19
Met de vier inĆ/uitschakelaars stelt u het
verwarmingsvermogen van de afzonderlijke
kookzones in.
Stand
Functie/Gaskookzones
þ Nulstand
Uit
8 Ontstekingsstand Ontstekingsstand
Instelbereik Grote vlam = hoogste vermogen
Spaarvlam = laagste vermogen
Aan het einde van het instelbereik bevindt zich een
aanslag. Niet verder draaien.
U stelt de oven in met de functiekeuzeknop en de
temperatuurkeuzeknop.
Met de functiekeuzeknop stelt u de
verwarmingsmethode voor de oven in.
U kunt de functiekeuzeknop naar rechts of links
draaien.
Stand
Gebruik
þ Nulstand
De oven is uitgeschakeld.
% BovenĆ en onderwarmte Voor taart en gebak, ovenschotels en magere braadstukken,
bijv. rund of wild, op één niveau.
De hitte komt gelijkmatig van boven en van beneden.
< 3DĆhetelucht* Voor taart en gebak op één tot drie niveaus.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde
verwarmingselement aan de achterkant gelijkmatig in de oven.
6 Pizzastand Snelle bereiding van diepvriesproducten zonder
voorverwarmen, bijv. pizza's, patates frites of strudel.
Het onderste verwarmingselement en het ronde
verwarmingselement aan de achterwand zijn ingeschakeld.
$ Onderwarmte Inkoken en nabakken of Ćroosteren.
De hitte komt van onderen.
InĆ/uitschakelaars
De oven
Functiekeuzeknop