nl
74
Let op de omgevings-
temperatuur en de
beluchting
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op het
typeplaatje, afb. +.
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel bin-
nen de binnentemperatuurgrenzen van
de aangegeven klimaatklasse. Wanneer
een apparaat uit klimaatklasse SN wordt
gebruikt bij een lagere binnentempera-
tuur, kunnen beschadigingen aan
het apparaat worden uitgesloten tot
eentemperatuur van+5°C.
Beluchting
Afb. 3
De lucht aan de achterzijde van het
apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd kun-
nen worden. Anders moet de koelma-
chine meer presteren. Waardoor het
energieverbruik toeneemt. De be en ont-
luchtingsopeningen mogen dan ook
nooit worden afgedekt!
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal 1 uur wachten voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Tijdens het
transport kan het gebeuren dat de olie
van de compressor in het koelsysteem
terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken (zie
hoofdstuk „Schoonmaken van
het apparaat”).
Elektrische aansluiting
Het stopcontact moet zich in de buurt
van het apparaat bevinden en ook na het
opstellen van het apparaat goed
bereikbaar zijn.
Het apparaat voldoet aan bescherm-
klasse I. Het apparaat aansluiten op een
volgens de voorschriften geïnstalleerd
220–240 V/50 Hz wisselstroomstopcon-
tact met aardleiding. Het stopcontact
moet zijn beveiligd met een zekering van
10 A tot 16 A.
Bij apparaten die in niet Europese landen
worden gebruikt op het typeplaatje con-
troleren of de aansluitspanning en de
stroomsoort overeenkomen met de waar-
den van uw elektriciteitsnet. U vindt deze
gegevens op het typeplaatje. Afb. +
Klimaatklasse Toelaatbare
omgevingstemperatuur
SN +10 °C tot 32 °C
N +16 °C tot 32 °C
ST +16 °C tot 38 °C
T +16 °C tot 43 °C