ENERGA 70-55
Inbouwhaarden mogen alleen opgesteld worden in:
•
ruimten die minstens één buitendeur hebben of een venster dat geopend kan worden;
• ruimten die direct of indirect met elkaar in verbinding staan waarbij de toevoer van
lucht collectief is.
In voornoemde gevallen dient de inhoud van de ruimte tenminste 4 m³ per kW-
nominaal vermogen te zijn.
Inbouwhaarden mogen in bovengenoemde ruimten alleen dan opgebouwd of verplaatst
worden als er minstens 360 m
3
verbrandingslucht per uur en per m
2
vuurruimopening
kan toestromen. Bevinden zich ook nog andere verbrandings-toestellen in dezelfde
ruimte, dan dient voor de inbouwhaard tenminste 540 m³ verbrandingslucht per uur en
per m² vuurruimopening toe te stromen.
Andere aanwezige toestellen tenminste 1,6 m³ verbrandingslucht per uur, per totaal
opgesteld nominaal vermogen in kW bij een berekend drukverschil van 0,04 mbar met
de buitenlucht.
Inbouwhaarden mogen niet opgesteld worden in:
• trappenhuizen, behalve in gebouwen met niet meer dan twee woningen;
• voor iedereen toegankelijke entrees;
• ruimten waar licht ontvlambare of explosieve stoffen of mengsels worden verwerkt,
opgeslagen of gefabriceerd;
• garages;
• ruimten of woningen die ontlucht worden d.m.v. airconditioning of warmlucht-
verwarming door ventilatoren, tenzij een risicoloos functioneren van de haard
gewaarborgd wordt.
Dit kan wanneer:
°
de installatie alleen lucht in de ruimte doet circuleren;
°
de installatie betrouwbare veiligheidsvoorzieningen heeft die voorkomen dat er
vanzelf en automatisch onderdruk in de ruimte ontstaat waar de haard staat
opgesteld;
°
er door de verbrandingsluchtstroom van de haard en de volumestromen van de
ontluchtingsinstallaties in de ruimte en de via ontluchtings-verbindingen
aangesloten ruimten, in totaal geen grotere onderdruk ontstaat dan 0,04 mbar.
Dit moet ook gewaarborgd zijn bij verplaatsing of verwijdering van gemakkelijk
toegankelijke regelapparatuur van de ontluchtingsinstallatie.
Voorzieningen convectie-en verbrandingslucht
De plaatselijke schoorsteenveger/autoriteiten dienen voor de inbouw m.b.t. de geschikt-
heid en de verbrandingsluchttoevoer geraadpleegd te worden. DIN 18160 dient in acht
te worden genomen. DIN 18895 T1/ T3 is van toepassing.