3.3 INBOUW
Een haard kan zowel worden ingebouwd in een nieuw te bouwen schouw als in een
bestaande open haard. Bij het inbouwen dienen zowel de brand- en de bedrijfsveilig-
heid gewaarborgd te zijn. De installateur is hiervoor verantwoordelijk.
Algemene richtlijnen:
• Bij aanwezigheid van een houten balk boven de haard mag deze niet direct door het
vuur worden aangestraald. Onder de balk dient een luchtspleet van minimaal 1 cm
aanwezig te zijn, met daaronder een isolatieplaat.
• Gebruik altijd (witte) ongebonden keramische isolatiewol. Gebonden materialen
(gelig), zoals glas- en steenwol, verspreiden bij verhitting een irritante geur en
veroorzaken rook-hinder en zijn bovendien ongeschikt voor hoge temperaturen.
• Laat de eventuele elektrische aansluiting voor de convectie ventilatorbox door een
vakman uitvoeren.
Let op ! : Ventilatorbox dient aangesloten te worden op een wandcontactdoos
met randaarde. Deze contactdoos dient te allen tijde bereikbaar te blijven.
• Demonteer voor het inbouwen de deur om ruitbreuk te voorkomen.
Isolatiemateriaal-eisen: • temperatuur bestendigheid ≥ 700°C.
• dichtheid ≥ 80 kg/m
3
3.3.1 Plaatsing van de haard
De haardpartij moet op een betonnen vloer worden opgebouwd. Bij het ontbreken hier-
van dient (vanuit de kruipruimte) een voldoende stevige fundering van onbrandbaar
materiaal te worden opgebouwd.
Met behulp van draagbeugels (dealer-accessoire) kan men het toestel op zijn plaats
zetten.
Ventileer de holle ruimte in de schouw, door aan de onder- en bovenzijde van de
schouw ventilatie-openingen aan te brengen.
Totale netto ventilatie-openingen dienen minimaal 450 cm
2
te zijn aan de onder-zijde
van de schouw en ook minimaal 450 cm
2
aan de bovenzijde van de schouw. (Totale
ventilatie-openingen: 900 cm
2
.)