23
3. Een gesprek met één persoon
Gebruik uw hoortoestel terwijl u met één persoon in gesprek bent,
bijvoorbeeld een familielid of een vriend(in). Zoek een rustig plekje op.
Vertel dat u een hoortoestel in hebt, en vraag of uw gesprekspartner
gewoon wil praten. Kijk hem of haar aan. Als het toestel goed is inge-
steld, zult u meer verstaan dan eerst.
4. Naar de radio of televisie luisteren
Luister naar de radio of televisie. Begin met het nieuws en kies dan
een ander programma. Vraag of iemand met een ‘normaal gehoor’
het volume van de radio of televisie op een aangenaam niveau wil in-
stellen. Pas het volume van uw hoortoestel eventueel zelf een beetje
aan met de volumeregelaar.
Kunt u de radio of televisie niet voldoende volgen, vraag uw audi-
cien dan om het hoortoestel anders in te stellen. Hij of zij kan u ook
informeren over andere mogelijkheden, zoals het gebruik van een
ringleiding voor radio of televisie.
5. Een gesprek in een groep
Groepsgesprekken worden vaak bemoeilijkt door achtergrond-
geluiden. Luister naar de verschillende stemmen. Probeer het ka-
rakter of het ritme van een stem te herkennen en aan een persoon
te koppelen.
Concentreer u op diegene die u wilt verstaan. Oefen dit regelmatig.
Verstaat u iets niet, vraag dan of de betrokkene wil herhalen wat hij
zei.