Reiniging en onderhoud
Om hygiënische redenen dient het apparaat aan de binnenkant met toebehoren geregeld gereinigd te
worden.
Waarschuwing!
• Het apparaat mag tijden het schoonmaken niet op het elektriciteitsnet aangesloten zijn. Gevaar voor
schokken! Zet voor het schoonmaken het apparaat uit en trek de stekker uit het stopcontact of schakel
c.q. draai de zekering er uit.
• Het apparaat nooit met stoomreinigingsapparaten schoonmaken. Er kan vocht in de electrische onder-
delen komen. Gevaar voor schokken! Hete damp kan kunstoffen onderdelen beschadigen.
• Het apparaat dient droog te zijn voordat het weer in gebruik genomen wordt.
Let op!
• Etherische oliën en organische oplosmiddelen kunnen kunststof onderdelen aantasten, bijv.
- Sap van citroen– of sinaasappelschillen;
- boterzuur;
- Schoonmaakmiddelen die azijnzuren bevatten.
Dergelijke substanties niet in contact brengen met apparaatonder-delen.
• Geen schurende schoonmaakmiddelen gebruiken.
Koel– en diepvriesartikelen er uit halen. Diepvriesartikelen in meerdere lagen kranten verpakken. Alles
afgedekt op een koele plaats leggen.
Vriesvak voor het schoonmaken ontdooien (zie hoofdstuk “Ontdooien”).
Apparaat uitzetten en de stekker uit het stopcontact halen of de zekering uitschakelen c.q. er uitdraaien.
Apparaat en interieur met een doek en lauwwarm water schoonmaken. Eventueel een beetje normaal
afwasmiddel gebruiken.
Daarna met schoon water afnemen en droogmaken.
Stof op de condensor verhoogt het energieverbruik. Daarom eenmaal per jaar de condensor aan de ach-
terkant van het apparaat met een zachte borstel of met de stofzuiger voorzichtig schoonmaken.
Het dooiwater-afvoergat aan de achterwand van de koelruimte
controleren. Een verstopt dooiwater afvoergat met behulp van
het groene stopje dat met het toestel is meegeleverd de opening
schoonmaken.
Als alles droog is, de levensmiddelen er weer in doen en het
apparaat weer in bedrijf nemen.
☞
☞
☞
☞
☞
☞
☞
44
Tips om energie te besparen
• Het apparaat niet in de buurt van kachels, verwarmingselementen of andere warmtebronnen plaatsen.
Bij een hoge omgevingstemperatuur werkt de compressor vaker en langer.
• Zorgen voor voldoende be- en ontluchting aan de onderkant van het apparaat. Ventilatieopeningen
nooit afdekken.
• Geen warme spijzen in het apparaat zetten. Warme spijzen eerst laten afkoelen.
• Deur slechts zo lang open laten als nodig is.
• De temperatuur niet lager dan nodig instellen.
• Diepvriesaltikelen voor het ontdooien in de koelruimte leggen. De koude in de diepvriesatikelen wordt
zo voor koeling van de koelruimte gebruikt.
• Houd de warmte afgevende verdamper, het metalen rooster aan de achterzijde van het apparaat,
schoon.