Installatievoorschriften Renovent HR SWB februari 2004
5
Installeren Hoofdstuk 2
2.5 Elektrische aansluitingen
2.5.1 Toerenregeling
Voor de zwakstroom toerenregeling moet de installateur een
3-aderige kabel aanleggen vanaf het toestel naar de 3-standen-
schakelaar (draaddoorsnede ( 0,14 mm
2
). Aansluiten van deze
3-aderige kabel op het toestel geschied op de kroonstrip binnen
in het toestel.
Deze kroonstrip is bereikbaar nadat het voorpaneel van het
toestel is losgenomen
Belangrijk is hierbij wel dat de kabel goed door de trekontlaster
wordt doorgevoerd en dat deze goed wordt aangedraaid i.v.m.
de lekdichtheid van het toestel. De doorvoeren voor de elektri-
sche aansluitingen zitten in het zijpaneel waarin ook de 2 lucht
aansluitingen zitten”van buiten” en “uit woning”.
Voor het juiste aansluiten van de kabel naar de 3-standen-
schakelaar zie de aansluiting nr. 2 in figuur 6 en het bedradings-
schema paragraaf 4.4.
Let op de juiste aansluitvolgorde; bij verkeerd aansluiten zal het
toestel niet op de juiste luchthoeveelheid draaien.
De bedrading van deze zwakstroom toerenregeling dient
gescheiden van de 230 volt netvoeding te worden aangelegd!
Wanneer de luchthoeveelheden niet hoeven te worden aan-
gepast kan het voorpaneel weer worden gemonteerd.
Voor het aanpassen van de luchthoeveelheden zie paragraaf 2.10
2.5.2 Netvoeding
Het toestel kan door middel van de aan het toestel gemonteerde
steker worden aangesloten op een geaarde wandcontactdoos.
Bij aansluiten op een wandcontactdoos moet deze altijd goed
bereikbaar te zijn.
De elektrische installatie moet voldoen aan NEN 1010 en aan de
eisen van het plaatselijke energiebedrijf.
Figuur 6: Elektrische aansluitingen op regelunit. E1991-0
1 = Aansluiting netsnoer 230 volt
2 = Aansluiting 3-standenschakelaar