• Als u het e-mailadres van een contactpersoon wilt weergeven, markeert u de contactpersoon in het e-mailbericht. Druk op Q. U kunt
de weergavenaam weergeven door nogmaals op Q te drukken.
• U kunt naar de laatste cursorpositie gaan na het sluiten en opnieuw openen van een e-mailbericht of een PIN-bericht door op G te
drukken.
In een berichtenlijst
• Als u een gemarkeerd bericht wilt openen, drukt u op de Enter-toets.
• U kunt een bericht opstellen vanuit een berichtenlijst door op C te drukken.
• U kunt een bericht als geopend of ongeopend markeren door op de Alt-toets en op U te drukken.
• Druk op de Alt-toets en op I om ontvangen berichten weer te geven.
• Druk op de Alt-toets en op O om verzonden berichten weer te geven.
• Druk op de Alt-toets en op V om voicemailberichten weer te geven.
• Druk op de Alt-toets en op S om SMS-tekstberichten weer te geven.
• Druk op de Alt-toets en op P om oproeplogboeken weer te geven.
• Druk op de Escape-toets om alle berichten te bekijken.
Navigeren binnen een berichtenlijst
• Als u een scherm verder wilt gaan, drukt u op de Shift-toets en de toets Space.
• Als u een scherm terug wilt gaan, drukt u op de toets Space.
• Om naar het eerste bericht in een berichtenlijst te gaan, drukt u op T.
• Om naar het laatste bericht in een berichtenlijst te gaan, drukt u op B.
• Om naar de volgende datum te gaan, drukt u op N.
• Druk op P om naar de vorige datum te gaan.
• U kunt naar het volgende ongeopende item gaan door op U te drukken.
• U kunt naar het volgende gerelateerde bericht gaan door op J te drukken.
• U kunt naar het vorige gerelateerde bericht gaan door op K te drukken.
Sneltoetsen voor bijlagen
• Als u naar tekst in een bijlage wilt zoeken, drukt u op F.
• U kunt naar de laatste cursorpositie gaan na het sluiten en opnieuw openen van een bijlage door op G te drukken.
In een spreadsheet
• Als u naar een bepaalde cel wilt gaan, drukt u op G.
• Om de inhoud van een cel weer te geven, drukt u op de toets space.
• U kunt naar een ander werkblad gaan door op V te drukken. Markeer een werkblad. Druk op de Enter-toets.
• Om verborgen kolommen of rijen weer te geven, drukt u op H. Als u de kolommen of rijen wilt verbergen, drukt u op H.
In een presentatie
• Druk op M als u tussen presentatieweergaven wilt schakelen.
• Als u naar de volgende dia wilt gaan tijdens het weergeven van een presentatie in een diavoorstelling, drukt u op N.
• Als u naar de vorige dia wilt gaan tijdens het weergeven van een presentatie in een diavoorstelling, drukt u op P.
Gebruikershandleiding
Sneltoetsen
10