V. 02 – 30/05/2013 22 ©Velleman nv
De camera maakt kleurbeelden tijdens de dag en zwart-
witbeelden tijdens de nacht. Gebruik de onderstaande
instellingen.
BURST: aan/uitschakelbaar om de beeldkwaliteit te
verbeteren. Door het activeren van de functie wordt een
kleursignaal gestuurd naar de camera in zwart-witmodus.
Hierdoor kan de helderheid van het beeld verminderen.
DELAY CNT: vertragingswaarde. Definieert de vertraging
alvorens de camera wisselt van kleur- naar zwart-
witmodus of omgekeerd. Zo wordt vermeden dat de
camera te vlug omschakelt bij een kortstondige
verandering van de omgevingshelderheid.
DAYNIGHT: instelling van de drempelwaarde van de
helderheid voor het omschakelen van kleur- naar zwart-
witmodus. Hoe lager de waarde, hoe minder
omgevingslicht nodig is om over te schakelen naar zwart-
witweergave. De aanbevolen instellingen liggen tussen
40-75 voor binnenruimtes, en 150 voor buitenruimtes.
NIGHTDAY: instelling van de drempelwaarde van de
helderheid voor het omschakelen van zwart-witmodus
naar kleurmodus. Hoe hoger de waarde, hoe meer
omgevingslicht er nodig is om over te schakelen naar
kleurmodus. De aanbevolen instellingen liggen tussen
50-85 voor binnenruimtes, en 175 voor buitenruimtes.
Opmerkingen:
De DAYNIGHT-instelling moet steeds lager liggen dan
de NIGHTDAY-instelling.
Zorg ervoor dat het verschil tussen de twee instellingen
voldoende groot is. Indien de waarden te dicht bijeen
liggen, schakelt de camera te vaak tussen de twee modi.