nl
70
Let op de omgevings-
temperatuur
en de beluchting
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. 9.
Binnentemperatuurschakelaar
Wanneer de binnentemperatuur bij
apparaten uit apparaatklasse SN lager
wordt dan 16 °C, kan het in de
diepvriesruimte te warm worden. In
extreme gevallen kunnen de
diepvrieswaren ontdooien. Om dit te
voorkomen schakelt
u de binnentemperatuurschakelaar in.
De koelmachine werkt hierdoor vaker.
Het apparaat kan nu worden gebruikt bij
een binnentemperatuur tussen +10 °C
en +16 °C.
Om in te schakelen op de
binnentemperatuurschakelaar drukken,
zie afb. 2/B. Markering „0” is niet meer
zichtbaar. De verlichting in het apparaat
gaat op een lagere stand branden.
Om energie te besparen schakelt u de
binnentemperatuurschakelaar uit zodra
de binnentemperatuur hoger wordt dan
+16 °C.
Beluchting
De lucht aan de achterzijde van
het apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren. Waardoor
het energieverbruik toeneemt. De
be en ontluchtingsopeningen mogen dan
ook nooit worden afgedekt!
De juiste plaats
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet in de zon of naast een fornuis,
verwarmingsradiator of een andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
■ Naast elektrische of gasfornuizen
3cm.
■ Naast een CV-installatie 30 cm.
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C