselecteerd door via een
webbrowser verbinding te maken met de printer, of via de software BRAdmin
Professional. Voor gedetailleerde voorbeelden over deze instellingen, verwijzen
wij u naar de netwerkhandleiding op de cd-rom.
Raadpleeg 8.5 “De printerstatus via uw computer bevestigen” voor nadere
informatie over het via het web beheren van deze printer.
Init NVM
Hiermee wordt het niet-vluchtige geheugen van de netwerkkaart (oftewel de
afdrukserver) teruggesteld.
Opgelet
4Deze instelling kan niet worden gewijzigd als er gegevens worden verwerkt.
JA
Stelt het niet-vluchtige geheugen van de kaart terug. Als het niet-vluchtige
geheugen wordt teruggesteld, worden de opties in het menu ‘5.Netwerk’
teruggesteld op hun standaardwaarden.
Opgelet
5U dient de printer uit en weer aan te zetten om deze standaardwaarden te
activeren. Als u bepaalde zaken geconfigureerd hebt, dient u de printer altijd uit en
weer aan te zetten.
NEE
Het niet-vluchtige geheugen wordt niet teruggesteld en er wordt weer
overgeschakeld naar het menu.
5-18
5
5
.
.
3
3
.
.
6
6
U
U
S
S
B
B
Adobe-protocol
Voor het instellen van het Adobe-protocol hebt u de keuze uit:
TBCP (standaard)
RAW
Standard
BCP
Opgelet
6<Alleen bij gebruik van Mac OS 8.6 t/m 9.2>
7Als u deze printer met een USB-interfacekabel gebruikt, dient u de instelling voor
het Adobe-protocol te wijzigen in RAW. Raadpleeg het onderdeel USB in de
installatiehandleiding voor de Macintosh-driver voor nadere informatie over het
wijzigen van de instellingen voor het Adobe-protocol.
6-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
6
6
P
P
R
R
O
O
B
B
L
L
E
E
M
M
E
E
N
N
O
O
P
P
L
L
O
O
S
S
S
S
E
E
N
N
6
6
.
.
1
1
P
P
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
o
o
p
p
l
l
o
o
s
s
s
s
e
e
n
n
Leest u dit hoofdstuk door om te leren hoe u problemen met deze printer kunt
verhelpen.
<Als het ernaar uitziet dat u het probleem niet kunt verhelpen>
Zet de printer uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem contact op met uw
wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
Dit apparaat mag op generlei wijze worden gewijzigd, daar dit brand of een elektrische
schok kan veroorzaken.
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact alvorens
onderhoudswerkzaamheden aan de printer uit te voeren. Als u nalaat de printer uit te
zetten en de stekker uit het stopcontact te halen, kan dit brand of een elektrische schok
veroorzaken.
6-2
6
6
.
.
2
2
P
P
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
m
m
e
e
t
t
d
d
e
e
v
v
o
o
e
e
d
d
i
i
n
n
g
g
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Staat de printer uit? Druk de kant van de schakelaar met
de markering [I] in om de printer aan
te zetten.
Raadpleeg 3.2.1 “De printer
aanzetten”.
Is het netsnoer losgekomen of
afgesloten?
Zet de printer uit en sluit het netsnoer
goed aan. Zet de printer weer aan.
Geen voeding
Is de printer op een geschikt
stopcontact aangesloten?
Sluit de printer aan op een
stopcontact dat beslist werkt. Sluit
geen andere apparatuur op dit
stopcontact aan. Sluit de printer niet
aan op een extra voedingsuitgang
aan de achterkant van een computer.
Is het netsnoer losgekomen of
afgesloten?
Zet de printer uit en sluit het netsnoer
goed aan. Zet de printer weer aan.
De printer wordt
regelmatig uitgeschakeld
De printer is defect. Zet de printer onmiddellijk uit, haal de
stekker uit het stopcontact en neem
contact op met uw wederverkoper of
met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
6-3
6
6
.
.
3
3
P
P
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
m
m
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
6
6
.
.
3
3
.
.
1
1
L
L
a
a
m
m
p
p
j
j
e
e
s
s
b
b
r
r
a
a
n
n
d
d
e
e
n
n
,
,
k
k
n
n
i
i
p
p
p
p
e
e
r
r
e
e
n
n
o
o
f
f
z
z
i
i
j
j
n
n
u
u
i
i
t
t
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Als het Alarm-lampje
brandt
Staat er een foutmelding op het LCD-
scherm?
Lees de melding en volg de
instructies om het probleem te
verhelpen.
Raadpleeg 6.7 “Wat te doen als er
een foutmelding wordt
weergegeven”.
Het Alarm-lampje
knippert
Er is een probleem opgetreden dat
niet door de gebruiker kan worden
verholpen.
Noteer de foutcode die op het LCD-
scherm wordt weergegeven, zet de
printer onmiddellijk uit, haal de
stekker uit het stopcontact en neem
contact op met uw wederverkoper of
met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
Het Ready-lampje is uit Wordt op het LCD-scherm het
menuscherm weergegeven?
Druk op het bedieningspaneel op de
toets Menu om terug te keren naar
het afdrukscherm.
Raadpleeg 5.1.3 “Toetsen”.
Is de parallelle, USB- of Ethernet-
interfacekabel losgekomen of
afgesloten?
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit hem zo nodig
opnieuw aan.
Is de netwerkuitbreidingskaart
losgekomen?
Zet de printer uit en installeer de
netwerkuitbreidingskaart opnieuw in
de printer.
Het Ready-lampje brandt
niet en knippert niet als er
een printopdracht is
verzonden
Voldoet de parallelle, USB- of
Ethernet-interfacekabel aan de
vereiste printerspecificaties?
Gebruik alleen de aanbevolen
parallelle of USB-interfacekabels met
deze printer.
10Base-T en 100Base-TX Ethernet-
interfacekabels zijn compatibel met
deze printer. Gebruik twisted pair
kabels die geschikt zijn voor
netwerkaansluitingen. Een Categorie
5 100Base-TX is vereist.
6-4
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Is de computer goed geconfigureerd? Controleer de volgende instellingen
op uw computer en configureer
onjuiste instellingen opnieuw.
Controleer dat de juiste printer
driver voor uw besturingssysteem
is geïnstalleerd.
Controleer dat de poort in de
printer driver goed is ingesteld.
Klopt het IP-adres van de printer? (Bij
gebruik van TCP/IP.)
Vraag uw systeembeheerder om een
geldig IP-adres. Controleer het IP-
adres aan de hand van de lijst met de
printerconfiguratie.
Is de printer geconfigureerd voor
gebruik over een netwerk? (Bij
gebruik van een netwerk.)
Druk de lijst met de
printerconfiguratie af om de
netwerkinstellingen te controleren.
Corrigeer onjuiste instellingen.
Raadpleeg de netwerkhandleiding.
Er is een probleem op het netwerk.
(Bij gebruik van een netwerk.)
Controleer dat de printer aanstaat en
voer op de computer de printopdracht
nogmaals uit.
Is het probleem nu niet verholpen,
neem dan contact op met uw
systeembeheerder.
(Vervolg van vorige
pagina)
Het Ready-lampje brandt
niet en knippert niet als er
een printopdracht is
verzonden
Staat de printer uit? Druk de kant van de schakelaar met
de markering [I] in om de printer aan
te zetten.
Raadpleeg 3.2.1 “De printer
aanzetten”.
Het Ready-lampje brandt
of knippert, maar de
afdrukken worden niet uit
de printer uitgevoerd.
Misschien zitten er nog gegevens in
de printer.
Annuleer de afdruktaak of forceer de
printer om de resterende gegevens af
te drukken.
Raadpleeg de netwerkhandleiding.
6-5
6
6
.
.
3
3
.
.
2
2
K
K
a
a
n
n
n
n
i
i
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
i
i
n
n
W
W
i
i
n
n
d
d
o
o
w
w
s
s
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Wordt in het printervenster de
melding “Afdrukken onderbreken”
weergegeven?
Als het afdrukken vanwege een fout
wordt onderbroken, schakelt de
printer over naar de status
“Afdrukken onderbreken”. Volg
onderstaande procedure om deze
status op te heffen.
1. Zet de muisaanwijzer in het
Startmenu op Instellingen en klik
op Printers.
2. Dubbelklik op de printer in
kwestie.
3. Klik in het printervenster op het
printermenu.
4. Als in het printermenu “Afdrukken
onderbreken” wordt weergegeven,
klikt u daarop om deze status op
te heffen.
Staat de printer uit? Druk de kant van de schakelaar met
de markering [I] in om de printer aan
te zetten.
Raadpleeg 3.2.1 “De printer
aanzetten”.
De printer drukt niet af
Is de parallelle, USB- of Ethernet-
interfacekabel losgekomen of
afgesloten?
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit hem zo nodig
opnieuw aan.
Is het IP-adres van de printer juist
ingesteld? (Bij gebruik van TCP/IP.)
Het IP-adres is misschien veranderd.
Raadpleeg uw systeembeheerder en
stel het juiste IP-adres in.
Controleer het huidige IP-adres aan
de hand van de lijst met de
printerconfiguratie.
Kan niet afdrukken met
TCP/IP
Is er een ontvangstfilter geactiveerd? Vraag uw systeembeheerder of er
misschien een ontvangstfilter is
geactiveerd.
Op het computerscherm
wordt een foutmelding
weergegeven
Er is een printerfout opgetreden. Lees de melding en volg de
instructies om het probleem te
verhelpen.
6-6
6
6
.
.
3
3
.
.
3
3
K
K
a
a
n
n
n
n
i
i
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
v
v
a
a
n
n
a
a
f
f
e
e
e
e
n
n
M
M
a
a
c
c
i
i
n
n
t
t
o
o
s
s
h
h
-
-
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Staat de printer uit? Druk de kant van de schakelaar met
de markering [I] in om de printer aan
te zetten.
Raadpleeg 3.2.1 “De printer
aanzetten”.
Is de USB- of Ethernet-interfacekabel
losgekomen of afgesloten?
Zet de printer uit en controleer de
interfacekabel. Sluit hem zo nodig
opnieuw aan.
Is de netwerkuitbreidingskaart
losgekomen of afgesloten?
Zet de printer uit en installeer de
netwerkuitbreidingskaart opnieuw in
de printer.
De printer staat niet in het
kiezervenster
Zijn de zone- en printernamen juist? De zone- en printernamen kloppen
misschien niet. Vraag uw
systeembeheerder om de juiste
instellingen.
Controleer de huidige
printerinstellingen aan de hand van
de lijst met de printerconfiguratie.
Raadpleeg 8.4.1 “Printerconfiguratie
en netwerkinstellingen bevestigen.
Gebruikt u het juiste Mac-
besturingssysteem?
Druk af via een computer met een
besturingssysteem dat compatibel is
met deze printer. Deze printer
ondersteunt Mac OS 8.1 t/m Mac OS
X.
Op het computerscherm
wordt een foutmelding
weergegeven
De printer is defect. Lees de melding en volg de
instructies om het probleem te
verhelpen.
6-7
6
6
.
.
4
4
P
P
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
m
m
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
w
w
a
a
l
l
i
i
t
t
e
e
i
i
t
t
6
6
.
.
4
4
.
.
1
1
E
E
r
r
w
w
o
o
r
r
d
d
e
e
n
n
b
b
l
l
a
a
n
n
c
c
o
o
o
o
f
f
h
h
e
e
l
l
e
e
m
m
a
a
a
a
l
l
z
z
w
w
a
a
r
r
t
t
e
e
p
p
a
a
g
g
i
i
n
n
a
a
s
s
u
u
i
i
t
t
g
g
e
e
v
v
o
o
e
e
r
r
d
d
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Misschien worden er twee of
meerdere vellen tegelijk ingevoerd.
Neem de stapel papier uit de lade,
blader hem door en leg hem terug.
De printkopcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Er wordt niets afgedrukt
De voedingseenheid is defect. Neem contact op met uw
wederverkoper of met een door
Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
De printkopcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
De uitgevoerde vellen zijn
helemaal zwart
De voedingseenheid is defect. Neem contact op met uw
wederverkoper of met een door
Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
6-8
6
6
.
.
4
4
.
.
2
2
V
V
a
a
g
g
e
e
o
o
f
f
b
b
e
e
v
v
l
l
e
e
k
k
t
t
e
e
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
,
,
w
w
i
i
t
t
t
t
e
e
(
(
o
o
n
n
t
t
b
b
r
r
e
e
k
k
e
e
n
n
d
d
e
e
)
)
d
d
e
e
l
l
e
e
n
n
,
,
k
k
r
r
e
e
u
u
k
k
e
e
l
l
s
s
,
,
o
o
n
n
d
d
u
u
i
i
d
d
e
e
l
l
i
i
j
j
k
k
e
e
d
d
e
e
l
l
e
e
n
n
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Is het papier vochtig? Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
De printkopcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Is de tonerbespaarstand geactiveerd
in de printer driver?
Deactiveer de tonerbespaarstand in
het tabblad “Afbeeldingen” (Windows)
of in het dialoogvenster Algemeen”
(Macintosh) van de printer driver.
Raadpleeg “Help”.
Vage afdrukken
De voedingseenheid is defect. Neem contact op met uw
wederverkoper of met een door
Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken? Gebruikt u voorbedrukt
of inkjet-papier?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Er staan vlekken op de
afdruk
De printkopcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Verticale zwarte strepen
De printkopcartridge of de
transferrolcartridge is oud of
beschadigd.
Controleer de printkopcartridge en de
transferrolcartridge en vervang deze
zo nodig.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
6-9
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Vuil in het papierpad. Druk een aantal blanco pagina’s af. Vlekken op regelmatige
afstand
De printkopcartridge of de
transferrolcartridge is oud of
beschadigd.
Controleer de printkopcartridge en de
transferrolcartridge en vervang deze
zo nodig.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
Is het papier vochtig? Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
De inkt vlekt als erover
wordt gewreven
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Haarfijne lijntjes rondom
zwarte halftonen
Het papier is te lang zonder
verpakking opgeslagen (vooral in een
droge omgeving).
Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Schaduw rondom vlakken
met diep zwarte tinten
De transferrolcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de transferrolcartridge.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
6-10
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Is het papier gevouwen of
verkreukeld?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Witte vlekken in vlakken
met diep zwarte tinten
De printkopcartridge is oud of
beschadigd.
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Onjuiste kleuren aan de
rand van de afdruk
Is de kleurregistratie juist afgesteld? Stel de kleurregistratie af.
Raadpleeg 1.1 “Kleurregistratie
afstellen”.
Is het papier vochtig? Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Ontbrekende delen
Is de transferrolcartridge goed in de
printer geïnstalleerd?
Controleer of de transferrolcartridge
goed is geïnstalleerd.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
Is de printkopcartridge goed in de
printer geïnstalleerd?
Controleer of de printkopcartridge
goed is geïnstalleerd.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Er ontbreken delen in de
lengte
De printkopcartridge of de
transferrolcartridge is oud of
beschadigd.
Controleer de printkopcartridge en de
transferrolcartridge en vervang deze
zo nodig.
Raadpleeg 8.2.2 “De
printkopcartridge vervangen”.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
6-11
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Is het papier vochtig? Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
gebruikt u kromgetrokken papier?
Gebruik het aanbevolen formaat en
type, en controleer de instellingen in
de printer driver.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Is de papierlade goed in de printer
geplaatst?
Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Is er papier of iets anders in de
printer vastgelopen?
Zet de printer uit en verwijder het
vastgelopen papier of voorwerp.
Als u het vastgelopen materiaal niet
kunt verwijderen, dient u contact op
te nemen met uw wederverkoper of
met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur. Probeert u niet
om de printer zelf uit elkaar te halen.
Verkreukeld papier
Is de transferrolcartridge goed in de
printer geïnstalleerd?
Controleer of de transferrolcartridge
goed is geïnstalleerd.
Raadpleeg 8.3.2 “De
transferrolcartridge vervangen”.
Zijn de papiergeleiders in de
papierlade goed afgesteld?
Zet de papiergeleiders aan de
zijkanten en de achterkant van de
papierlade in de juiste stand.
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de
papierlade plaatsen”.
Raadpleeg 4.2.2 “A5-papier in de
papierlade plaatsen/I.p.v. A5 een
ander papierformaat gebruiken.
Is de papiergeleider in de
multifunctionele lade in het gat met
de juiste markering gestoken?
Steek de papiergeleider in de
multifunctionele lade in het juiste gat.
Raadpleeg 4.2.3 “Papier in de
multifunctionele lade plaatsen”.
Scheve afdruk, afdruk op
verkeerde plaats
Hebt u de A5-adapter geïnstalleerd
toen u A5-papier in de papierlade
plaatste?
Controleer dat de A5-adapter goed is
geïnstalleerd, naast de achterste
geleider in de papierlade.
Raadpleeg 4.2.2 “A5-papier in de
papierlade plaatsen/I.p.v. A5 een
ander papierformaat gebruiken”.
6-12
6
6
.
.
4
4
.
.
3
3
A
A
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
l
l
a
a
t
t
e
e
n
n
t
t
e
e
w
w
e
e
n
n
s
s
e
e
n
n
o
o
v
v
e
e
r
r
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Gebruikt u geschikte transparanten? Gebruik transparanten die geschikt
zijn voor gebruik in deze printer.
Zijn de transparanten goed in de
multifunctionele lade geplaatst?
Zorg dat de transparanten goed in de
multifunctionele lade zijn geplaatst.
Raadpleeg 3.7.3 “Op transparanten
afdrukken”.
Transparanten zien er niet
goed uit
Is de printer driver ingesteld op het
afdrukken op transparanten?
Stel de printer driver in het tabblad
“Papier/Uitvoer” (Windows) of in het
dialoogvenster “Pagina-instelling”
(Macintosh) in op het afdrukken op
transparanten.
Raadpleeg 3.7.3 “Op transparanten
afdrukken”.
Gebruikt u geschikte enveloppen? Gebruik enveloppen die geschikt zijn
voor gebruik in deze printer.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Zijn de enveloppen goed in de
multifunctionele lade geplaatst?
Zorg dat de enveloppen goed in de
multifunctionele lade zijn geplaatst.
Raadpleeg 3.7.1 “Op enveloppen
afdrukken”
Enveloppen zien er niet
goed uit
Is de printer driver ingesteld op het
afdrukken op enveloppen?
Stel de printer driver in het tabblad
“Papier/Uitvoer” (Windows) of in het
dialoogvenster “Pagina-instelling”
(Macintosh) in op het afdrukken op
enveloppen.
Raadpleeg 3.7.1 “Op enveloppen
afdrukken”.
Afdrukken laten te
wensen over
Is de tonerbespaarstand of een lage
resolutie geactiveerd in de printer
driver?
Wijzig de instellingen van de printer
driver in het tabblad “Afbeeldingen”
(in Windows) of in het dialoogvenster
“Algemeen” (met Macintosh).
Raadpleeg “Help”.
6-13
6
6
.
.
5
5
P
P
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
m
m
e
e
t
t
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
i
i
n
n
v
v
o
o
e
e
r
r
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Is het papier goed geplaatst?
Als u speciaal papier gebruikt, is dit
goed in de multifunctionele lade
geplaatst?
Controleer dat het papier op juiste
wijze is geplaatst.
Als u op media zoals transparanten,
vellen met etiketten of enveloppen
afdrukt, moet u de stapel
doorbladeren om de vellen los te
schudden.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
Is het papier vochtig? Vervang het papier.
Raadpleeg 4.2 “Papier plaatsen”.
Gebruikt u geschikte media om op af
te drukken?
Gebruik het juiste type en formaat,
dat geschikt is voor gebruik in deze
printer.
Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten”.
Is de papierlade goed in de printer
geplaatst?
Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Is er papier vastgelopen in de
printer?
Verwijder het vastgelopen papier.
Controleer tevens de binnenkant van
de printer en verwijder plakband of
lijm uit het papierpad.
Raadpleeg hoofdstuk 7 “Vastgelopen
papier”.
Staat de printer waterpas? Zet de printer op een vlak en
horizontaal oppervlak.
Raadpleeg de
veiligheidsmaatregelen.
Is de printer driver ingesteld op de
juiste papierinvoermethode?
Controleer of de printer driver is
ingesteld op de juiste
papierinvoermethode. Als u de
module met 2 laden gebruikt, moet
de printer de module als lade 2 of 3
gebruiken.
Raadpleeg “Help”.
Zijn de papiergeleiders in de
papierlade goed afgesteld?
Zet de papiergeleiders aan de
zijkanten en de achterkant van de
papierlade in de juiste stand.
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de
papierlade plaatsen”.
Raadpleeg 4.2.2 “A5-papier in de
papierlade plaatsen/I.p.v. A5 een
ander papierformaat gebruiken.
Papier wordt niet
ingevoerd, papier loopt
vast, meerdere vellen
tegelijk ingevoerd, papier
wordt niet recht ingevoerd
Is de papiergeleider in de
multifunctionele lade in het gat met
de juiste markering gestoken?
Steek de papiergeleider in de
multifunctionele lade in het juiste gat.
Raadpleeg 4.2.3 “Papier in de
multifunctionele lade plaatsen”.
6-14
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
(Vervolg van de vorige
pagina)
Papier wordt niet
ingevoerd, papier loopt
vast, meerdere vellen
tegelijk ingevoerd, papier
wordt niet recht ingevoerd
Hebt u de A5-adapter geïnstalleerd
toen u A5-papier in de papierlade
plaatste?
Controleer dat de A5-adapter goed is
geïnstalleerd, naast de achterste
geleider in de papierlade.
Raadpleeg 4.2.2 “A5-papier in de
papierlade plaatsen/I.p.v. A5 een
ander papierformaat gebruiken”.
6-15
6
6
.
.
6
6
A
A
n
n
d
d
e
e
r
r
e
e
p
p
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
6
6
.
.
6
6
.
.
1
1
N
N
e
e
t
t
w
w
e
e
r
r
k
k
p
p
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Het IP-adres verandert
als de printer wordt
aangezet
Is de printer ingesteld op het bij een
DHCP-server opvragen van het IP-
adres?
Stel de methode voor het opvragen
van een IP-adres in op ‘Paneel’.
Raadpleeg 1.2.1 “Een IP-adres
instellen”.
Staat de printer uit? Druk de kant van de schakelaar met
de markering [I] in om de printer aan
te zetten.
Raadpleeg 3.2.1 “De printer
aanzetten”.
Is de Ethernet-kabel losgekomen of
afgesloten?
Zet de printer uit en controleer de
Ethernet-kabel. Sluit hem zo nodig
opnieuw aan.
Is het internetadres van de printer
correct?
Controleer of het internetadres van
de printer correct is. Als het probleem
aanhoudt, kunt u een IP-adres
gebruiken om verbinding met de
printer te maken.
Is het IP-adres van de printer
correct?
Het IP-adres is misschien verkeerd
ingesteld. Vraag uw
systeembeheerder om de juiste
instellingen.
Controleer het huidige IP-adres aan
de hand van de lijst met de
printerconfiguratie.
Gebruikt u een proxy server? Sommige proxy servers blokkeren
toegang tot de printer.
Configureer uw webbrowser zodat
deze geen proxy server gebruikt, of
stel het adres waarmee u verbinding
wilt maken zo in, dat dit niet via de
proxy server gebeurt.
Kan de printer niet via
een webbrowser beheren
Is het poortnummer correct? Het standaard poortnummer is “80”.
Geef het juiste poortnummer op.
6-16
6
6
.
.
6
6
.
.
2
2
A
A
n
n
d
d
e
e
r
r
e
e
p
p
r
r
o
o
b
b
l
l
e
e
m
m
e
e
n
n
Probleem Mogelijke oorzaak Wat te doen
Kan niet in kleur
afdrukken
Is de printer driver ingesteld op
afdrukken in zwart-wit?
Wijzig de instellingen van de printer
driver in het tabblad “Papier/Uitvoer”
of “Afbeeldingen” (Windows), of in het
dialoogvenster “Algemeen”
(Macintosh).
Raadpleeg “Help”.
Papier wordt niet uit de
opgegeven lade
ingevoerd
Krijgen de instellingen in uw
toepassing voorrang op de
instellingen van de printer driver?
Specificeer in uw toepassing
dezelfde papierlade als in de printer
driver.
Is de kleurenmodus in de printer
driver ingesteld op kleur terwijl u in
monochrome afdrukt?
Wijzig de instellingen van de printer
driver in het tabblad “Papier/Uitvoer”
of “Afbeeldingen” (Windows), of in het
dialoogvenster “Algemeen”
(Macintosh).
Raadpleeg “Help”.
Het afdrukken verloopt
traag
Is de time-out voor de
energiebesparende stand te kort?
Als de printer in de
energiebesparende stand staat, duurt
het langer voordat de printer begint af
te drukken. Stel op het
bedieningspaneel een langere time-
out in voor de energiebesparende
stand.
Raadpleeg 5.3 “Lijst van
menuopties”.
Staat de printer waterpas? Zet de printer op een vlak en
horizontaal oppervlak.
Raadpleeg de
veiligheidsmaatregelen.
Is de papierlade goed in de printer
geplaatst?
Duw de papierlade helemaal in de
printer.
De printer maakt
abnormaal lawaai
Is er papier of iets anders in de
printer vastgelopen?
Zet de printer uit en verwijder het
vastgelopen papier of voorwerp. Als u
het vastgelopen materiaal niet kunt
verwijderen, dient u contact op te
nemen met uw wederverkoper of met
een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur. Probeert u niet
om de printer zelf uit elkaar te halen.
Er is condensatie in de
printer
- Stel de time-out voor de
energiebesparende stand via het
bedieningspaneel in op een uur of
langer en laat de printer aanstaan.
Als u de printer een uur aan laat
staan, is de condensatie verdwenen
en kunt u hem weer normaal
gebruiken.
Raadpleeg 5.3 “Lijst van
menuopties”.
6-17
6
6
.
.
7
7
W
W
a
a
t
t
t
t
e
e
d
d
o
o
e
e
n
n
a
a
l
l
s
s
e
e
r
r
e
e
e
e
n
n
f
f
o
o
u
u
t
t
m
m
e
e
l
l
d
d
i
i
n
n
g
g
w
w
o
o
r
r
d
d
t
t
w
w
e
e
e
e
r
r
g
g
e
e
g
g
e
e
v
v
e
e
n
n
Hier worden de foutmeldingen en hun betekenis behandeld, en wordt uitgelegd wat
u moet doen als er een foutmelding wordt weergegeven.
Als er een foutmelding wordt weergegeven, zoekt u de melding in onderstaande
tabel op en volgt u de procedure die daar wordt beschreven.
Opmerking
Als de melding te lang is en niet op het LCD-scherm past, wisselt het scherm elke 3
seconden en wordt de melding in delen weergegeven.
Melding Betekenis en wat te doen
xxx-xxx Stroom
uitzetten
De printer functioneert niet goed.
Wat te doen:
Zet de printer uit en weer aan. Als deze melding hierna weer
wordt weergegeven, dient u de foutcode te noteren, de printer uit
te zetten en contact op te nemen met uw wederverkoper of met
een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
xxx-xxx” duidt de cijfers van de foutcode aan.
6-18
Melding Betekenis en wat te doen
Gele(Y) toner
vervangen
De gele tonercartridge is leeg.
Wat te doen:
Vervang de gele tonercartridge.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Gele(Y) toner
opnieuw plaatsen
Er is geen gele tonercartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Installeer de gele tonercartridge door de hendels aan
weerskanten van de tonercartridge met uw vingers vast te
houden en ze goed naar beneden te duwen, zodat de hendels
naar voren draaien.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
CTD-sensor
onderhouden
U dient de dichtheidssensor te controleren.
Wat te doen:
Verwijder de transferrolcartridge en controleer of de
dichtheidssensor vuil is.
Raadpleeg 6.10 “De dichtheidssensor reinigen”.
CTD-sensor
reinigen
De dichtheidssensor is vuil.
Wat te doen:
Verwijder de transferrolcartridge en reinig de dichtheidssensor.
Raadpleeg 6.10 “De dichtheidssensor reinigen”.
Vast: regi
Open A-klep
Er is papier vastgelopen in de printer.
Wat te doen:
Druk op knop A, maak de voorklep open en verwijder het
vastgelopen papier.
Controleer tevens dat er geen papier in de papierladen is
vastgelopen.
Raadpleeg hoofdstuk 7 “Vastgelopen papier”.
Vast: fuser
Open A/B-klep
Er is papier vastgelopen in de printer.
Wat te doen:
Druk op knop A of B, maak de voorklep open en verwijder het
vastgelopen papier. Controleer tevens dat er geen papier in de
papierladen is vastgelopen.
Raadpleeg 7.4 “Papier vastgelopen tussen de printkopcartridge
en de fusercartridge”.
Vast: duplex
Open B-klep
Er is papier vastgelopen in de papieromdraaier die bij het
tweezijdig afdrukken wordt gebruikt.
Wat te doen:
Druk op knop B, maak de voorklep open en verwijder het
vastgelopen papier.
Raadpleeg 7.5 Papier vastgelopen in de papieromdraaier”.
Vast: invoer
Controleer lade
Er is papier vastgelopen in de multifunctionele lade, de
papierlade, of de los verkrijgbare module met 2 laden (indien
geïnstalleerd).
Wat te doen:
Trek de lade uit en verwijder het vastgelopen papier.
Raadpleeg 7.2 Papier vastgelopen in de multifunctionele lade”.
Raadpleeg 7.3 Papier vastgelopen in de papierlade”.
Raadpleeg 7.6 Papier vastgelopen in de module met 2 laden”.
Printkopcartr.
ID-fout
De printkopcartridge is defect.
Wat te doen:
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De printkopcartridge vervangen”.
6-19
Melding Betekenis en wat te doen
Cyaan(C) toner
vervangen
De cyaan tonercartridge is leeg.
Wat te doen:
Vervang de cyaan tonercartridge.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Cyaan(C) toner
opnieuw plaatsen
Er is geen cyaan tonercartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Installeer de cyaan tonercartridge door de hendels aan
weerskanten van de tonercartridge met uw vingers vast te
houden en ze goed naar beneden te duwen, zodat de hendels
naar voren draaien.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Sys.data gewist
Druk op Set
Alle systeeminstellingen in het niet-vluchtige geheugen zijn
gewist.
Wat te doen:
Volg onderstaande procedure voor het terugstellen van het niet-
vluchtige geheugen.
1 Druk op de toets <Form Feed/Set>.
De printerinstellingen kunnen worden gewist als u het niet-
vluchtige geheugen terugstelt. Druk de lijst met de
printerconfiguratie en de paneelinstellingen af om de instellingen
te bevestigen.
Raadpleeg 8.4.1 “Printerconfiguratie en netwerkinstellingen
bevestigen.
Raadpleeg 5.3 “Lijst van menuopties”.
Geen papier in
alle laden
Alle papierladen zijn leeg.
Wat te doen:
Plaats papier in de papierladen.
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de papierlade plaatsen”.
Alle laden
dichtduwen
Een van de laden is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Duw alle papierladen helemaal in de printer.
Schijf vol
Druk op Set
De harde schijf raakte tijdens het elektronisch sorteren vol en
het schrijven van de gegevens is onderbroken.
Wat te doen:
Druk op de toets <Form Feed/Set>.
Hiermee wordt de taak uit het printergeheugen gewist. Druk als
volgt af:
Druk minder pagina’s tegelijk af.
Deactiveer de instelling van de harde schijf in de printer
driver.
Raadpleeg 3.6 “De configuratie voor toebehoren wijzigen.
6-20
Melding Betekenis en wat te doen
Kijk papier na
in MF lade
Het papier is niet goed in de multifunctionele lade geplaatst of
komt niet overeen met hetgeen op de computer is
gespecificeerd.
Wat te doen:
Zorg dat het papier goed in de multifunctionele lade is geplaatst.
Als de instellingen op de computer incorrect zijn, moet u het
afdrukken annuleren.
Controleer de volgende instellingen op uw computer, configureer
onjuiste instellingen opnieuw en probeer opnieuw af te drukken.
Is de juiste papierlade gespecificeerd?
Is het juiste papierformaat gespecificeerd?
Raadpleeg 4.2.3 “Papier in de multifunctionele lade plaatsen”.
Raadpleeg 3.5.2 Het afdrukken via het bedieningspaneel
annuleren.
Transferrol
vervangen
De transferrolcartridge moet worden vervangen.
Wat te doen:
Vervang de transferrolcartridge.
Raadpleeg 8.3.2 “De transferrolcartridge vervangen”.
Transferrol
opnieuw plaatsen
Er is geen transferrolcartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Duw de transferrolcartridge helemaal in de printer.
Raadpleeg 8.3.2 “De transferrolcartridge vervangen”.
Printkopcartridge
Vervangen
De printkopcartridge moet worden vervangen.
Wat te doen:
Vervang de printkopcartridge.
Raadpleeg 8.2.2 “De printkopcartridge vervangen”.
Fusercartridge
Vervangen
De fusercartridge moet worden vervangen.
Wat te doen:
Bel uw wederverkoper of de klantendienst van Brother en bestel
een nieuwe fusercartridge.
Printkopcartr.
opnieuw plaatsen
Er is geen printkopcartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Duw de printkopcartridge helemaal in de printer.
Raadpleeg 8.2.2 “De printkopcartridge vervangen”.
Geen papier in
lade1
Er zit geen papier in lade 1.
Wat te doen:
Plaats papier in papierlade 1.
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de papierlade plaatsen”.
Plaats xxxx
in N
Het papierformaat xxxx is niet goed in lade N geplaatst of komt
niet overeen met hetgeen op de computer is gespecificeerd.
Wat te doen:
Plaats papier xxxx in lade N. Als de instellingen op de computer
incorrect zijn, moet u het afdrukken annuleren.
Controleer de volgende instellingen op uw computer, configureer
onjuiste instellingen opnieuw en probeer opnieuw af te drukken.
Is de juiste papierlade gespecificeerd?
Is het juiste papierformaat gespecificeerd?
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de papierlade plaatsen”.
Raadpleeg 3.5.2 “Het afdrukken via het bedieningspaneel
annuleren”.
6-21
Kijk papier na
in N
Het papier is niet goed in lade N geplaatst of komt niet overeen
met hetgeen op de computer is gespecificeerd.
Wat te doen:
Trek lade N uit en controleer het papier. Als de instellingen op de
computer incorrect zijn, moet u het afdrukken annuleren.
Controleer de instellingen op uw computer, configureer onjuiste
instellingen opnieuw en probeer opnieuw af te drukken.
Raadpleeg 4.2.1 “Papier in de papierlade plaatsen”.
Raadpleeg 3.5.2 Het afdrukken via het bedieningspaneel
annuleren.
N” is een papierlade.
xxxx” verwijst naar het papierformaat en de afdrukstand.
Melding Betekenis en wat te doen
De lade
dichtduwen
Geen enkele lade is goed geïnstalleerd.
Wat te doen:
Duw alle papierladen helemaal in de printer.
Uitvoerlade
legen
De face-down uitvoerlade is vol.
Wat te doen:
Verwijder het papier uit de face-down uitvoerlade.
Zwarte(K) toner
vervangen
De zwarte tonercartridge is leeg.
Wat te doen:
Vervang de zwarte tonercartridge.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Zwarte(K) toner
opnieuw plaatsen
Er is geen zwarte tonercartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Wat te doen:
Installeer de zwarte tonercartridge door de hendels aan
weerskanten van de tonercartridge met uw vingers vast te
houden en ze goed naar beneden te duwen, zodat de hendels
naar voren draaien.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Fout in werking
Druk op Set
De opdracht van de computer kan niet worden afgedrukt.
Wat te doen:
Druk op de toets <Form Feed/Set> en annuleer de afdruktaak.
Controleer de instellingen in de printer driver en probeer
opnieuw af te drukken.
Actie geweigerd
tijdens printen
Tijdens het afdrukken is op het bedieningspaneel iets gedaan
dat niet is toegestaan.
Wacht totdat het afdrukken is voltooid.
ServMeldJ1 Dit is een waarschuwingsmelding. Neem contact op met uw
wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
Voorklep
sluiten
De voorklep is open.
Wat te doen:
Zorg dat de voorklep goed gesloten is.
Magenta(M) toner
vervangen
De magenta tonercartridge is leeg.
Wat te doen:
Vervang de magenta tonercartridge.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
6-22
Magenta(M) toner
opnieuw plaatsen
Er is geen magenta tonercartridge in de printer geplaatst, of de
cartridge is niet goed geplaatst.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”.
Geen geheugen
Druk op Set
Er is niet voldoende geheugen beschikbaar om de printer
normaal te laten functioneren.
Wat te doen:
Druk op de toets <Form Feed/Set> en annuleer de afdruktaak.
Installeer een geheugenuitbreidingskaart en probeer opnieuw af
te drukken.
Raadpleeg Appendix A “Toebehoren en verbruiksartikelen”.
Als u geen geheugenuitbreidingskaart kunt installeren, dan
configureert u de printer driver als volgt, waarna u opnieuw
probeert af te drukken.
Schakel tweezijdig afdrukken en meerdere pagina’s
afdrukken uit.
Stel in het tabblad “Afbeeldingen” (Windows) of in het
dialoogvenster “Algemeen (Macintosh) optie
‘Documenttypen’ in op ‘Normaal’. Houdt u er rekening mee
dat de beeldkwaliteit hiermee omlaag gaat.
Raadpleeg “Help”.
6-24
6
6
.
.
8
8
H
H
e
e
t
t
A
A
l
l
a
a
r
r
m
m
-
-
l
l
a
a
m
m
p
p
j
j
e
e
b
b
r
r
a
a
n
n
d
d
t
t
o
o
f
f
k
k
n
n
i
i
p
p
p
p
e
e
r
r
t
t
Het rode Alarm-lampje op het bedieningspaneel geeft aan dat er iets mis is met de
printer. Raadpleeg de volgende onderdelen.
Ready
Alarm
6
6
.
.
8
8
.
.
1
1
H
H
e
e
t
t
A
A
l
l
a
a
r
r
m
m
-
-
l
l
a
a
m
m
p
p
j
j
e
e
b
b
r
r
a
a
n
n
d
d
t
t
Als het Alarm-lampje brandt, duidt dit op een papierdoorvoerstoring of een ander
probleem dat u zelf kunt verhelpen. Verhelp het probleem aan de hand van de
instructies in de melding op het LCD-scherm.
Zie ook
Raadpleeg 6.7 Wat te doen als er een foutmelding wordt weergegeven voor
gedetailleerde informatie over de betekenis van de foutmeldingen en volg de
instructies om de fout te verhelpen.
6
6
.
.
8
8
.
.
2
2
H
H
e
e
t
t
A
A
l
l
a
a
r
r
m
m
-
-
l
l
a
a
m
m
p
p
j
j
e
e
k
k
n
n
i
i
p
p
p
p
e
e
r
r
t
t
Als het Alarm-lampje knippert, betekent dit dat u het probleem niet zelf kunt
verhelpen. Noteer de melding en de foutcode die op het LCD-scherm worden
weergegeven, zet de printer uit en neem contact op met uw wederverkoper of met
een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
6-25
6
6
.
.
9
9
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
f
f
o
o
r
r
c
c
e
e
r
r
e
e
n
n
d
d
e
e
r
r
e
e
s
s
t
t
e
e
r
r
e
e
n
n
d
d
e
e
g
g
e
e
g
g
e
e
v
v
e
e
n
n
s
s
a
a
f
f
t
t
e
e
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
(
(
a
a
l
l
s
s
h
h
e
e
t
t
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
i
i
s
s
o
o
n
n
d
d
e
e
r
r
b
b
r
r
o
o
k
k
e
e
n
n
)
)
Als het ontvangen van gegevens halverwege een afdruktaak wordt onderbroken,
zal de printer een bepaalde tijd wachten. Gedurende deze periode wordt op het
LCD-scherm de melding Data wachten weergegeven. U kunt de printer
desgewenst forceren de reeds ontvangen gegevens af te drukken. Raadpleeg de
volgende stappen voor informatie daarover.
Zie ook
De standaardinstelling voor de time-out is 30 seconden. U kunt de time-out voor
taken via het bedieningspaneel instellen tussen 5 en 300 seconden. Raadpleeg 5.3
Lijst van menuopties voor nadere informatie over de functie Time-out taak.
Volg onderstaande procedure. Gebruik de volgende toetsen op het
bedieningspaneel.
Zie ook
Raadpleeg 5.2 Algemene bewerkingen in het menu voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
(De printer verwerkt gegevens)
1. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>. De gegevens die nog in de printer
zitten, worden afgedrukt.
2. Hierna wordt weer overgeschakeld naar het afdrukscherm.
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
6-26
6
6
.
.
1
1
0
0
D
D
e
e
d
d
i
i
c
c
h
h
t
t
h
h
e
e
i
i
d
d
s
s
s
s
e
e
n
n
s
s
o
o
r
r
r
r
e
e
i
i
n
n
i
i
g
g
e
e
n
n
Als de dichtheidssensor van de printer vuil is, volgt u onderstaande procedure om
hem te reinigen.
1. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [O] in om de printer uit de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer.
2. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
3. Pak de oranje lipjes aan weerskanten
van de transferrol vast en til hem
voorzichtig uit de printer.
Opgelet
0Zorg dat er geen toner wordt geknoeid,
til de rol voorzichtig op.
6-27
4. Veeg de dichtheidssensor voorzichtig
met een schone droge doek of een
wattenstaafje schoon.
Opgelet
1Zorg dat er niets in aanraking komt met
het venster van de dichtheidssensor.
Gebruik geen kracht tijdens het reinigen
van dit venster.
5. Zet de transferrolcartridge weer op zijn
plaats. Pak de oranje U-vormige lipjes
zoals aangegeven vast.
6. Steek de pennen aan weerskanten van
de transferrolcartridge in de lagers in
de printer.
7. Zet de transferrolcartridge in de printer
vast door voorzichtig op de lipjes te
duwen totdat u een klik hoort.
6-28
8. Sluit de voorklep.
9. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [I] in om de printer aan de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer.
7-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
7
7
V
V
A
A
S
S
T
T
G
G
E
E
L
L
O
O
P
P
E
E
N
N
P
P
A
A
P
P
I
I
E
E
R
R
7
7
.
.
1
1
V
V
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
e
e
r
r
w
w
i
i
j
j
d
d
e
e
r
r
e
e
n
n
Als papier vastloopt, wordt het afdrukken onderbroken en wordt op het LCD-scherm
gemeld waar het papier is vastgelopen.
Lees de melding, raadpleeg het betreffende onderdeel in dit hoofdstuk en volg de
daar beschreven procedure om het vastgelopen papier te verwijderen.
Opgelet
0Als u probeert af te drukken terwijl er vastgelopen papier in de printer zit, kan dit de
printer beschadigen. Vastgelopen papier dient onmiddellijk verwijderd te worden.
Opmerking
Als er papier vastloopt, geeft de indicator “Klep open” op de printer aan waar het
is vastgelopen. Druk op knop A of B, maak de voorklep open en verwijder het
vastgelopen papier.
De afbeelding hierboven toont de printer met de los verkrijgbare module met 2
laden geïnstalleerd.
Raadpleeg 7.3 “Papier
vastgelopen in de papierlade”
Raadpleeg 7.4 “Papier
vastgelopen tussen de
printkopcartridge en de
fusercartridge”.
Vast: duplex
Open B-klep
Raadpleeg 7.5 “Papier
vastgelopen in de
papieromdraaier”
Vast: regi.
Open A-Cover
Vast: fuser
Open A/B-klep
Vast: invoer
Controleer lade
Vast: invoer
Controleer lade
Raadpleeg 7.2 “Papier
vastgelopen in de
multifunctionele lade
7-2
Zorg er bij het verwijderen van vastgelopen papier voor, dat er geen stukjes papier in
de printer achterblijven, daar dit brand kan veroorzaken. Als het papier rond de fuser of
de rol vastzit, of als u het vastgelopen papier niet kunt zien, mag u niet proberen om
het papier zelf te verwijderen, daar dit persoonlijk letsel of brand kan veroorzaken. Zet
de printer onmiddellijk uit en neem contact op met uw wederverkoper of met een door
Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
Nooit onderdelen aanraken die zijn voorzien van een etiket dat voor hoge temperaturen
waarschuwt (op of nabij de fuser). Als u deze delen aanraakt, kunt u zich verbranden.
Opgelet
Als papier is vastgelopen en er rook uit de printer komt, mag u geen van de
kleppen openmaken. Zet de printer uit, haal de stekker uit het stopcontact en
neem contact op met uw wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd
onderhoudsmonteur.
Verwijder het vastgelopen papier langzaam en voorzichtig, zodat het niet
scheurt.
Opmerking
Papier kan vastlopen als de printer niet juist geïnstalleerd is, of als u ongeschikt
papier of papier van inferieure kwaliteit gebruikt. Raadpleeg 4.1 “Geschikte en
ongeschikte papiersoorten” voor nadere informatie over de papiersoorten die voor
het afdrukken gebruikt kunnen worden.
7-3
7
7
.
.
2
2
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
i
i
n
n
d
d
e
e
m
m
u
u
l
l
t
t
i
i
f
f
u
u
n
n
c
c
t
t
i
i
o
o
n
n
e
e
l
l
e
e
l
l
a
a
d
d
e
e
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van het vastgelopen papier.
1. Trek het vastgelopen papier uit de
multifunctionele lade.
2. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open. Controleer
dat er geen stukjes papier in de printer
zijn achtergebleven.
3. Sluit de voorklep.
7-4
7
7
.
.
3
3
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
i
i
n
n
d
d
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
l
l
a
a
d
d
e
e
Als de los verkrijgbare module met 2 laden niet is geïnstalleerd, volgt u
onderstaande procedure om het papier uit de papierlade te verwijderen.
Als de module met 2 laden wel is geïnstalleerd, moet u eerst de onderste lade en
daarna de laden erboven op volgorde controleren totdat u hebt bepaald waar het
papier is vastgelopen. Volg de procedure in 7.6 “Papier vastgelopen in de module
met 2 laden”.
1. Neem de papierlade voorzichtig
helemaal uit de printer.
2. Verwijder alle vastgelopen en/of
verkreukelde papier uit de lade.
3. Als er nog vastgelopen in de printer zit,
moet u dit er voorzichtig uit trekken,
zonder het te scheuren.
7-5
4. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open. Controleer
dat er geen stukjes papier in de printer
zijn achtergebleven.
5. Sluit de voorklep.
6. Houd de papierlade met beide handen
vast, zet hem op één lijn met de
opening in de printer en schuif hem er
voorzichtig in.
7. Duw de papierlade helemaal in de
printer.
Opgelet
1Gebruik geen kracht om de papierlade
in de printer te schuiven. Dit kan de
papierlade of het inwendige van de
printer namelijk beschadigen.
7-6
7
7
.
.
4
4
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
t
t
u
u
s
s
s
s
e
e
n
n
d
d
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
k
k
o
o
p
p
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
e
e
n
n
d
d
e
e
f
f
u
u
s
s
e
e
r
r
Hier wordt beschreven hoe u papier kunt verwijderen dat rond de printkopcartridge
en in de fuser is vastgelopen. Selecteer de juiste procedure, afhankelijk van de
plaats waar het papier is vastgelopen.
Papier is vastgelopen rond de
printkopcartridge:
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van het vastgelopen papier.
1. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
2. Als het papier is vastgelopen rond
printkopcartridge (afbeelding A), gaat
u verder met deze procedure.
Als het papier is vastgelopen rond de
fusercartridge (afbeelding B), volgt u
de procedure voorPapier is
vastgelopen rond de fusercartridge” op
de volgende pagina.
1. Fusercartridge
2. Printkopcartridge
3. Papier
<Afbeelding A>
7-7
1. Fusercartridge
2. Papier
3. Printkopcartridge
<Afbeelding B>
3. Maak de hendels van de fuser los en
verwijder het vastgelopen papier.
Als het papier gescheurd is, moet u
ook de stukjes papier uit de printer
verwijderen.
4. Vergeet u niet om de hendels van de
fuser weer vast te zetten nadat het
vastgelopen papier verwijderd is.
5. Sluit de voorklep.
7-8
Papier is vastgelopen rond de fusercartridge:
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van het vastgelopen papier.
1. Druk knop B (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
2. Maak de hendels aan weerskanten
van de fuser los en verwijder het
vastgelopen papier.
Als het papier gescheurd is, moet u
ook de stukjes papier uit de printer
verwijderen.
Opgelet
2Tijdens het gebruik wordt de fuser
(verwarmingseenheid) erg heet. Om
brandwonden te voorkomen is het
zaak dat u dit onderdeel niet met uw
blote handen aanraakt.
3. Vergeet u niet om de hendels aan
weerskanten van de fuser weer vast te
zetten nadat het vastgelopen papier
verwijderd is.
4. Sluit de voorklep.
7-9
Papier dat langer is dan 355,6 mm is
vastgelopen
Als papier dat langer is dan 355,6 mm in de printer vastloopt, moet het zo ver als
nodig worden afgeknipt waarna het resterende papier volgens de toepasselijke
procedure verwijderd kan worden. Forceer de voorklep niet als hij moeilijk te
openen is. Zet de printer onmiddellijk uit en neem contact op met uw
wederverkoper of met een door Brother goedgekeurd onderhoudsmonteur.
7-10
7
7
.
.
5
5
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
i
i
n
n
d
d
e
e
p
p
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
o
o
m
m
d
d
r
r
a
a
a
a
i
i
e
e
r
r
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van het vastgelopen papier.
1. Druk knop B (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
2. Verwijder het vastgelopen papier.
Als het papier gescheurd is, moet u
ook de stukjes papier uit de printer
verwijderen.
3. Sluit de voorklep.
7-11
7
7
.
.
6
6
P
P
a
a
p
p
i
i
e
e
r
r
v
v
a
a
s
s
t
t
g
g
e
e
l
l
o
o
p
p
e
e
n
n
i
i
n
n
d
d
e
e
m
m
o
o
d
d
u
u
l
l
e
e
m
m
e
e
t
t
2
2
l
l
a
a
d
d
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het verwijderen van het vastgelopen papier.
1. Begin met de onderste lade en trek
elke lade uit totdat u ziet waar het
papier is vastgelopen.
Opgelet
3Het papier in de module met 2 laden
wordt via de voorkant van de laden in
de printer gevoerd. Papier dat in de
onderste lade vastloopt, kan derhalve
de bovenste lade in de module of de
papierlade van de printer blokkeren,
zodat u deze laden niet kunt openen.
Controleer de laden op volgorde om te
zien waar het papier is vastgelopen, te
beginnen bij de onderste lade.
2. Verwijder alle vastgelopen en/of
verkreukelde papier uit de lade.
3. Als er vastgelopen in de printer zit,
moet u dit er voorzichtig uit trekken,
zonder het te scheuren.
7-12
4. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open. Controleer
dat er geen stukjes papier in de printer
zijn achtergebleven.
5. Sluit de voorklep.
6. Sluit alle papierladen.
8-1
H
H
O
O
O
O
F
F
D
D
S
S
T
T
U
U
K
K
8
8
R
R
O
O
U
U
T
T
I
I
N
N
E
E
O
O
N
N
D
D
E
E
R
R
H
H
O
O
U
U
D
D
E
E
N
N
V
V
E
E
R
R
B
B
R
R
U
U
I
I
K
K
S
S
A
A
R
R
T
T
I
I
K
K
E
E
L
L
E
E
N
N
V
V
E
E
R
R
V
V
A
A
N
N
G
G
E
E
N
N
8
8
.
.
1
1
D
D
e
e
t
t
o
o
n
n
e
e
r
r
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
s
s
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
Deze printer gebruikt vier tonercartridges: zwart, geel, magenta en cyaan. Als de
toner in de tonercartridge bijna op is, wordt op het bedieningspaneel de melding
“xxxx toner (x) vervangen” weergegeven (xxxx is de kleur toner). Vervang de
tonercartridge(s) meteen als deze melding wordt weergegeven. De printer stopt met
afdrukken als de tonercartridge niet op tijd wordt vervangen.
Zie ook
Tonercartridges zijn verbruiksartikelen. Raadpleeg A.1 “Toebehoren en
verbruiksartikelen” voor nadere informatie daarover.
Raadpleeg A.4 “Gebruiksduur van verbruiksartikelen” voor informatie over de
regelmaat waarmee deze moeten worden vervangen.
8
8
.
.
1
1
.
.
1
1
H
H
a
a
n
n
t
t
e
e
r
r
i
i
n
n
g
g
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
t
t
o
o
n
n
e
e
r
r
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
s
s
De oude tonercartridge nooit in vuur werpen. Hij kan dan namelijk ontploffen en
verwondingen veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij hantering
Nooit een stofzuiger gebruiken om toner op te zuigen. Er kan dan statische
elektriciteit ontstaan die de sensoren kan beschadigen.
Nadat de tonercartridges uit de printer zijn verwijderd, mogen ze niet opnieuw
worden gebruikt. Er kan dan namelijk losse toner in de printer worden geknoeid,
hetgeen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloedt.
Om te voorkomen dat restjes toner worden geknoeid, oude tonercartridges nooit
schudden en er niet ruw mee omgaan.
Als een tonercartridge van een koude naar een warme plaats wordt verplaatst,
dient u de tonercartridge 1 uur op temperatuur te laten komen, pas dan mag u
hem installeren. (Dit is niet nodig als er geen condensatie aanwezig is.)
Als er toner op uw handen of kleren komt, dient u ze onmiddellijk te wassen.
Gebruik alleen tonercartridges die door Brother worden aanbevolen. Het gebruik
van andere tonercartridges komt de afdrukkwaliteit niet ten goede en doet
afbreuk aan de prestaties van de printer.
8-2
Voorzorgsmaatregelen bij opslag
Tonercartridges uit de buurt van direct zonlicht en onder de volgende
omstandigheden opslaan:
Omgevingstemperatuur van 0 tot 35°C. Vochtigheid van 15 tot 80% relatieve
vochtigheid (zonder condensvorming). Hete en vochtige ruimten vermijden.
Opslag in de buurt van magnetische apparatuur zoals CRT-schermen, disk
drives en diskettes dient te worden vermeden.
Buiten het bereik van kinderen houden.
8
8
.
.
1
1
.
.
2
2
D
D
e
e
t
t
o
o
n
n
e
e
r
r
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
s
s
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het vervangen van tonercartridges.
1. Verwijder de bovenklep en leg hem op
een plat oppervlak.
8-3
2. Houd de hendels aan weerskanten van
de tonercartridge die u wilt vervangen
vast en til ze op.
3. Til de tonercartridge uit de printer.
Opmerking
Voorkom dat er toner op de grond
of op meubilair wordt geknoeid, zet
de tonercartridge op een vel papier.
Om te voorkomen dat restjes toner
worden geknoeid, oude
tonercartridges nooit schudden en
er niet ruw mee omgaan.
4. Kies de nieuwe tonercartridge en pak
hem uit.
5. Schud de tonercartridge zoals
aangegeven 7 à 8 keer heen en weer
om de toner gelijkmatig te verdelen.
8-4
6. Zet de tonercartridge op één lijn met
de sleuf waarin hij geplaatst moet
worden en plaats hem zoals
aangegeven in de printer.
1. Tonerzegel
7. Houd de hendels aan weerskanten van
de tonercartridge met uw vingers vast
en duw ze goed naar beneden zodat
de hendels naar de markering ( )
draaien.
8. Trek het tonerzegel recht omhoog en
verwijder het.
Opgelet
0Trek het tonerzegel recht omhoog. Als
u het zegel schuin uit de tonercartridge
trekt, kan het scheuren.
9. Zet de bovenklep weer op zijn plaats.
8-5
8
8
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
k
k
o
o
p
p
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
Deze printkopcartridge bestaat uit de lichtgevoelige printkop, de ontwikkelaar en de
transferrol.
Als de printkop aan vervanging toe is, wordt op het bedieningspaneel de melding
“Printkopcartr. vervangen” weergegeven.
Vervang de printkopcartridge meteen als deze melding wordt weergegeven.
Printkopcartr.
vervangen
Zie ook
De printkopcartridge is een verbruiksartikel. Raadpleeg A.1 “Toebehoren en
verbruiksartikelen” voor nadere informatie daarover.
Raadpleeg A.4 “Gebruiksduur van verbruiksartikelen” voor informatie over de
regelmaat waarmee deze moeten worden vervangen.
8
8
.
.
2
2
.
.
1
1
V
V
o
o
o
o
r
r
z
z
o
o
r
r
g
g
s
s
m
m
a
a
a
a
t
t
r
r
e
e
g
g
e
e
l
l
e
e
n
n
b
b
i
i
j
j
h
h
e
e
t
t
h
h
a
a
n
n
t
t
e
e
r
r
e
e
n
n
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
k
k
o
o
p
p
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
De oude printkopcartridge niet in vuur werpen. Hij kan dan namelijk ontploffen en
verwondingen veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij hantering
Zorg dat het lichtgevoelige oppervlak van de printkop (blauw gedeelte) en de
transferrol (zwart gedeelte) niet worden aangeraakt of bekrast. Krassen, vuil of
vet van uw handen op de printkop of de transferrol zal de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden.
Stel de printkopcartridge niet bloot aan direct zonlicht en voorkom dat de
printkopcartridge binnenshuis wordt blootgesteld aan TL-licht, daar dit kan
resulteren in incomplete of vuile afdrukken.
8-6
Werk bij het vervangen van de printkopcartridge op een bureau of op een ander
plat oppervlak; dit om te voorkomen dat de lichtgevoelige printkop en transferrol
bekrast worden.
Neem de printkopcartridge pas uit de printer wanneer hij vervangen moet
worden, vermijd het voortijdig verwijderen van deze cartridge. Als de
printkopcartridge verwijderd en weer geïnstalleerd wordt, kan er vuil aan de
cartridge blijven plakken, hetgeen de afdrukkwaliteit nadelig kan beïnvloeden.
Voorkom dat de printkopcartridge tijdens het verwijderen gekanteld of geschud
wordt, daar er anders toner in de printer geknoeid kan worden, hetgeen de
printer kan beschadigen.
Voor een optimale kwaliteit is het zaak dat de printkopcartridge tijdens het
hanteren waterpas wordt gehouden.
Gebruik alleen printkopcartridges die door Brother worden aanbevolen. Het
gebruik van andere printkopcartridges komt de afdrukkwaliteit niet ten goede en
doet afbreuk aan de prestaties van de printer.
Voorzorgsmaatregelen bij opslag
Pak de nieuwe printkopcartridge pas uit als u hem gaat installeren. Een
uitgepakte printkopcartridge dient in zijn aluminium zak te worden opgeslagen.
Printkopcartridges uit de buurt van direct zonlicht en onder de volgende
omstandigheden opslaan:
Omgevingstemperatuur van 0 tot 35°C. Vochtigheid van 15 tot 80% relatieve
vochtigheid (zonder condensvorming). Hete en vochtige ruimten vermijden.
Opslag in de buurt van magnetisch apparatuur zoals CRT-schermen, disk drives
en diskettes dient te worden vermeden.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Horizontaal en plat opslaan.
8
8
.
.
2
2
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
k
k
o
o
p
p
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het vervangen van de printkopcartridge.
8-7
1. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
2. Druk de knop zoals aangegeven in en
maak de klep van de papieruitvoer
open.
3. Houd de handgreep boven aan de
printkopcartridge vast en til hem
voorzichtig uit de printer.
Opgelet
1Voorkom dat u de printkopcartridge
laat vallen, houd hem aan de
handgreep vast.
4. Maak de bovenkant van de doos met
de nieuwe printkopcartridge open en
verwijder het bovenste gedeelte van
de aluminium zak.
Opmerking
Verwijder dit vel door van de twee
inkepingen naar binnen toe te werken.
8-8
5. Houd de handgreep boven aan de
printkopcartridge vast en til hem
voorzichtig op. Zet de cartridge op een
plat oppervlak.
Opgelet
2Til de printkopcartridge aan de
handgreep op. Zorg dat de cartridge
nergens tegenaan wordt gestoten als u
hem uit de doos haalt.
6. Verwijder de polystyreen verpakking
en maak de bovenkant van de
aluminium zak (links en rechts) open.
7. Neem de nieuwe printkopcartridge uit
zijn verpakking en trek hard aan elk
van de vier zegels om ze te
verwijderen. Trek de zegels recht uit de
cartridge.
Opmerking
Bewaart u de polystyreen verpakking
van de printkopcartridge, de aluminium
zak en de doos voor het geval u de
printer later over een grote afstand
moet vervoeren.
8. Verwijder de tape van de bovenkant
van de cartridge (1), pak de
transportbescherming aan
weerskanten beet en haal deze van de
printkopcartridge (2) af.
8-9
9. Pak de handgreep aan de bovenkant
van de printkopcartridge vast en keer
de platte kant naar de achterkant van
de printer.
1. Platte kant naar achteren gericht
10. Zorg dat het platte deel naar de
achterkant van de printer is gericht, zet
de oranje rollen aan weerskanten van
de printkopcartridge op één lijn met de
sleuven voor de pijltjes op de printer,
en laat de cartridge voorzichtig in de
printer zakken.
1. Beschermend vel
2. Oranje rollen
Opgelet
Als u de cartridge in de printer laat
zakken en rollen niet op één lijn
staan met de sleuven, kunt u de
cartridge beschadigen.
Zorg dat het oppervlak dat met het
beschermende vel is afgedekt,
niets aanraakt.
11. Trek het beschermende vel op de
cartridge recht omhoog en verwijder
het zoals hier aangegeven.
1. Raak de transferrol niet aan
Opgelet
3Raak de transferrol niet aan (zwart
gedeelte). Zorg dat het oppervlak van
de rol niet aangeraakt of bekrast wordt.
Krassen, vuil of vet van uw handen op
de rol zal de afdrukkwaliteit negatief
beïnvloeden.
8-10
12. Sluit de papieruitvoerklep.
13. Sluit de voorklep.
8-11
8
8
.
.
3
3
D
D
e
e
t
t
r
r
a
a
n
n
s
s
f
f
e
e
r
r
r
r
o
o
l
l
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
De transferrolcartridge bestaat uit een transferrol en een doos voor afgewerkte
toner. Als de transferrolcartridge aan vervanging toe is, wordt op het
bedieningspaneel de melding Transferrol vervangen’ weergegeven. Vervang de
transferrolcartridge meteen als deze melding wordt weergegeven. De printer stopt
met afdrukken als de cartridge niet op tijd wordt vervangen.
Transferrol
vervangen
Zie ook
De transferrolcartridge is een verbruiksartikel. Raadpleeg A.1 “Toebehoren en
verbruiksartikelen” voor nadere informatie daarover.
Raadpleeg A.4 “Gebruiksduur van verbruiksartikelen” voor informatie over de
regelmaat waarmee deze moeten worden vervangen.
8-12
8
8
.
.
3
3
.
.
1
1
V
V
o
o
o
o
r
r
z
z
o
o
r
r
g
g
s
s
m
m
a
a
a
a
t
t
r
r
e
e
g
g
e
e
l
l
e
e
n
n
b
b
i
i
j
j
h
h
e
e
t
t
h
h
a
a
n
n
t
t
e
e
r
r
e
e
n
n
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
t
t
r
r
a
a
n
n
s
s
f
f
e
e
r
r
r
r
o
o
l
l
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
De oude transferrolcartridge niet in vuur werpen. Hij kan ontploffen en persoonlijk letsel
veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij hantering
Vervang de transferrolcartridge meteen als deze melding wordt weergegeven.
De printer stopt met afdrukken als de cartridge niet op tijd wordt vervangen.
Probeer nooit om de toner uit de doos voor afgewerkte toner opnieuw te
gebruiken.
Als u de transferrolcartridge uit de printer haalt omdat de doos met afgewerkte
toner vol is, mag u niet proberen om deze doos te legen en de cartridge
opnieuw te gebruiken. Er kan dan namelijk toner in de printer worden geknoeid,
hetgeen schade kan veroorzaken en de afdrukkwaliteit negatief kan
beïnvloeden.
Neem de transferrolcartridge pas uit de printer wanneer hij vervangen moet
worden, vermijd het voortijdig verwijderen van deze cartridge. Er kan dan toner
in de printer worden geknoeid, hetgeen schade kan veroorzaken.
8-13
8
8
.
.
3
3
.
.
2
2
D
D
e
e
t
t
r
r
a
a
n
n
s
s
f
f
e
e
r
r
r
r
o
o
l
l
c
c
a
a
r
r
t
t
r
r
i
i
d
d
g
g
e
e
v
v
e
e
r
r
v
v
a
a
n
n
g
g
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure voor het vervangen van de transferrolcartridge.
1. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
2. Pak de oranje lipjes aan weerskanten
van de transferrol (1) vast en til hem
voorzichtig uit de printer (2).
Opgelet
4Zorg dat er geen toner wordt geknoeid,
til de transferrol voorzichtig op.
8-14
3. Pak de nieuwe transferrolcartridge uit
en houdt hem zoals aangegeven aan
de oranje lipjes vast.
4. Steek de pinnen aan weerskanten van
de transferrolcartridge in de lagers
binnen in de printer, en duw de rol
voorzichtig in de printer.
5. Zet de transferrolcartridge in de printer
vast door voorzichtig op de lipjes te
duwen totdat u een klik hoort.
6. Sluit de voorklep.
8-15
8
8
.
.
4
4
R
R
a
a
p
p
p
p
o
o
r
r
t
t
e
e
n
n
e
e
n
n
l
l
i
i
j
j
s
s
t
t
e
e
n
n
a
a
f
f
d
d
r
r
u
u
k
k
k
k
e
e
n
n
Gebruik het bedieningspaneel om de volgende rapporten en lijsten af te drukken.
Lijst met printerconfiguratie
Gebruik deze lijst om te bevestigen welke toebehoren er zijn geïnstalleerd en
om de netwerkinstellingen van de printer te controleren.
Opmerking
Raadpleeg 8.4.1 “Printerconfiguratie en netwerkinstellingen bevestigen.
Lijst van paneelinstellingen
Gebruik deze lijst om de parameters die met het bedieningspaneel zijn
ingesteld, te controleren.
Lijst van PCL6-fonts
Gebruik deze lijst om te controleren welke fonts er in de printer zijn geladen.
Printlog
Dit is een rapport van de laatste 22 afdruktaken die de printer heeft ontvangen.
Gebruik deze lijst om te controleren of de taken al dan niet foutloos zijn
afgedrukt.
Opmerking
Raadpleeg 8.4.2 “De printlog controleren”
8-16
8
8
.
.
4
4
.
.
1
1
P
P
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
c
c
o
o
n
n
f
f
i
i
g
g
u
u
r
r
a
a
t
t
i
i
e
e
e
e
n
n
n
n
e
e
t
t
w
w
e
e
r
r
k
k
i
i
n
n
s
s
t
t
e
e
l
l
l
l
i
i
n
n
g
g
e
e
n
n
b
b
e
e
v
v
e
e
s
s
t
t
i
i
g
g
e
e
n
n
Door de lijst met de printerconfiguratie af te drukken, kunt u controleren welke
toebehoren er geïnstalleerd zijn en welke netwerkinstellingen er zijn gemaakt.
Hieronder wordt beschreven hoe u de lijst met de printerconfiguratie kunt
afdrukken.
Opmerking
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
1. Druk op de toets <Menu>. Het menuscherm wordt
geopend.
Menu
1:Systeem
(Het menuscherm)
2. Druk driemaal op de toets <
>.
Menu
4:Rapport/Lijst
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
4:Rapport/Lijst
Printerinstell.
4. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Printerinstell.
Klaar v. afdruk
5. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Printerinstell.
Afdrukken: lade1
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer
overgeschakeld naar het afdrukscherm.
8-17
8
8
.
.
4
4
.
.
2
2
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
l
l
o
o
g
g
c
c
o
o
n
n
t
t
r
r
o
o
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
Gebruik het bedieningspaneel om de printlog af te drukken. De printlog is een
rapport van de laatste 22 afdruktaken die de printer heeft ontvangen. Gebruik deze
lijst om te controleren of de taken al dan niet foutloos zijn afgedrukt.
Opmerking
Als ‘Auto Log Print’ in het menu ‘1 Systeem’ is ingesteld op ‘AAN’, wordt de printlog
na elke 22 afdruktaken automatisch afgedrukt (standaard: UIT’). Raadpleeg 5.3
“Lijst van menuopties” voor nadere informatie hierover.
Hieronder wordt beschreven hoe u de printlog kunt afdrukken.
Zie ook
Raadpleeg 5.2 “Algemene bewerkingen in het menu” voor nadere informatie over
de werking van het bedieningspaneel.
Opgelet
5De printlog wordt op A4-papier afgedrukt. Plaats het A4-papier in de lengte in de printer.
Klaar v. afdruk
(Het afdrukscherm. De printer is klaar voor gebruik.)
1. Druk op de toets <Menu>. Het menuscherm wordt geopend.
Menu
1:Systeem
(Het menuscherm)
2. Druk driemaal op de toets <
>.
Menu
4:Rapport/Lijst
3. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set> of <
>.
4:Rapport/Lijst
Printerinstell.
4. Druk driemaal op de toets <
>.
4:Rapport/Lijst
Log afdrukken
5. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Log afdrukken
Klaar v. afdruk
6. Druk eenmaal op de toets <Form Feed/Set>.
Log afdrukken
Afdrukken: lade1
Nadat dit schema is afgedrukt, wordt weer
overgeschakeld naar het afdrukscherm.
8-18
8
8
.
.
5
5
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
s
s
t
t
a
a
t
t
u
u
s
s
v
v
i
i
a
a
u
u
w
w
c
c
o
o
m
m
p
p
u
u
t
t
e
e
r
r
b
b
e
e
v
v
e
e
s
s
t
t
i
i
g
g
e
e
n
n
Deze printer is voorzien van allerlei netwerk-tools waarmee u de status van de
printer via uw computer over het netwerk kunt controleren.
Bij gebruik van deze tools hoeft u niet meer bij uw computer vandaan om te
controleren of de printer naar behoren werkt.
Hieronder volgt een korte beschrijving van deze tools.
8
8
.
.
5
5
.
.
1
1
E
E
e
e
n
n
w
w
e
e
b
b
b
b
r
r
o
o
w
w
s
s
e
e
r
r
g
g
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
e
e
n
n
v
v
o
o
o
o
r
r
h
h
e
e
t
t
c
c
o
o
n
n
t
t
r
r
o
o
l
l
e
e
r
r
e
e
n
n
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
s
s
t
t
a
a
t
t
u
u
s
s
e
e
n
n
d
d
e
e
r
r
e
e
s
s
t
t
e
e
r
r
e
e
n
n
d
d
e
e
l
l
e
e
v
v
e
e
n
n
s
s
d
d
u
u
u
u
r
r
v
v
a
a
n
n
d
d
e
e
v
v
e
e
r
r
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
s
s
a
a
r
r
t
t
i
i
k
k
e
e
l
l
e
e
n
n
Als u TCP/IP gebruikt voor communicatie met de printer, dan kunt u via een
webbrowser over het netwerk de printerstatus controleren en printerinstellingen
bekijken en wijzigen.
1. Zet de computer aan en start uw webbrowser.
2. Typ in het adresvak van uw webbrowser het IP-adres of het internetadres van de
printer, en druk vervolgens op de Entertoets.
3. Het scherm van beheer via het web wordt geopend.
4. Klik op ‘Job Print Log’.
De statusinformatie over de taken in kwestie en elk protocol wordt weergegeven.
Opmerking
Klik op ‘Printlog taak weergeven’ in de structuur aan de linkerkant om de printlog
van voltooide taken te bekijken.
5. Klik op het tabblad ‘Status’.
Er wordt nu informatie over de printer weergegeven.
Het betreft hier informatie over papierladen, de uitvoerlade, kleppen, resterende
levensduur van gebruiksartikelen en toner, en het aantal pagina’s dat is afgedrukt.
6. Klik op ‘Foutstatus’.
Er wordt nu informatie over de gebeurtenis weergegeven.
Gebruik dit om fouten te controleren. Ook de status van het bedieningspaneel van
de printer wordt weergegeven.
8-19
8
8
.
.
6
6
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
r
r
e
e
i
i
n
n
i
i
g
g
e
e
n
n
Wij adviseren u de printer ten minste eens per maand te reinigen, zodat hij goed
blijft werken met een consequente afdrukkwaliteit.
Zet de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact alvorens de printer te reinigen.
Als u nalaat de printer uit te zetten en de stekker uit het stopcontact te halen, kan dit
brand of een elektrische schok veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij het reinigen
Nooit iets direct op de printer spuiten. Er kunnen dan namelijk druppeltjes in de
printer komen, die storingen kunnen veroorzaken. Nooit andere
reinigingsmiddelen dan neutrale reinigingsmiddelen gebruiken.
De printer nooit met olie smeren. De printer hoeft niet gesmeerd te worden.
Nooit een stofzuiger gebruiken om de printer reinigen.
De buitenkant van de printer reinigen
1. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [O] in om de printer uit de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer.
2. Gebruik een zachte, vochtige, goed
uitgewrongen doek om de buitenkant
van de printer te reinigen.
Voor hardnekkige vlekken kunt u de
doek met een neutraal
reinigingsmiddel bevochtigen.
3. Veeg vochtige plekken met een schone
droge doek droog.
8-20
8
8
.
.
7
7
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
v
v
e
e
r
r
v
v
o
o
e
e
r
r
e
e
n
n
Volg onderstaande procedure alvorens u de printer gaat vervoeren.
Om letsel te voorkomen, moet de printer altijd door ten minste twee personen
worden opgetild.
Om de printer op te tillen, gaat u voor de printer staan en pakt u hem met beide
handen bij de uitsparingen links- en rechtsonder vast.
Probeer nooit om de printer aan andere delen op te tillen. Als u de printer aan
andere delen optilt, kan hij vallen, hetgeen persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Zorg bij het optillen van de printer dat u stevig staat en buig uw knieën om letsel aan
uw rug te voorkomen.
Als u de printer aan de voorklep
of de linker- of rechterkant
vasthoudt, kan hij vallen.
1. Uitsparingen
Opgelet
Houdt u de printer waterpas als u hem draagt, zodat de laden en
verbruiksartikelen er niet uit kunnen vallen. De printer mag nooit meer dan 10
graden worden gekanteld, ongeacht in welke richting.
Zet de tonercartridges in de vergrendelde stand als u de printer moet
verplaatsen; haal ze niet uit de printer. Als u ze verwijdert, kan er toner in de
printer worden geknoeid, hetgeen schade kan veroorzaken.
Als de los verkrijgbare module met 2 laden is geïnstalleerd, dient u deze te
verwijderen alvorens de printer te vervoeren. Als de module niet wordt
verwijderd, kan hij vallen en schade of letsel veroorzaken. Raadpleeg de met de
module meegeleverde literatuur voor informatie over het verwijderen ervan.
8-21
1. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [O] in om de printer uit de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer.
2. Koppel het netsnoer, de interfacekabel
en andere kabels los.
Een netsnoer nooit met natte handen
aanraken. Dit kan namelijk een elektrische
schok veroorzaken.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt,
altijd de stekker vasthouden. Nooit aan het
netsnoer trekken. Als u de stekker met kracht
uit het stopcontact trekt, kan het netsnoer
worden beschadigd en brand of persoonlijk
letsel veroorzaken.
3. Trek de papierlade voorzichtig zo ver
mogelijk open.
8-22
4. Houd de lade met beide handen vast,
til de voorkant een stukje op en trek
hem helemaal uit de printer.
5. Neem het papier uit de papierlade en
bewaar het op een droge, stofvrije
plaats.
6. Steek de kartonnen afstandsstukken
zoals aangegeven in de lade.
7. Houd de papierlade met beide handen
vast, zet hem op één lijn met de
opening in de printer en schuif hem er
voorzichtig in.
8-23
8. Duw de papierlade helemaal in de
printer.
9. Haal het deksel van de lade uit de
achterkant van de printer
10. Druk knop A (1) omhoog en maak de
voorklep (2) helemaal open.
11. Druk de knop zoals aangegeven in en
maak de klep van de papieruitvoer
open.
8-24
12. Houd de handgreep boven aan de
printkopcartridge vast en til hem
voorzichtig uit de printer.
1. Transferrol
Opgelet
Raak de transferrol niet aan.
Voorkom dat u de printkopcartridge
laat vallen, houd hem aan de
handgreep vast.
Opmerking
Stop de printkopcartridge in zijn
aluminium zak of verpak hem in dik
papier, zodat hij niet kan worden
blootgesteld aan direct zonlicht of
ander fel licht.
13. Sluit de papieruitvoerklep.
14. Sluit de voorklep.
8-25
15. Bescherm de printer tegen
beschadiging, verpak hem in een doos
alvorens hem te vervoeren.
Opgelet
6Als u de printer op een nieuwe plaats
hebt neergezet, dient u de
kleurregistratie af te stellen. Raadpleeg
1.1 “Kleurregistratie afstellen” voor
nadere informatie hierover.
8-26
8
8
.
.
8
8
D
D
e
e
p
p
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
o
o
p
p
s
s
l
l
a
a
a
a
n
n
Volg onderstaande procedure als de printer gedurende langere tijd niet gebruikt zal
worden.
1. Druk de kant van de schakelaar met de
markering [O] in om de printer uit de
zetten; deze schakelaar bevindt zich
aan de rechterkant van de printer.
2. Koppel het netsnoer, de interfacekabel
en andere kabels los.
Een netsnoer nooit met natte handen
aanraken. Dit kan namelijk een elektrische
schok veroorzaken.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt,
altijd de stekker vasthouden. Nooit aan het
netsnoer trekken. Als u de stekker met kracht
uit het stopcontact trekt, kan het netsnoer
worden beschadigd en brand of persoonlijk
letsel veroorzaken.
3. Neem het papier uit de papierlade en
bewaar het op een droge, stofvrije
plaats.
Opgelet
7Als het papier niet gemakkelijk
verwijderd kan worden, trekt u de lade
helemaal uit de printer en haalt u het
papier eruit.
A-1
AA
A
A
P
P
P
P
E
E
N
N
D
D
I
I
C
C
E
E
S
S
A
A
.
.
1
1
T
T
o
o
e
e
b
b
e
e
h
h
o
o
r
r
e
e
n
n
e
e
n
n
v
v
e
e
r
r
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
s
s
a
a
r
r
t
t
i
i
k
k
e
e
l
l
e
e
n
n
Voor deze printer zijn de volgende toebehoren verkrijgbaar. U kunt deze toebehoren
bij uw wederverkoper bestellen.
A
A
.
.
1
1
.
.
1
1
T
T
o
o
e
e
b
b
e
e
h
h
o
o
r
r
e
e
n
n
Harde schijf
Met de los verkrijgbare harde schijf kan snel
worden gesorteerd wanneer u meerdere
exemplaren van een document afdrukt.
Raadpleeg de met de harde schijf meegeleverde
documentatie voor instructies over de installatie
ervan.
Module met 2 laden
Deze module geeft u de beschikking over twee
extra laden voor deze printer. Elke lade van deze
module kan 500 vel papier bevatten. Als deze
module is geïnstalleerd, worden de laden ervan
lade 2 en lade 3 genoemd.
Raadpleeg de met de module meegeleverde
documentatie voor instructies over de installatie
ervan.
Geheugenuitbreidingskaart
Als u kleurendocumenten wilt afdrukken met
ingewikkelde grafische lay-outs of met enorm
veel gegevens van kleurenbeelden, moet u
waarschijnlijk meer geheugen in de printer
plaatsen.
De installatieprocedure wordt beschreven in A.5
“Extra geheugen plaatsen”.
A-2
A
A
.
.
1
1
.
.
2
2
V
V
e
e
r
r
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
s
s
a
a
r
r
t
t
i
i
k
k
e
e
l
l
e
e
n
n
Tonercartridges
Deze printer gebruikt vier tonercartridges: zwart,
geel, magenta en cyaan.
Raadpleeg 8.1.2 “De tonercartridges vervangen”
voor nadere informatie over installatie van deze
cartridges.
Printkopcartridge
Deze cartridge bestaat uit de lichtgevoelige
drum, de ontwikkelaar en de transferrol.
Raadpleeg 8.2.2 “De printkopcartridge
vervangen” voor nadere informatie over installatie
van deze cartridge.
Transferrolcartridge
De transferrolcartridge bestaat uit een transferrol
en een doos voor afgewerkte toner.
Raadpleeg 8.3.2 “De transferrolcartridge
vervangen” voor nadere informatie over installatie
van deze cartridge.
A-3
A
A
.
.
2
2
I
I
n
n
f
f
o
o
r
r
m
m
a
a
t
t
i
i
e
e
o
o
v
v
e
e
r
r
p
p
r
r
o
o
d
d
u
u
c
c
t
t
o
o
n
n
d
d
e
e
r
r
s
s
t
t
e
e
u
u
n
n
i
i
n
n
g
g
Kijk voor ondersteuning op onze website, waar u de meest recente drivers en
informatie over deze printer vindt.
URL: http://solutions.brother.com
A-4
A
A
.
.
3
3
A
A
l
l
g
g
e
e
m
m
e
e
n
n
e
e
s
s
p
p
e
e
c
c
i
i
f
f
i
i
c
c
a
a
t
t
i
i
e
e
s
s
A
A
.
.
3
3
.
.
1
1
P
P
r
r
i
i
n
n
t
t
e
e
r
r
s
s
p
p
e
e
c
c
i
i
f
f
i
i
c
c
a
a
t
t
i
i
e
e
s
s
Ty p e Desktop Printer
Afdrukmethode Elektrofotografisch
Resolutie 1200 dots/25,4 mm (1200 dpi), 600 dots/25,4 mm (600 dpi)
Kleurschakering 256 per kleur (16.700.000 kleuren)
Enkelzijdig
afdrukken
8,0 vel/minuut
Normaal
papier
Tweezijdig
afdrukken
(duplex)
5,0 zijden/minuut
Enkelzijdig
afdrukken
8,0 vel/minuut
1200 dpi monochrome/kleur
Speciaal
papier
(karton,
trans-
paranten,
etiketten)
Tweezijdig
afdrukken
(duplex)
-
Enkelzijdig
afdrukken
16,0 vel/minuut
Normaal
papier
Tweezijdig
afdrukken
(duplex)
10,0 zijden/minuut
Enkelzijdig
afdrukken
8,0 vel/minuut
(*1)
Normaal papier
600 dpi monochrome/kleur
Speciaal
papier
(karton,
trans-
paranten,
etiketten)
Tweezijdig
afdrukken
(duplex)
-
Papierformaten
A5, B5 (JIS), A4, 8,5 inch × 11 inch (Letter), 8,5 inch × 14
inch (Legal), Executive, afwijkend formaat (90-216 mm breed;
139,7-355,6 mm lang)
Papierlade Normaal papier 1 (60-75 g/m
2
), normaal papier 2 (76-99 g/m
2
) Papiersoort
Multifunctionele
lade
Normaal papier/karton (60-216 g/m
2
), transparanten,
enveloppen, vellen met etiketten, gecoat papier
Papierlade Standaard: (Lade 1) 500 vel *
Optie: Module met 2 laden (lade 2, 3) 500 vel* × 2
(*) 350 vel A5-papier
Capaciteit
papierlade
(standaardpapier)
Multifunctionele
lade
100 vel
Uitvoercapaciteit Face-down lade 250 vel
(Alle papier dat geschikt is voor gebruik in deze printer.)
Geheugencapaciteit (*3) Standaard: 64 MB (kan worden uitgebreid tot 320 MB)
Optie: 64, 128, of 256 MB (er is 1 sleuf voor
geheugenuitbreiding)
A-5
Fonts (*2) Europese (80 fonts) Albertus Medium/ Albertus Extra Bold
Antique Olive/ Antique Olive It/Antique Olive Bd
Arial/ Arial It/ Arial Bd/ Arial Bd It
Clarendon Condensed
Coronet
Courier/ Courier It/ Courier Bd/ Courier Bd It
Garamond Antiqua/ Garamond Kursiv/ Garamond Halbfett/
Gatamond Kurs Halb
Letter Gothic/ Letter Gothic It/ Letter Gothic Bd
Marigold
CG Omega/ CG Omega It/ CG Omega Bd/ CG Omega Bd It
CG Times/ CG Times It/ CG Times Bd/ CG Times Bd It
Times New Roman/ Times New Roman It/ Times New Roman
Bd/ Times New Roman Bd It
Univers Md/ Univers Md It/ Univers Bd/ Univers Bd It
Univers Condensed Md/ Univers Condensed Md It/ Univers
Condensed Bd/ Univers Condensed Bd It
AvantGarde Bk/ AvantGarde Bk Obl/ AvantGarde Demi/
AvantGarde Demi Obl
Bookman Light/ Bookman Light It/ Bookman Demi/ Bookman
Demi It
CourierPS/ CourierPS Obl/ CourierPS Bd/ CourierPS Bd Obl
Helvetica/ Helvetica Obl/ Helvetica Bd/ Helvetica Bd Obl
Helvetica-Narrow/ Helvetica-Narrow Obl/ Helvetica-Narrow
Bd/ Helvetica-Narrow Bd Obl
New Century Schlbk Rm/ New Century Schlbk It/ New
Century Schlbk Bd/ New Century Schlbk Bd It
Palatino/ Palatino It/ Palatino Bd/ Palatino Bd It
Times Rm/ Times It/ Times Bd/ Times Bd It
Zapf Chancery/ Zapf Dingbats
Symbol/ SymbolPS
Wingdings
PDL (Emulatie)
PCL6, PostScript 3
Besturingssystemen die door de printer
driver worden ondersteund
Windows
®
95, Windows
®
98, Windows
®
Me, Windows
®
NT 4.0, Windows
®
2000/XP, Mac OS 8.1 t/m Mac OS X
(USB-aansluiting ondersteund door Windows 98 Second
Edition*, Windows Me*, Windows 2000/XP*, Mac OS 8.6 t/m
OS X. Wij kunnen echter niet garanderen dat de driver met
alle USB-compatibele apparatuur foutloos werkt.
Interface Bi-directioneel parallel (IEEE1284-compliant)
USB 1.1
Ethernet 100Base-TX/10Base-T
Lawaai Stand-by: 35 dB (A) of minder, In bedrijf
(enkelzijdig afdrukken): 52 dB (A) of minder,
In bedrijf (tweezijdig afdrukken): 53 dB A of minder
Voeding
100-127 V wisselstroom ± 10% (90V-140V), 50 ± 3 Hz/60 ± 3
Hz
220-240 V wisselstroom ± 10% (198V-264V), 50 ± 3 Hz/60 ±
3 Hz
Stroomverbruik In bedrijf: 850 W, Stand-by: 45 W
A-6
Gewicht/afmetingen
Afmetingen: 439 (B) × 638 (D)* × 445 (H) mm
Gewicht: 35,3 kg
(*) Met de papierlade geïnstalleerd en de multifunctionele
lade gesloten.
(*1) Verwijst naar de maximumsnelheid voor A4- en Letter-papier dat in de lengte (Staand)
wordt ingevoerd.
Tijdens lange print-runs kan het afdrukken worden geannuleerd zodat de printer het
inwendige van de ontwikkelaar kan reinigen. Tijdens het reinigen wordt op het LCD-
scherm de melding “Even wachten aub” weergegeven.
(*2) De lettertypen en Universal Font Scaling Technology™ (UFST™) zijn handelsmerken of
wettig gedeponeerde handelsmerken van Agfa Monotype Corporation of de respectieve
eigenaren.
(*3) Installeer extra DIMM-geheugen, zodat er voor afdrukken met een resolutie van 1200 dpi
of meer in totaal 128 MB geheugen beschikbaar is.
A-7
A
A
.
.
3
3
.
.
2
2
N
N
e
e
t
t
w
w
e
e
r
r
k
k
s
s
p
p
e
e
c
c
i
i
f
f
i
i
c
c
a
a
t
t
i
i
e
e
s
s
Algemene specificaties
Ondersteunde normen Ethernet Ver.2.0 IEEE 802.3
Netwerkprotocollen TCP/IP, NetBIOS, IPX/SPX (NetWare), AppleTalk
Interface 100BASE-TX, 10BASE-T
TCP/IP-specificaties
Ondersteunde besturingssystemen Windows 95, Windows 98, Windows Me,
Windows NT 4.0, Windows 2000/XP
Frametype Ethernet_ II (Ethernet II)
Afdrukprotocollen LPD (LPR), Port 9100 (beschikbaar in Windows 95,
Windows 98, Windows Me, en Windows 2000/XP), IPP
(beschikbaar in Windows Me en Windows 2000/XP)
Beheerprotocollen http, SNMP
NetBIOS-specificaties
Ondersteunde besturingssystemen Windows 95, Windows 98, Windows Me,
Windows NT 4.0, Windows 2000/XP
Afdrukprotocollen NetBIOS (TCP/IP), NetBIOS (NetBEUI)
NetWare-specificaties
Netwerkbesturingssystemen NetWare 3.X/4.X/5
Frametype Ethernet_II (Ethernet II),
Ethernet_802.3 (IEEE 802.3),
Ethernet_802.2 (IEEE 802.2),
Ethernet SNAP (IEEE 802.1 SNAP)
Afdrukprotocollen Modus Afdrukserver
Modus Externe server
Beheersprotocollen SNMP
AppleTalk-specificaties
Ondersteunde besturingssystemen Mac OS 8.1-X
Frametype Ethernet SNAP (IEEE 802.1 SNAP)
Printertype PCL6
A-8
A
A
.
.
3
3
.
.
3
3
B
B
e
e
d
d
r
r
u
u
k
k
b
b
a
a
a
a
r
r
g
g
e
e
d
d
e
e
e
e
l
l
t
t
e
e
Bij gebruik van A4, 8,5 inch x 14 inch (Legal) of kleiner.
• “Bedrukbaar gedeelte” verwijst naar het
gedeelte van de pagina dat bedrukt kan
worden.
• “Niet-bedrukbaar gedeelte” verwijst naar
het gedeelte van de pagina dat niet
bedrukt kan worden.
1. Bedrukbaar gedeelte
2. Niet-bedrukbaar gedeelte
A-
9
A
A
.
.
4
4
G
G
e
e
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
s
s
d
d
u
u
u
u
r
r
v
v
a
a
n
n
v
v
e
e
r
r
b
b
r
r
u
u
i
i
k
k
s
s
a
a
r
r
t
t
i
i
k
k
e
e
l
l
e
e
n
n
Gebruiksduur van verbruiksartikelen (in aantal
pagina’s dat kan worden afgedrukt)
Verbruiksartikel Aantal pagina’s dat kan worden
afgedrukt
(*)
Zwarte tonercartridge Circa 8500 pagina’s
Gele tonercartridge Circa 6000 pagina’s
Magenta tonercartridge Circa 6000 pagina’s
Cyaan tonercartridge Circa 6000 pagina’s
Printkopcartridge Circa 30.000 pagina’s
Transferrolcartridge
(inclusief doos voor afgewerkte toner)
Circa 25.000 pagina’s
Fusercartridge Circa 100.000 pagina’s
(Bel uw wederverkoper of de klantendienst van
Brother en bestel een nieuwe fusercartridge.)
(*) Het aantal pagina’s dat kan worden afgedrukt, is gebaseerd op de omstandigheden
zoals vermeld in onderstaande tabel. Hoeveel pagina’s er daadwerkelijk kunnen
worden afgedrukt, is afhankelijk van de gegevens die u afdrukt, het gebruikte
papierformaat en de werkomgeving.
Het aantal afgedrukte pagina’s kan verschillen, afhankelijk van het aantal keren dat u
de printer in-/uitschakelt en het onderhoud dat u uitvoert, daar ook dit de
afdrukkwaliteit kan beïnvloeden.
Papierafmetingen A4 Staand
Bladvulling 5%
Verhouding monochrome/kleur 1:1
Gemiddeld aantal vellen per print-run 4
A-10
A
A
.
.
5
5
D
D
e
e
g
g
e
e
h
h
e
e
u
u
g
g
e
e
n
n
m
m
o
o
d
d
u
u
l
l
e
e
t
t
o
o
e
e
v
v
o
o
e
e
g
g
e
e
n
n
1. Zet de printer uit en haal vervolgens de stekker uit het stopcontact.
Alvorens optionele accessoires te installeren, dient u de printer uit te schakelen en het netsnoer
uit het stopcontact te verwijderen. Optionele accessoires installeren zonder de printer uit te
zetten kan resulteren in een elektrische schok.
2. Draai de twee schroeven los op de
interface unit aan de achterzijde van de
printer.
3. Pak de twee steunen van de interface unit
vast en trek het voorzichtig naar u toe, en
leg het daarna op een bureau of tafel.
4. Houd de geheugen module bij de
zijkanten vast en zorg dat de uitsparingen
ervan overeenkomen met die van de
connector op de interface unit.
5. Stop de module er schuin in (1), en kantel
het daarna naar interface unit totdat het op
zijn plaats klikt.
Opmerking
Om de geheugen module te verwijderen, dient u de clips, die de module op zijn
plaats houden, naar buiten te duwen, de module aan de buitenzijde vast te pakken
en deze er voorzichtig uit te trekken.
INDEX
I-1
AA11
I
I
N
N
D
D
E
E
X
X
A
Aansluiting Ethernet-interface ............................... 3-2
Aansluiting parallelle interface .............................. 3-2
Aansluiting USB-interface....................................... 3-2
Afdrukken annuleren............................................. 3-13
Afdrukkwaliteit......................................................... 6-7
Alarm fout ................................................................. 5-9
Alarm -lam pje ........................................... 5-2, 6-3, 6-24
Auto Log Print ........................................................ 5-10
Autom atisch tweezijdig afdrukken ........................ 4-5
B
Basisgewicht ............................................................ 5-12
Bedieningspaneel ...................................................... 3-1
Beveiliging ............................................................... 5-12
Bovenklep .................................................................. 3-2
D
Dichtheidssensor ..................................................... 6-26
E
ECP m odus .............................................................. 5-13
Ethernet ................................................................... 5-14
F
Face-down lade ......................................................... 3-1
Foutm elding ............................................................ 6-17
Fusercartridge........................................................... 3-3
G
Gateway-adres ........................................................ 5-15
Geschikte papiersoorten .......................................... 4-1
H
Harde schijf .............................................................. A-1
Help .......................................................................... 3-10
I
ID afdrukken........................................................... 5-10
Indicator Klep open ................................................. 5-2
Init NVM .........................................................5-11, 5-17
Inlaatrooster.......................................................3-1, 3-2
IP-adres...........................................................5-14, 5-15
IP-filter..................................................................... 5-17
IPX-fram etype ........................................................ 5-15
K
KleurRegiCorrect................................................... 5-12
Knop A ....................................................................... 3-2
Knop B ........................................................................3-2
L
LEDs ..........................................................................5-2
M
M acintosh ...................................................................6-6
M enuscherm ..............................................................5-3
M odule m et 2 laden ....................................... 7-11, A-1
M ultifunctionele lade...............................3-1, 4-19, 7-3
N
Netsnoeraansluiting ..................................................3-2
O
Ongeschikte papiersoorten ......................................4-6
P
Paneelinstelling........................................................5-13
Papierlade ...................................................3-1, 4-8, 7-4
Papierm eter ...............................................................3-2
Papiervanger..............................................................3-1
PCL6-fontlijst ..........................................................5-13
Printer driver..................................................... 2-1, 2-3
Printerinstell. ...........................................................5-13
Printkopcartridge .....................................3-3, 8-5, A-2
Protocol ....................................................................1-11
R
Ready-lam pje..................................................... 5-2, 6-3
S
Stroom besp. na ..........................................................5-8
Stroom schakelaar .....................................................3-2
Subnetmasker..........................................................5-15
T
Taal op paneel..........................................................5-10
TCP/IP ......................................................................5-14
Tekst afdrukken ......................................................5-11
Tim e-out taak ..........................................................5-10
Toebehoren ..................................................... 3-16, A-1
Toets M enu ................................................................5-4
Toetsen........................................................................5-4
Tonercartridges.........................................3-2, 8-1, A-2
Transferrolcartridge...............................3-3, 8-11, A-2
Transparanten .........................................................3-22
U
Uitlaatrooster..................................................... 3-1, 3-2
INDEX
I-2
V
Vage afdrukken ........................................................ 6-8
Vastgelopen papier ................................................. 6-13
Verbruiksartikelen .................................................. A-2
Voeding ...................................................................... 6-2
Voorklep .................................................................... 3-1
W
W indows .................................................................... 6-5
77


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Brother HL4000CN at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Brother HL4000CN in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 3,16 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Brother HL4000CN

Brother HL4000CN User Manual - English - 183 pages

Brother HL4000CN User Manual - German - 191 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info