Navigatie (DX units)
30
• Selecteer GEH. BEWERKEN en
kies een van de volgende opties:
– DOEL OPSLAAN - om de
huidige bestemming, of de
laatst ingevoerde, in het
geheugen op te slaan.
Wanneer u daarom wordt
gevraagd geeft u de
bestemming een naam.
– DOEL INVOEREN - hiermee
kunt u een bestemming
invoeren die niet direct nodig
is voor routeplanning. U slaat
hem alleen op in het geheugen
om later te kunnen gebruiken.
– DOEL WISSEN - hiermee kunt
u alle of slechts een
bestemming wissen.
N.B.: De laatste tien
bestemmingen worden
automatisch opgeslagen tenzij de
optie LAST 10 in het instelmenu
van het navigatiesysteem is
ingesteld op UIT. Deze kunnen
worden gewist met de optie LAST
10 WISSEN.
• DOEL WIJZIGEN - hiermee kunt
u de naam van een opgeslagen
bestemming veranderen. Kies de
betreffende bestemming uit de
lijst en voer op de normale wijze
een nieuwe naam in. De oude
naam verschijnt op gemarkeerd
daaronder, maar kort nadat de
nieuwe naam is bevestigd neemt
deze de plaats van de oude naam
in de lijst in.
• DOELEN ORDENEN - zo
sorteert u zelf bestemmingen in
het systeemgeheugen of geeft u
ze een andere plaats:
– Selecteer DOELEN ORDENEN.
– Gebruik de ENTER draaiknop
om de gewenste bestemming
te markeren en te selecteren.
– Er verschijnt een dubbele pijl
naast de selectie en met de
ENTER draaiknop kunt u
de plaats ervan aanpassen.
– Druk op de ENTER draaiknop
om de nieuwe plaats te
bevestigen.
N.B.: Zorg er bij het sorteren van
bestemmingen voor dat uw FAST 5
nog steeds de eerste vijf regels in
de lijst met bestemmingen
innemen.
ROUTEBEGELEIDING
BEËINDIGEN
Druk op een willekeurig moment
tijdens uw rit op de ESC toets om
de routebegeleiding te beëindigen.
Het display verzoekt om
informatie. Selecteer JA of NEE.