467234
43
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/48
Next page
8A.51.40.04/06.12 Wijzigingen voorbehouden.
Installatie- en servicemanual
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
2
Centrale Verwarming aan / uit
Warm Water aan / uit
Pomp-programma aan / uit
Reset-toets Ontgrendelen van het
toestel bij een storing
Step-toets bladeren in een hoofdstuk
display
Verklaring van symbolen en tekens van het display
1
2
Geen warmtevraag
Ventilatiefase
Ontstekingsfase
Brander actief op CV
Brander actief op WW
Controle ventilator
Brander uit bij vragende kamerthermostaat
Nadraaifase pomp op CV
Nadraaifase pomp op WW
Brander uit door te hoge aanvoerwatertemperatuur
Automatisch ontluchtingsprogramma
3
4
5
6
7
8
9
A
Waterdruk is te laag (<1,0 bar).
Knipperende FILL wordt afgewisseld met
aanduiding van waterdruk. Toestelvermo-
gen tot 50% mogelijk. De installatie moet
bijgevuld worden.
Bedrijfsindicatie
(op de eerste positie van het display bij technische weergave)
Mode-toets selecteren van
hoofdstukken
Waterdruk is te hoog (> 3,5 bar).
HIGH aanduiding blijft continu zichtbaar.
Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De
installatiedruk moet verlaagd worden door
water af te tappen.
Waterdruk is te laag (< 0,7 bar).
FILL aanduiding blijft continu zichtbaar.
Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De
installatie moet bijgevuld worden.
0
Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd):
- Druk 5 sec. op de STEP-toets.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
3
Werkzaamheden aan het toestel mogen alleen door gekwali ceerd personeel
met gekalibreerde apparatuur plaatsvinden.
Inhoud
1 Inleiding ..................................................................................................................................................4
2 Regelgeving ...........................................................................................................................................4
3 Leveringsomvang ...................................................................................................................................6
4 Ketelbeschrijving ....................................................................................................................................6
5 Ophangen van de ketel ..........................................................................................................................8
6 Aansluiten van de ketel ..........................................................................................................................8
6.1 CV-systeem ....................................................................................................................................8
6.2 Expansievat ..................................................................................................................................10
6.2.1 Expansievatmodule ......................................................................................................................10
6.3 Verwarmingssystemen met kunststof leidingen ........................................................................... 11
6.4 Waterkwaliteit ...............................................................................................................................12
6.5 Gasleiding ....................................................................................................................................13
6.6 Warmwatervoorziening .................................................................................................................14
6.7 Zonneboiler (voorverwarmer) NZ .................................................................................................14
6.8 Condensafvoerleiding ..................................................................................................................15
6.9 Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem .....................................................................................16
6.9.1 Dimensionering afvoerkanaal / toevoerkanaal .............................................................................19
7 Externe boiler .......................................................................................................................................20
7.1 ATAG Comfort boiler ....................................................................................................................20
7.2 ATAG SolarBoiler .........................................................................................................................20
8 Elektrische aansluiting ..........................................................................................................................21
8.1 Kamerthermostaten ......................................................................................................................23
9 Ketelregeling ........................................................................................................................................24
9.1 Verklaring van de functietoetsen ..................................................................................................25
10 Vullen en ontluchten van ketel en installatie.........................................................................................26
10.1 Warmwatervoorziening .................................................................................................................26
11 In werking stellen van de ketel .............................................................................................................27
11.1 CV-systeem ..................................................................................................................................27
11.2 Warmwatervoorziening .................................................................................................................27
11.3 Instellingen ...................................................................................................................................28
11.4 Fabrieksinstelling activeren (groene toetsfunctie) ......................................................................30
12 Buiten bedrijf stellen ............................................................................................................................31
13 Onderhoud ...........................................................................................................................................31
13.1 Onderhoudsfrequentie .................................................................................................................31
13.2 Controle voor inbedrijfname .........................................................................................................32
13.3 Controle op vervuiling ..................................................................................................................32
13.4 Controle O
2
..................................................................................................................................33
13.5 Onderhoudswerkzaamheden .......................................................................................................34
13.6 Garantie .......................................................................................................................................35
14 Storingsindicatie ...................................................................................................................................36
Bijlage A Technische speci caties ..............................................................................................................37
Bijlage B Toevoegmiddelen systeemwater .................................................................................................38
Bijlage C Afmetingen ..................................................................................................................................39
Bijlage D Installatievoorbeelden .................................................................................................................41
Bijlage E Conformiteitsverklaring CV-ketel .................................................................................................43
Bijlage F Conformiteitsverklaring overstortventiel ......................................................................................44
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
4
1 Inleiding
Dit installatievoorschrift beschrijft de werking, installatie, bediening en het primaire on-
derhoud* van de ATAG Q CV-ketels.
Dit installatievoorschrift is bedoeld voor erkende installateurs die de ATAG ketels instal-
leren en in gebruik stellen.
Lees ruim voor aanvang van installatie van de ketel dit installatievoorschrift goed door.
Voor gebruikers van de ATAG Q is een aparte gebruikshandleiding bij de ketel geleverd.
ATAG Verwarming is niet aansprakelijk voor gevolgen die voortvloeien uit ingeslopen
fouten of onvolkomenheden in het installatievoorschrift en de gebruikshandleiding.
Tevens behoudt ATAG Verwarming zich het recht voor om haar producten te wijzigen
zonder voorafgaande mededeling.
Geef de klant bij oplevering van de installatie duidelijke instructies over het
gebruik van de ketel en overhandig daarbij de gebruikshandleiding en garantie-
kaart aan de klant.
Wijs de klant op de ondersteunende diensten van ATAG voor service en onderhoud*.
Voor het installeren van een rookgasafvoersysteem en/of externe regelingen
verwijzen wij u naar de desbetreffende leverancier.
Elke ketel is voorzien van een typeplaat. Veri eer aan de hand van de gegevens op deze
typeplaat of de ketel voldoet aan de situatie waarin het geplaatst moet worden, zoals
gassoort, netvoeding en afvoerklasse.
* Voor verwarmings- en stookinstallaties met een nominaal vermogen van meer dan 100
kW zijn er vanuit de overheid binnen de BEMS wetgeving speci eke regels opgesteld,
zogenaamde SCIOS regelgeving. De eigenaar/beheerder is verantwoordelijk voor het
naleven van deze regels die met name betrekking hebben op onderhoud en inspecties.
ATAG Verwarming biedt voor de naleving van deze regels ondersteuning met alle ser-
vices die daarvoor nodig zijn.
2 Regelgeving
Voor installatie van de ATAG Q gelden de volgende regels:
- Wetgeving: Bouwbesluit
Het bouwbesluit bevat prestatie-eisen over opstelling, afvoer en uitmonding.
- NEN 2757; bepalingsmethode voor afvoer
-
NEN 1087; bepalingsmethode voor ventilatie en prestatie-eisen voor leidingwerk
- NPR 3378 of NTR
- NEN 3028; veiligheidsvoorschriften
- AVWI - NEN 1006;
- ARBO-wet;
- Plaatselijk geldende voorschriften.
De installatie van de ketel mag uitsluitend door een erkend en geregistreerd
installateur uitgevoerd worden. Werkzaamheden aan het toestel mogen alleen
door gekwali ceerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaatsvinden. De
ketel moet aangesloten worden volgens dit installatievoorschrift en alle instal-
latietechnische normen en voorschriften die betrekking hebben op de aan te
sluiten installatie. De installateur is verantwoordelijk voor het in acht nemen van
de ARBO-wet.
Het apparaat mag alleen door bevoegde personen bediend worden, die geïnstru-
eerd zijn over de werking en het gebruik van het apparaat. Ondeskundig gebruik
kan leiden tot schade aan het apparaat en/of de aangesloten installatie.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
5
Het apparaat mag niet worden gebruikt door kinderen of personen met vermin-
derde lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke vermogens, of gebrek aan ervaring
en kennis, tenzij onder toezicht of indien zij instructies daarvoor hebben gekre-
gen.
Er moet op toegezien worden dat kinderen niet met het apparaat spelen.
Houd rekening met de volgende veiligheidsvoorschriften:
-
alle werkzaamheden aan de ketel dienen in een droge omgeving plaats te vinden.
- laat de ATAG ketel niet functioneren zonder mantel, tenzij er controle- en afstelwerk-
zaamheden moeten plaatsvinden (zie hoofdstuk 13).
-
laat nooit elektrische en elektronische componenten in contact komen met water.
Voer de volgende handelingen uit bij (onderhouds-) werkzaamheden aan een reeds
aangesloten ketel:
- schakel alle functies uit
- sluit de gaskraan
- trek de stekker uit de wandcontactdoos
- sluit de stopkraan van de inlaatcombinatie in de ketel.
Indien er controle- en afstelwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden let dan op het
volgende;
- de ketel moet tijdens deze werkzaamheden kunnen functioneren, dus moeten zowel
de voedingsspanning, de gasdruk alsook de waterdruk op de ketel blijven staan. Zorg
ervoor dat deze tijdens de werkzaamheden geen gevaar kunnen opleveren.
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende
delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Plaats na (onderhouds-)werkzaamheden altijd de mantel terug en borg de man-
tel met de schroef.
De volgende (veiligheids-) symbolen kunnen in dit installatievoorschrift, op de verpakking
en op de ketel voorkomen:
Dit symbool geeft aan dat de ketel vorstvrij opgeslagen moet worden.
Dit symbool geeft aan dat de verpakking en/of inhoud beschadigd kan raken
door onzorgvuldig transport.
Dit symbool geeft aan dat de verpakte ketel beschermd moet worden tegen
weersinvloeden tijdens transport en opslag.
SLEUTEL-symbool. Dit symbool geeft aan dat hier een (de-)montage uitgevoerd
moet worden.
LET OP-symbool. Dit symbool geeft aan dat extra aandacht gevraagd wordt bij
een bepaalde handeling.
Tip, beschrijving van een handigheid.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
6
3 Leveringsomvang
De ketel wordt gebruiksklaar geleverd. Het leveringspakket is als volgt samengesteld:
Ketel met mantel;
Automatische ontluchter (in ketel);
Overstortventiel (in ketel);
Inlaatcombinatie (in Combi-ketel);
Doseerventiel (in Combi-ketel);
Thermostatisch mengventiel (in Combi-ketel);
Vul- en aftapkraan met T-stuk;
Open verdeler (alleen Q51C);
• Ophangbeugel;
Bevestigingsmateriaal bestaande uit pluggen en schroeven;
• Aftekenmal;
• Installatievoorschrift;
• Gebruikshandleiding;
• Garantiekaart.
4 Ketelbeschrijving
De ATAG Q is een gesloten, condenserend en modulerende CV-ketel al of niet voorzien
van een geïntegreerde warmwatervoorziening.
De ketel is voorzien van een compacte RoestVastStalen warmtewisselaar met gladde
buizen. Een doordacht principe met duurzame materialen.
De CV-ketel verbrandt (aard)gas voor het leveren van warmte. Deze warmte wordt in de
warmtewisselaar overgedragen aan het water in de CV-installatie. Door het sterk afkoelen
van de rookgassen ontstaat condens. Hierdoor wordt juist een zeer hoog rendement
gehaald. Het gevormde condenswater, dat geen negatieve invloed op de wisselaar en
de werking heeft, wordt door de interne sifon afgevoerd.
De ketel is voorzien van een intelligent besturingssysteem (CMS Control Management
System). Elke ketel anticipeert op de warmtebehoefte van de CV-installatie of de warm-
watervoorziening. Hierdoor zal de ketel zijn vermogen afstemmen op de installatie. Dit
betekent dat de ketel langer en op een laag niveau in bedrijf zal zijn.
Indien er een buitenvoeler wordt aangesloten kan de regeling weersafhankelijk functio-
neren. Dit houdt in dat de regeling de buitentemperatuur en de aanvoerwatertemperatuur
meet. Aan de hand van deze gegevens berekent het besturingssysteem de optimale
aanvoerwatertemperatuur in de installatie.
Verklaring van de typeaanduiding: ATAG Q 51C
Q = Type
51 = Nominale belasting in kW
C = Combi (S = Solo)
ATAG ketels hebben allen Gaskeurlabels*. De volgende Gaskeurlabels komen bij ATAG
CV-ketels voor:
- HR107 Hoog Rendement 107%. ATAG ketels bereiken zelfs 109,7% op onder-
waarde.
- HRww Hoog Rendement WarmWater. Alle Combi-ketels produceren ef ciënt
warmwater op hoog rendement.
- CW Comfortklasse Warmwater. Klasse-indeling van de tapprestaties. De
Combi-ketels vallen in de klassen 4,5 en 6!
- SV Schone Verbranding. De emissies liggen ver onder de norm die hiervoor
gesteld wordt.
- NZ Naverwarming Zonneboiler. Alle Combi-ketels zijn geschikt voor het
aansluiten van een zonneboiler.
* Indien er wijzigingen aan de ketelconstructie worden doorgevoerd voldoet de
ketel niet meer aan de CE-eisen en Gaskeur. Gaskeur-label is tevens van toepas-
sing op een temperatuurregime van 80/60°C.
Gesloten CV-ketel
Het toestel haalt zijn ver-
brandingslucht van buiten
en voert de rookgassen naar
buiten af.
Condenseren
Resultaat van het onttrek-
ken van veel warmte uit de
rookgassen. Waterdamp zal
als 'water' neerslaan op de
wisselaar.
Moduleren
Harder of zachter branden
afhankelijk van de warmte
die gevraagd wordt.
RoestVastStaal
Superdegelijke staalsoort
die levenslang zijn bijzonder
eigenschappen behoudt. Het
roest en erodeert niet, zoals
aluminium.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
7
1 warmtewisselaar
2 ontstekingsunit
3 ventilatorunit
4 luchtinlaatdemper
5 gasblok
6 overstortventiel
7 automatische ontluchter
8 keramische branderstenen
9 boiler (C)
10 bedieningspaneel
11 Control Tower (CMS)
12 water lter retour CV
13 driewegklep
14 circulatiepomp
15 inlaatcombinatie (C)
16 doseerventiel (C)
T1 aanvoersensor
T1a secundaire aanvoersensor
(alleen Q60S)
T2 retoursensor
T3 boilersensor
P1 waterdruksensor
toestelweergave ATAG Q figuur 4.a
4213 19518769
20
C
E
13 14 15 16
17
W
G
21 10
T1
8
11
T2
T3
P1
KRA
17 thermostatisch mengventiel (C)
18 rookgasafvoer
19 verbrandingsluchttoevoer
20 luchtkast
21 typeplaat
G gasleiding
A aanvoerleiding CV
R retourleiding CV
C condensleiding
E expansievatleiding
K koudwaterleiding
W warmwaterleiding
T1a
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
8
5 Ophangen van de ketel
De opstellingsruimte voor de CV-ketel moet vorstvrij zijn.
De ketel kan met de ophangbeugel en het meegeleverde bevestigingsmateriaal aan
praktisch elke wand worden bevestigd. De wand moet vlak en zó stevig zijn dat deze
het ketelgewicht met waterinhoud kan dragen.
Let op de minimale afstanden tussen ketel, wanden en plafond ten behoeve van het
plaatsen en verwijderen van de mantel (zie bijlage C).
Met behulp van de bijgeleverde aftekenmal kan de plaats van de ketel bepaald worden.
Til de ketel alleen op aan de achterwand.
6 Aansluiten van de ketel
De ketel beschikt over onderstaande aansluitleidingen:
• CV-leidingen.
Deze moeten met knel ttingen aangesloten worden op de installatie;
• Gasleiding.
De aansluiting op de ketel is voorzien van binnendraad waarin het staartstuk van de
gaskraan gedraaid kan worden;
• Condensafvoerleiding.
Dit is een ovale 24 mm kunststof leiding. Hierop kan door middel van een open ver-
binding de afvoerleiding aangesloten worden. Indien nodig kan de leiding worden
verlengd met een ø 32 mm PVC sok;
Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem.
Deze kunnen als 2x ø80 mm of concentrisch ø80/125 mm aangesloten worden.
Koud- en warmwaterleiding
Alleen Combi-ketels: deze bestaan uit een ø15 mm koperleiding. Deze moeten met
knel ttingen aangesloten worden op de drinkwaterinstallatie.
Het is aan te bevelen alle ketelaansluitleidingen en/of de installatie schoon te
spoelen en/of schoon te blazen alvorens deze aan te sluiten op de ketel.
6.1 CV-systeem
Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen moeten door middel van knel ttingen aangesloten worden op de in-
stallatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of ge t), moeten verloopstukken
worden gebruikt.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil test-
water vrijkomen.
De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor
de belasting en de pompcapaciteit. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het
aanvoer- en retourwater gecontroleerd. Tabel 3 geeft de waterverplaatsing weer die de
circulatiepomp kan leveren bij een bepaalde installatieweerstand.
Pas voor de Q51C, Q51S en Q60S altijd een open verdeler toe om stromings-
problemen over de CV-installatie te voorkomen.
ATAG levert hiervoor de AA1OV09U Open verdeler voor 1 toestel. Deze wordt direct
onder het CV-toestel op de aanvoer- en retourleiding aangesloten.
Indien de installatieweerstand hoger is dan de vermelde waarde zal de pomp op maximale
pompcapaciteit gaan draaien en de belasting aanpassen totdat een, voor de regeling
acceptabel, temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourwater is bereikt.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
9
Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschakelen
en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer
afgenomen is.
De regeling zal, indien een onacceptabel temperatuurverschil wordt geconstateerd,
herhaaldelijk proberen waterstroming tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan zal de ketel
blokkeren.
Indien de installatieweerstand te hoog is, kan in combinatie met een open verdeler een
extra externe pomp in serie met de ketel worden geïnstalleerd. De voeding voor deze
externe circulatiepomp kan in de ketel op het aansluitblok worden aangesloten, waardoor
deze pomp op dezelfde tijdstippen schakelt als de ketelpomp.
Het maximaal opgenomen vermogen van de externe circulatiepomp mag maximaal 230
W (1 Amp) zijn. De extra externe pomp moet op basis van de installatieweerstand en
benodigde ow geselecteerd worden.
Keteltype pomptype waterstroming toestel toelaatbare
installatieweerstand
UPER l/min l/h kPa mbar
Combi
Q25C
20-60 16,2 972 29 290
Q38C
20-70 24,6 1478 20 200
Q42C*
20-70 23,5 1408 20 200
Q51C
20-70 30,1 1803
Solo
Q25S
20-60 16,2 972 32 320
Q38S
20-70 24,6 1478 22 220
Q51S
20-70 30,1 1803
Q60S
20-70 38,9 2333
* bij T 22,5°C
Installatieweerstand tabel 6.1.a
pompkenlijnen grafiek 6.1.a
Q(m³/h)
100% UPER 20-70
Q25C, Q38C
Q25S, Q38S
100% UPER 20-60
H(m)
25% UPER 20-60
25% UPER 20-70
externe installatiepomp met
open verdeler figuur 6.1.a
De ketel is standaard voorzien van een water lter in de retourleiding van de ketel. Hiermee
wordt voorkomen dat eventuele vervuiling van het CV-water in de ketel terechtkomt. De
ketel is tevens voorzien van een intern overstortventiel van 3 bar. Deze is gezamenlijk
met de condensafvoer aangesloten op de afvoerconstructie naar het riool.
Indien alle, of een groot deel van de radiatoren voorzien zijn van thermostatische
radiatorkranen, moet een drukverschilregelaar worden toegepast om stromingsproblemen
in de installatie te voorkomen. De toegepaste drukverschilregelaar moet dezelfde
diameter hebben als de aansluitdiameter van de aanvoer- en retourleiding van het toestel.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
10
De ketel is niet geschikt voor installaties die zijn uitgevoerd met “open”
expansievaten.
Toevoegmiddelen aan het water in de installatie zijn slechts toegestaan na
schriftelijke toestemming van ATAG Verwarming.
Bij het toepassen van meerdere CV-ketels in één installatie verwijzen wij u naar het
cascade installatievoorschrift.
6.2 Expansievat
De CV-installatie moet voorzien worden van een expansievat. Het expansievat dat wordt
toegepast moet afgestemd zijn op de waterinhoud van de installatie. De voordruk is
afhankelijk van de installatiehoogte boven het gemonteerde expansievat. Zie tabel 6.2.a.
Alle Combi-ketels zijn voorzien van een expansievatleiding. Deze leiding staat in
verbinding met de driewegklep en de circulatiepomp. Hiermee wordt voorkomen dat
het expansiewater, bij het functioneren voor de warmwatervoorziening, afgesloten wordt
van het expansievat, indien de thermostaatkranen van de radiatoren volledig gesloten
zijn. Het plaatsen van een tweede expansievat in de installatie is geen probleem.
Het expansievat moet, bij combi-ketels, op de expansievatleiding van de ketel
worden aangesloten.
De Solo-ketels zijn niet voorzien van een expansievatleiding. Indien een Solo-ketel
wordt gecombineerd met een ATAG CBV/H Comfort boiler is de expansievataansluiting
opgenomen in het leidingwerk van de Comfort boiler. Hierop moet het expansievat
worden aangesloten.
Indien een andere boiler wordt toegepast moet men er rekening mee houden dat
het expansievat aangesloten wordt in de leiding tussen de driewegklep en de
ketelcirculatiepomp.
6.2.1 Expansievatmodule
De ATAG Q25S en Q38S kunnen voorzien worden van een expansievatmodule. Hiermee
komt het externe expansievat te vervallen. Deze expansievatmodule wordt achter de
Solo-ketel geplaatst, waardoor het expansievat niet opvalt. Indien de Solo-ketel voorzien
wordt van een ATAG Comfort boiler zal de bouwdiepte gelijk zijn.
De inhoud van de twee expansievaten samen is 20 liter. De voordruk is 1 bar.
keuze expansievat tabel 6.2.a
installatiehoogte boven
het expansievat
voordruk van het
expansievat
5 m 0,5 bar
10 m 1,0 bar
15 m 1,5 bar
expansievatmodule figuur
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
11
De expansievatmodule kan compleet geleverd worden met het benodigde leidingwerk ,
zodat de ketel direct kan worden aangesloten. De aansluitleidingen ten behoeve van de
installatie komen overeen met die van de ketel en hebben dezelfde afstand tot de muur.
Voor controle van de expansievaten zijn deze bereikbaar via de linker-, rechter- en
bovenzijde. Vanuit deze zijden zijn de vaten ook eventueel te verwijderen en hoeft de
ketel niet gedemonteerd te worden.
De ruimte die nodig is voor het ophangen van de expansievatmodule komt overeen met de
benodigde ruimte voor het ophangen van een Solo-ketel. De meegeleverde aftekenmal
en ophangstrip voor de Solo ketel kunnen gebruikt worden voor de expansievatmodule.
De Solo-ketel wordt, nadat de expansievatmodule opgehangen is, hierop bevestigd. De
benodigde ophangstrip voor de ketel is op de module aanwezig.
Artikelnummers:
- Expansievatmodule (exclusief aansluitleidingen) AEM0209U
- Aansluitleidingen t.b.v. expansievatmodule ALE0004U
zijaanzicht module met toestel (maten in mm) figuur 6.2.1.b
525
wand
155
370
vooraanzicht expansievatmodule (maten in mm) figuur 6.2.1.c
660
105
480
6.3 Verwarmingssystemen met kunststof leidingen
Bij het aansluiten of het toepassen van kunststof leidingen (vloer- en/of wandverwarming)
of leidingdelen (radiatoraansluitingen, verdeeleenheden), moet men er rekening mee
houden dat de toegepaste kunststof leidingen voldoen aan:
- DIN 4726 t/m 4729 (geen hogere zuurstofdoorlatend-heid dan 0,1 g/m3.d bij 40°C)
of
- Nationale BRL 5606 van KIWA (geen hogere zuur-stofdoorlatendheid dan 0,18 g/
m2.d bij 80°C)
Zorg ervoor dat een systeem met kunststo eidingen goed ontlucht wordt en blijft.
Indien het systeem niet voldoet aan een van deze normen, moet het deel met
kunststof leidingen gescheiden worden van de CV-ketel door middel van een
platenwisselaar.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
12
6.4 Waterkwaliteit
Installatie vullen met drinkwater.
In veruit de meeste gevallen kan een CV-installatie worden gevuld met water volgens
landelijk geldend waterbesluit en is behandeling van dit water niet noodzakelijk.
Om problemen met CV-installaties te vermijden moet de kwaliteit van het vulwater aan
de speci caties voldoen die vermeld staan in tabel 6.4.a:
Als het vulwater buiten de gestelde speci caties valt, raden wij u aan om het water zo-
danig te behandelen dat het voldoet aan de gestelde speci caties.
Aanspraak op garantie vervalt indien de installatie niet wordt gespoeld en/of de
kwaliteit van het vulwater niet voldoet aan de door ATAG gestelde speci caties.
Neem altijd vooraf contact op met ATAG indien er onduidelijkheden en/of afwij-
kingen te bespreken zijn. Zonder akkoord vooraf vervalt de garantie.
Installatie:
- Het gebruik van grondwater, demi-water en gedestilleerd water is niet toegestaan.
(een verduidelijking van deze termen is op de volgende pagina weergegeven)
- Wanneer de kwaliteit van het drinkwater valt binnen de speci caties vermeld in tabel
6.4.a, kan worden begonnen met het spoelen van de installatie alvorens het toestel
te installeren.
- Gedurende deze spoeling moeten restanten van corrosieproducten (magnetiet), t
producten, snij-olie en andere ongewenste producten worden verwijderd.
- Een andere mogelijkheid om vuil te verwijderen is het plaatsen van een lter. Het type
lter moet passen bij het soort en korrelgrootte van de vervuiling. ATAG adviseert het
gebruik van een lter. Hierbij moet er op worden gelet dat het gehele leidingsysteem
wordt meegenomen.
- De CV installatie moet goed worden ontlucht alvorens het systeem in gebruik te
nemen. Zie daarvoor hoofdstuk Inbedrijfname.
- Wanneer het met regelmaat noodzakelijk is (>5% op jaarbasis) dat er water dient te
worden bijgevuld is er sprake van een structureel probleem en dient een installateur
dit probleem te verhelpen. Door het regelmatig toevoegen van vers water aan het
systeem wordt ook zuurstof en kalk bijgedoseerd waardoor magnetiet en kalk afzetting
zich kunnen continueren. Dit kan resulteren in verstoppingsproblemen en/of lekkages.
- Wanneer gebruik wordt gemaakt van een antivries of andere toevoegmiddelen, dient
de kwaliteit van het vulwater periodiek te worden gecontroleerd overeenkomstig met
de tijdsperiode zoals die is aangegeven door de leverancier van dit middel.
- Chemische toevoegingen moet worden vermeden en mogen enkel worden gebruikt
na door ATAG Verwarming voor de betreffende toepassing te zijn vrijgegeven.
- Wanneer men de waterkwaliteit wil behalen door middel van het gebruik van chemi-
sche middelen is dit zijn/haar verantwoordelijkheid. Wanneer het water niet voldoet
aan de door ATAG gestelde speci caties of chemische middelen niet door ATAG zijn
vrijgegeven vervalt de garantie op het door ATAG geleverde product.
- ATAG adviseert om bij installatie en latere bijvullingen of wijzigingen in een logboek
te vermelden welk type water is gebruikt, welke kwaliteit dit was en, indien van toe-
passing, welke additieven en in welke hoeveelheden zijn toegevoegd.
Parameter Waarde
Type water Drinkwater
Onthard water
pH 6.0-8.5
Geleidbaarheid (bij 20°C in μS/cm) Max. 2500
IJzer (ppm) Max. 0.2
Hardheid (°dH)
Installatievolume/-vermogen
<20 l/kW
1-12
Installatievolume/-vermogen
>=20 l/kW
1-7
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
13
Zuurstof Geen zuurstof diffusie toegestaan gedu-
rende bedrijf.
Max. 5% vulwater bijvulling op jaarbasis
Corrosie inhibitoren Zie Bijlage Toevoegmiddelen
pH verhogende of verlagende midde-
len
Zie Bijlage Toevoegmiddelen
Antivries toevoegingen Zie Bijlage Toevoegmiddelen
Andere chemische toevoegingen Zie Bijlage Toevoegmiddelen
Vaste stoffen Niet toegestaan
Restanten in het proces water die geen
onderdeel uitmaken van drinkwater
Niet toegestaan
Tabel 6.4.a
Waterkwaliteit in tapwaterverwarmers
Parameter Waarde
Type water Drinkwater
pH 7.0-9.5
Geleidbaarheid (bij 20°C in μS/cm) Max 2500
Chloride (ppm) Max 150
Ijzer (ppm) Max. 0.2
Hardheid (°dH) 1-12
Aantal bacterie kolonies bij 22°C
(aantal/ml). pr EN ISO 6222
Max. 100
Tabel 6.4.b
De nitie van type water:
Drinkwater: Leidingwater dat in overeenstemming is met de Europese drink-
waterrichtlijn: 98/83/EG van 3 november 1998.
Onthard water: Water waar calcium en magnesium ionen gedeeltelijk uit zijn ver-
wijderd
Demi-water: Water waar nagenoeg alle zouten uit zijn verwijderd (erg lage ge-
leidbaarheid)
Gedestilleerd water: Water waar geen zouten meer in aanwezig zijn.
Neem contact op ATAG Verwarming voor meer informatie over analysemethoden.
6.5 Gasleiding
Bepaal de diameter en monteer de gasleiding volgens de huidige regelgeving.
De ketelleiding is voorzien van een binnendraad, waarin het staartstuk van de gaskraan
kan worden gedraaid.
Voor een goede werking van de ketel is het noodzakelijk dat de dynamische voordruk
van de ketel hoger is dan 20 mbar.
Zorg ervoor dat, met name bij nieuwe leidingen, de gasleiding geen vuilresten
bevat.
Indien de ketel omgebouwd moet worden van aardgas naar propaan, neem dan contact
op met ATAG Verwarming Nederland BV. ATAG Verwarming Nederland B.V. verzorgt
de ombouw.
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende
delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
14
6.6 Warmwatervoorziening
Monteer de drinkwaterinstallatie volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen van de warmwatervoorziening moeten door middel van een knel tting
aangesloten worden op de installatie. De ketel is voorzien van een inlaatcombinatie met
een veiligheidsventiel van 8 bar (1). Zie guur 6.6.a. Deze is samen met de condensafvoer
en de afvoer van het CV-veiligheidsventiel (3 bar) aangesloten op één rioolaansluitleiding.
Voor de inlaatcombinatie is in de koudwaterleiding een doseerventiel (2) gemonteerd.
Het doseerventiel zorgt ervoor dat er een hoeveelheid water geleverd wordt die een
gegarandeerde temperatuur van 60°C heeft (uitgaande van een koudwatertemperatuur
van 10°C). De hoeveelheid water wordt nagenoeg niet beïnvloed door de waterdruk.
De uitstroomtemperatuur is in te stellen door middel van het thermostatisch
mengventiel (3) onder de boiler. Standaard fabrieksinstelling = 60°C.
Zie guur 6.6.a en 6.6.b.
Indien de waterhoeveelheid niet wordt gehaald volgens de speci caties (zie Bijlage A)
adviseren wij het binnenwerk uit het doseerventiel te verwijderen.
6.7 Zonneboiler (voorverwarmer) NZ
De ATAG Q-Serie Combi is geschikt voor het aansluiten op een standaard zonneboiler
(voorverwarmer). ATAG levert hiervoor de ATAG EcoNorm
II
en CBSolar
II
. De CV-ketel
dient dan als Naverwarmer Zonneboiler (NZ). Sluit de zonneboiler aan volgens VEWIN
werkblad 4.4 C.
- Voor aansluiting van een EcoNorm
II
en CBSolar
II
op een ATAG Q-Serie combiketel
moet een extra NZ ombouwset (AA1ZB04H) in de combiketel geïnstalleerd worden.
- De zonneboiler en de CV-ketel moeten elk apart voorzien zijn van een inlaatcombi-
natie. Levering door derden.
Figuur 6.7.a geeft een voorbeeldaansluitschema weer van de ATAG Q Combi met een
standaard zonneboiler.
thermostatisch mengventiel,
inlaatcombinatie en
doseerventiel figuur 6.6.a
3
2
1
instellen thermostatisch
mengventiel
figuur 6.6.b
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
15
6.8 Condensafvoerleiding
De ATAG CV-ketels produceren condenswater. Dit condenswater moet afgevoerd
worden, anders zal de ketel niet meer functioneren.
De gezamenlijke condensafvoerleiding dient door middel van een open verbinding
aangesloten te worden op de riolering. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele
rioolgassen in de ketel terecht komen. De rioolaansluiting moet een minimale diameter
van 32 mm hebben.
Monteer de condensafvoerleiding volgens de huidige regelgeving.
Op de gezamenlijke condensafvoerleiding zijn de volgende componenten
aangesloten:
- Condensafvoer;
- Overstortventiel;
- Inlaatcombinatie (alleen Combi-ketels).
Het afvoeren van het condenswater op de hemelwaterafvoer is, met het oog op
bevriezingsgevaar, niet toegestaan.
Vul vóór het in bedrijf nemen van de ketel de sifon met water.
ATAG Q Combi met zonneboiler Figuur 6.7.a
123
Leidingaansluitingen na ombouw
met NZ-ombouwset AA1ZB04H:
1. Koudwaterleiding
2. Zonneboiler waterleiding
3. Warmwaterleiding
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
16
6.9 Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem
Met het rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem wordt bedoeld:
- De rookgasafvoerleiding;
- De luchttoevoerleiding;
- Dak- of geveldoorvoer.
De rookgasafvoer- en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan:
- de regelgeving genoemd in hoofdstuk 2,
- de voorschriften uit dit installatievoorschrift en het installatievoorschrift van het toe te
passen rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem.
Open opstelling
Gesloten opstelling
RVS
PP
RVS
PP
PP
RVS
PP
Gesloten en open opstelling figuur 6.9.a
PP
PP/MW PP/MW PP/MW
Alle rookgasafvoerdelen die zich buiten de
schacht of brandwerende omkokering be-
vinden moeten uitgevoerd zijn in RVS.
Toestelklasse: C
Toegestaan mits
aanzuiging en
uitmonding in
hetzelfde drukvlak.
Toestelklasse: B
Uitmondingsgebied 1
(vrij uitmondingsgebied)
Lucht lter
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
17
De ketelaansluitdiameter is ø 80 mm. Hierop kan het rookgasafvoer- en luchttoevoersy-
steem gemonteerd worden al dan niet voorzien van bochten. Zie tabel 6.9.1.a voor de
maximaal toepasbare leidinglengte.
Wij adviseren een eenvoudig rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem samen te stellen
uit de Monopass rookgasafvoercomponenten. Voor nadere informatie omtrent het leve-
ringsprogramma van het afvoer- en toevoersysteem verwijzen wij u naar de Prijswijzer
Monopass Rookgasafvoerprogramma.
Monopass is uitsluitend bedoeld en geschikt voor toepassing op ATAG CV-ketels op
aardgas of propaan. De maximale rookgastemperaturen van de ATAG CV-ketels liggen
beneden 70°C (vollast bij 80/60°C).
De goede werking kan nadelig beïnvloed worden door veranderingen of aanpassingen
van het bedoelde gebruik.
Eventuele garantieaanspraken vervallen als gevolg van dergelijke wijzigingen of het
onjuist opvolgen van de regelgeving en de installatievoorschriften.
De afvoersystemen die in dit document zijn beschreven zijn uitsluitend geschikt in com-
binatie met ATAG CV-ketels met Gaskeurlabel HR, Gastec toestelkeuringscerti caat nr:
0063BQ3021 en 0063BT3195.
Stel het afvoersysteem samen met uitsluitend de onderdelen uit het Monopass program-
ma. Combinaties met andere merken of systemen zijn, zonder schriftelijke goedkeuring
van ATAG Verwarming, niet toegestaan.
Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het
materiaal voorzien zijn van het Gastec QA en/of KOMO
®
label.
Afschot
Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de
ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem kan
verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans op ijs-
pegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient het toe-
voersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te voorkomen.
Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoersysteem is overbodig.
De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze
condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de gevel,
als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uitmonding de
voorkeur.
Aansluiten en beugelen
Een rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem moet altijd voorzien zijn van voldoende
afsteuning tegen de wand of dak door middel van beugels.
- Fixeer altijd iedere bocht om of nabij de mof met een montagebeugel.
Enige uitzondering: de eerste mof vanaf de ketel indien beide pijpen korter zijn dan
25cm. Plaats de eerste beugel op maximaal 50cm vanaf de ketel.
- Bij buislengten van meer dan 1 meter: plaats een niet- xerende beugel tussen de
xerende beugels.
- Maximale beugelafstand horizontale en 45° hellende leidingen: 1 meter
Maximale beugelafstand verticale leidingen: 2 meter
Bij schachtenaansluiting:
- Controleer of de leidingen behorende bij de schacht niet geblokkeerd en niet bescha-
digd zijn.
- Controleer of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd.
- Markeer wat de rookgasafvoer en de luchttoevoer is.
- Controleer of de stompen minimaal 50 mm uit de schacht steken.Beugel het laatste
element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Als dit laatste element
een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
18
Uitzetten
- Monteer het rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem altijd spanningsvrij.
- Schuif kunststof rookgasafvoerdelen altijd eerst geheel in elkaar en trek de verbinding
10mm terug. Zo ontstaat er voldoende ruimte tot uitzetten bij temperatuurverhogingen.
Afdichtingen en verbindingen
- Voorkom het beschadigen van afdichtringen door haaks afkorten en ontbramen
- Beschadigde afdichtringen vervangen
- Verbindingen niet schroeven, blindklinken, kitten, schuimen of plakken
- Gebruik, indien nodig, het door de fabrikant voorgeschreven smeermiddel voor de
afdichtringen. Geen vet, (zuurvrije) vaseline of olie.
Zie de volledige installatievoorschriften van het desbetreffende rookgasafvoer- en lucht-
toevoermateriaal voor de montageinstructies en het Rogafa advies: www.hetnieuwe-
beugelen.nl.
Voor exibel rookgasafvoermateriaal gelden de installatieinstructies van de desbetref-
fende fabrikant.
Parallel (2-pijps)
Concentrisch
Beugelafstanden bij parallel aangesloten rookgasafvoer en luchttoevoer Figuur 6.9.b
Beugelafstanden bij concentrisch aangesloten rookgasafvoer en luchttoevoer Figuur 6.9.c
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
19
6.9.1 Dimensionering afvoerkanaal / toevoerkanaal
De diameter wordt bepaald door de totale lengte, inclusief aansluitpijp en, verloop van
het rookkanaal (zoals bij inmeten is vastgesteld) en het type ketel. Een te kleine dia-
meter kan leiden tot storing. Zie tabel 6.9.1.a voor keuze van het systeem met de juiste
diameter en zie ook NEN 2757. De tabel toont de maximale afvoerlengte bij verschil-
lende ketelvermogens. Er is een langere afvoerlengte te behalen door de diameter van
te vergroten naar ø100mm.
Toelichting op tabel 6.9.1.a:
Tweepijps afvoersysteem: maximale opgegeven lengte = afstand tussen
ketel en dakdoorvoer A.
Concentrisch afvoersysteem: maximale opgegeven lengte = afstand tussen
ketel en dakdoorvoer B.
Bij toepassing van bochten moet de opgeven waarde achter elke bocht van de maximale
rechte lengte afgetrokken worden (zie voorbeeld).
De diameter 60/100 mag uitsluitend toegepast worden op geveldoorvoeren in
combinatie met ATAG CV-ketels tot en met 25kW.
ø80mm
A
in m
ø100mm
A
in m
15 kW Maximale rechte lengte 80 31 Maximale rechte lengte 100 40
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8
weerstandslengte 45° boch
t
-0,8 weerstandslengte 45° boch
t
-0,9
16-25 kW Maximale rechte lengte 80 31 Maximale rechte lengte 100 40
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8
weerstandslengte 45° boch
t
-0,8 weerstandslengte 45° boch
t
-0,9
26-38 kW Maximale rechte lengte 80 18 Maximale rechte lengte 100 39
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8
weerstandslengte 45° boch
t
-0,8 weerstandslengte 45° boch
t
-0,9
39-60 kW Maximale rechte lengte 80 6 Maximale rechte lengte 100 18
weerstandslengte 87° bocht -1,5 weerstandslengte 87° bocht -1,8
weerstandslengte 45° boch
t
-0,8 weerstandslengte 45° boch
t
-0,9
ø60/100mm
B
in m
ø80/125mm
B
in m
ø100/150mm
B
in m
15 kW Maximale rechte lengte 60/100 12 Maximale rechte lengte 80/125 31 Maximale rechte lengte 100/150 40
weerstandslengte 87° bocht -1,6 weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6
weerstandslengte 45° boch
t
-1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1
16-25 kW Maximale rechte lengte 60/100 12 Maximale rechte lengte 80/125 31 Maximale rechte lengte 100/150 40
weerstandslengte 87° bocht -1,6 weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6
weerstandslengte 45° boch
t
-1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1
26-38 kW Maximale rechte lengte 80/125 13 Maximale rechte lengte 100/150 34
weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6
weerstandslengte 45° boch
t
-1,1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1
39-60 kW Maximale rechte lengte 80/125 6 Maximale rechte lengte 100/150 10
weerstandslengte 87° bocht -2,8 weerstandslengte 87° bocht -2,6
weerstandslengte 45° boch
t
-1,1 weerstandslengte 45° boch
t
-1,1
Concentrisch afvoersysteem
Tweepijps afvoersysteem + Schoorsteenvoeringen
Dimensionering rookgasafvoer / luchttoevoer Tabel 6.9.1.a
Voorbeeld:
Een 25kW toestel met een
concentrisch afvoersysteem
ø80/125mm heeft volgens de
tabel een maximale rechte af-
voerlengte van 31m.
In het toe te passen systeem
moeten 2x een 45° bocht op-
genomen worden.
De maximale afvoerlengte
wordt dan:
31 - 2x1,1 = 28,8m.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
20
7 Externe boiler
Op een ATAG Q kunnen diverse externe boilers, afhankelijk van de gestelde comfortei-
sen, aangesloten worden.
ATAG levert hiervoor:
- Comfort boilers hangend naast of onder een solo-ketel CBV/CBH Zie 7.1
- Comfort boilers staand naast een solo-ketel CBS Zie 7.1
- Zonneboiler als CV-zonneboiler naast een solo-ketel CBHotTop Zie 7.2
Alle ketels zijn standaard voorzien van een interne boilerregeling. De bedrading van
de ATAG boilersensor en de driewegklep kan door middel van de betreffende stekker
aangesloten worden op het aansluitblok in de Control Tower (zie hoofdstuk 8).
7.1 ATAG Comfort boiler
De ATAG CBV/CBH Comfort boilers worden onder (V) of naast (H) de solo-ketel gehan-
gen. Zij beschikken over een ATAG boilersensor en driewegklep. De boilersensor en
de driewegklepmotor kunnen met de bijgeleverde stekker en bekabeling aangesloten
worden op de daarvoor bestemde positie op het aansluitblok van de Control Tower.
De ATAG CBS Comfort boilers worden staand naast de solo-ketel geplaatst. Deze boilers
beschikken alleen over een ATAG boilersensor.
De Q 60S beschikt over een vermogen > 45 kW. Hierbij moet rekening gehouden
worden met de eisen die vermeld staan in het VeWin werkblad 4.4b.
Dit voorschrift stelt dat boilers die gecombineerd worden met verwarmingske-
tels met een opgesteld vermogen > 45 kW, voorzien moeten zijn van een dub-
bele scheiding.
Voor nadere informatie verwijzen we naar het installatievoorschrift van de boiler.
Een niet-ATAG boiler, die toegepast wordt in combinatie met een Q 51S of Q 60S, moet
minimaal over een CV-zijdig vermogen te beschikken van 40 kW resp. 45kW (minimaal
ø28mm spiraal). De maximaal toelaatbare drukval CV-zijdig is resp.20 en 10 kPa bij een
volumestroom van resp. 1417 en 1587 l/h.
Zie voor de hydraulische aansluiting installatievoorbeeld D.2 in Bijlage D.
7.2 ATAG CV-zonneboiler
Bij een CV-zonneboiler-installatie met een ATAG Q-Solo bevelen wij een ATAG CBHotTop
aan. Hiervoor verwijzen wij naar het installatievoorschrift ATAG Zonneboilers.
toestelcombinatie
Q 24 + CBV110 figuur 7.1.a
Boilertype geschikt voor type ketel
CBV110
CBH110
Q25S en Q38S
CBS150
CBS200
CBS300
Q25S en Q38S en Q51S
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
21
8 Elektrische aansluiting
De ketel voldoet aan de CE- machinerichtlijn 89/392/EEG.
De installatie moet (blijven) voldoen aan:
- Voorschriften voor elektrische apparaten NEN 1010;
- De plaatselijk geldende voorschriften;
Een afwijking van +10% of -15% op het net van 230V/50Hz is toegestaan.
De ketel moet worden aangesloten op een geaarde wandcontactdoos. Deze moet zicht-
baar en binnen handbereik zijn.
De ketel voldoet aan de volgende voorschriften:
- Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG
- EMC richtlijn 89/336/EEG
Verder gelden de volgende algemene voorschriften:
- Aan de bedrading van de ketel mogen geen wijzigingen worden aangebracht;
- Alle aansluitingen moeten op het aansluitblok gemaakt worden.
- Het netsnoer moet, bij eventuele vervanging, door een ATAG netsnoer vervangen
worden: ATAG Q, art.nr. S4320100
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
22
elektrisch aansluitschema figuur 8.a
Aanvoersensor (T1)
Aanvoersensor (T1a). Alleen Q60S
Waterdruksensor (P1)
Retoursensor (T2)
2 3
1
Gasklep 24V
Ventilator
24V~/ 230V~
Pomp PWM 230V~
Ionisatie
Ontsteking
Externe
trafo
230V~
24V~
Ventilator
1 Amp Max.
Boilersensor (T3)
Driewegklep
VC2010 of VC6940
Indien van toepassing
Anticipatieweerstand
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
23
8.1 Kamerthermostaten
Op de ATAG Q kunnen diverse kamerthermostaten/regelingen worden aangesloten.
De volgende regelingen kunnen direct op pos. 20 en 21 worden aangesloten:
- ATAG EaZy Eenvoudige digitaal comunicerende
kamerthermostaat.
- ATAG WiZe Uitgebreide digitaal communicerende
klokthermostaat met drukknop-
bediening.
- ATAG BrainQ Uitgebreide digitaal communicerende klokthermostaat met
druk-/draaiknop menusturing.
LET OP: Na inbedrijfname neemt de ketel 30 sec. wachttijd om de
BrainQ te herkennen.
- ATAG MadQ Regeling voor het aansturen van menggroepen en meerdere
ketels in Cascade
LET OP: Parameter 60 altijd op 03 zetten. Zie pagina 28-29.
Alle overige soorten of merken kamerthermostaten of regelingen die worden toegepast
moeten beschikken over een potentiaalvrij contact en moeten aangesloten worden op
pos. 22 en 23.
Voor een weersafhankelijke regeling moet de buitenvoeler ATAG ARV1215U (optioneel)
aangesloten worden op pos. 18 en 19.
Modulerende kamerthermostaten, anders dan ATAG thermostaten, zijn NIET
toepasbaar.
Voor meer gedetailleerde vragen over componenten, die niet door ATAG zijn geleverd,
neem contact op met de betreffende leverancier.
Z-ready
Dit logo vertegenwoordigt de
Z-thermostaten van ATAG.
Om te communiceren met
de ketel moet de ketel voorzien
zijn van een aansluiting voor het
overeenkomstige communicatiepro-
tocol. Een dergelijke ATAG ketel is
te herkennen aan dit logo. Dit logo
is terug te vinden op de verpakking
van de ketel en op het installatie-
voorschrift.
Z-thermostaten
Q-Controls
boilercombinaties tabel 6
230 Volt voor
externe pomp
netvoeding
230 Volt voor
externe regelaar
230 Volt
interne of externe drie-
wegklepmotor en boi-
lersensor
ATAG thermostaat
Aan / uit thermostaat
of regelaar
Aansluitblok Q
ATAG ARV12
buitensensor
n.v.t.
24 Volt
maximaal 100 mA
Aansluitblok guur 8.1.a
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
24
9 Ketelregeling
De ketel is voorzien van een zelfsturende regeling, het zogenaamde Control Management
System (CMS). Deze regeling neemt een groot deel van de handmatige instellingen over,
waardoor het in bedrijf nemen sterk is vereenvoudigd.
Na het insteken van de stekker in de wandcontactdoos zal de ketel geen bedrijfsactie
ondernemen en zal geen enkel bedrijfslampje gaan branden, totdat één van de functie-
toetsen wordt bediend. Het display zal de betreffende status weergegeven. Bij een lege
installatie toont het display FILL.
Het uitlezen van de status kan op twee manieren.
Good-weergave of standaard weergave
De eerste manier toont een eenvoudige displayweergave. De ketel toont tijdens normaal
bedrijf: 'Good'. Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van
Good worden weergegeven op het display.
Technische weergave
De tweede manier toont een technische weergave. Getoond wordt, onder andere:
links de bedrijfsstatus waarin de ketel actief is;
rechts de aanvoerwatertemperatuur;
de waterdruk van de CV-installatie.
Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van technische
weergave worden getoond op het display.
Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd):
- Druk 5 sec. op de STEP-toets.
Na het vullen van de installatie wordt het automatisch ontluchtingsprogramma pas ge-
activeerd, door de CV, WW- of pompfunctietoets (
, of ) te bedienen. Het
automatisch ontluchtingsprogramma duurt 17 minuten en stopt automatisch. Hierna zal
de ketel voor de ingeschakelde functie in werking treden (Zie verder 'Vullen en ontluchten
van ketel en installatie').
Bij een warmtevraag, die ontstaat voor CV of WW, zal een watertemperatuur berekend
worden. Deze berekende watertemperatuur wordt de T-set waarde genoemd en hierop
zal het ketelvermogen gestuurd worden. Bij een pas ingeschakelde ketel is de opbouw-
vertraging van de T-set waarde actief. Dit heeft hoofdzakelijk als doel te voorkomen dat
de ketel op vol vermogen in bedrijf gaat, waardoor hinderlijke geluiden en onnodige
temperatuurpieken kunnen ontstaan.
Mocht tijdens een CV-vraag de brander uitschakelen, omdat de gewenste CV-tempe-
ratuur overschreden is, dan treedt er een anti-pendeltijd in werking van 5 minuten. Dat
betekent dat de brander na 5 minuten weer inschakelt indien er nog CV-vraag is.
Bij warmtevraag op de warmwatervoorziening wordt de T-set waarde op de CV-retour-
watertemperatuur geregeld. Afhankelijk van de hoeveelheid sanitairwater dat aan de
boiler wordt onttrokken zal de CV-retourwatertemperatuur variëren waarop de belasting
van de ketel wordt gestuurd.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
25
9.1 Verklaring van de functietoetsen
- (CV) functietoets.
(de-)activeren van de Centrale Verwarming (lampje uit/aan);
- (WW) functietoets.
(de-)activeren van de Warmwatervoorziening (lampje uit/aan);
- (PC) functietoets.
stelt de pomp op continu watercirculatie over de CV-installatie (lampje aan),
of volgens de nadraaitijden op de betreffende functie's (lampje uit);
• Mode-toets.
Met kort indrukken kan een selectie van de gegevenshoofdstukken worden opge-
vraagd.
Na 5 seconden indrukken is het mogelijk om de code in te geven zoals omschreven
is in hoofdstuk Instellingen;
• Step-toets.
Met kort indrukken kan het opvragen van de waterdruk worden gedaan.
Na 5 seconden indrukken wordt omgeschakeld van de Good-weergave naar de
technische weergave en omgekeerd;
• Reset-toets.
Met kort indrukken wordt:
- een storing ontgrendeld;
- een ingegeven toegangscode beëindigd;
Na 5 seconden indrukken wordt een bedrijfsstop gemaakt voor bijvoorbeeld het ac-
tiveren van het automatisch ontluchtingsprogramma.
Enkele toetsen kennen nevenfuncties. Deze nevenfuncties zijn alleen actief indien er
volgens de procedure, beschreven in het hoofdstuk Instellingen, parameters gewijzigd
moeten worden of gegevens opgevraagd worden uit het CMS.
Nevenfuncties:
- CV toets : + functie;
- WW toets: - functie;
- PC toets : store-functie (bevestigen van een gewijzigde instelling);
- Step-toets : 'bladeren' in een gegevenshoofdstuk.
Indien de pomp continu
aan staat kan dit in de zo-
mer leiden tot ongewenste
warmte in de CV-installatie.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
26
10 Vullen en ontluchten van ketel en installatie
De CV-installatie dient gevuld te worden met drinkwater. Voor het vullen van de CV-
installatie gebruikt u de vul- en aftapkraan. Het vullen gaat als volgt:
1 Steek de stekker in de wandcontactdoos;
2 Het display toont FILL.
3 Alle functies uit (Verwarming, warmwater en pomp);
4 Druk kort op de 'STEP'-toets: Px.x = waterdruk in bar
5 Sluit de vulslang aan op de koudwaterkraan;
6 Vul de slang geheel met drinkwater;
7 Sluit de gevulde vulslang aan op de vul- en aftapkraan van de CV-installatie
8 Open de vul- en aftapkraan;
9 Open de koudwaterkraan;
10 Vul langzaam de installatie tot 1,5-1,7 bar (waarde op display loopt op);
11 STOP op display;
12 Sluit koudwaterkraan;
13 Ontlucht de gehele cv-installatie: begin op het laagste punt;
14 Controleer waterdruk en vul eventueel bij tot 1,5 tot 1,7bar
15 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn;
16 Druk de functietoetsen (
, en/of )in;
17 Indien A xx op het display verschijnt: 17 minuten wachten (kof etijd!);
18 Controleer de waterdruk en vul indien nodig bij;
19 Druk kort op de 'STEP'-toets;
20 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn;
21 Koppel de vulslang los;
22 Na beëindigen van het automatisch ontluchtingsprogramma (A xx) keert de ketel
terug naar de Good- weergave of de technische weergave.
Het kan enige tijd duren voordat alle lucht uit een gevulde installatie is verdwe-
nen. Zeker de eerste week kunnen geluiden hoorbaar zijn die wijzen op lucht. De
automatische ontluchter in de ketel zal deze lucht laten verdwijnen, waardoor de
waterdruk gedurende deze periode kan dalen en er water bijgevuld zal moeten
worden.
10.1 Warmwatervoorziening
Breng waterdruk op de boiler door de hoofdkraan en/of de stopkraan van de inlaatcom-
binatie te openen.
Ontlucht de boiler en de warmwaterinstallatie door het openen van een warmwaterkraan.
Laat de kraan zolang open staan totdat alle lucht uit de boiler en leidingen is verdwenen
en er alleen nog water uit de kraan komt.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
27
11 In werking stellen van de ketel
Zorg ervoor, alvorens de ketel in bedrijf te stellen, dat de ketel en de installatie goed
ontlucht zijn. Ontlucht de gasleiding en open de gaskraan van de ketel. De ketel be-
hoeft geen afstelling van branderdruk en luchthoeveelheid, omdat deze zelfregelend is
en fabrieksmatig is afgesteld en mag niet worden nagesteld. Meet alleen de maximale
luchtverplaatsing over de ketel (zie hoofdstuk Controle op vervuiling).
11.1 CV-systeem
Door middel van de toets (Centrale verwarming) wordt, mits er warmtevraag is, de
verwarming in werking gesteld. De circulatiepomp zal gaan circuleren en de ketel zal
gaan branden.
11.2 Warmwatervoorziening
Door middel van de toets (Warm water) wordt, mits er warmtevraag is, de warmwa-
tervoorziening in werking gesteld. De circulatiepomp zal gaan circuleren en de ketel zal
gaan branden.
Wacht totdat de boiler op temperatuur is en controleer vervolgens de uitstroomtempera-
tuur en de tapwaterhoeveelheid.
De uitstroomtemperatuur is in te stellen door middel van het thermostatisch
mengventiel onder de boiler. Standaard fabrieksinstelling = 60°C.
Zie guur 11.2.a.
Indien de waterhoeveelheid niet wordt gehaald volgens de speci caties (zie Bijlage C
Technische speci caties) adviseren wij het binnenwerk uit het doseerventiel te verwij-
deren.
instellen thermostatisch
mengventiel
figuur 11.2.a
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
28
11.3 Instellingen
Wanneer de ketel geïnstalleerd is, is het in principe gereed om in gebruik genomen te
worden. Alle instellingen van de besturing zijn reeds geprogrammeerd voor een verwar-
mingsinstallatie met radiatoren/convectoren met een aanvoertemperatuur van 85°C. De
instellingen zijn beschreven in het Parameter-hoofdstuk op pagina 29.
Er kunnen gevallen zijn dat er instellingen gewijzigd moeten worden, bijvoorbeeld bij:
- Lagere aanvoertemperatuur
- Aansluiten van MadQ menggroep-/cascaderegelaar
- Meerdere toestellen in Cascade, ed.
Neem daarom het Parameter-hoofdstuk door om het toestel op de situatie in te stellen.
Neem bij twijfel contact op met ATAG Verwarming.
Om een instelling te wijzigen moet u als volgt handelen:
Instellingen wijzigen
Druk 5 seconden op de MODE-toets.
Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
Druk op de STORE-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 x).
U heeft nu toegang tot het installateursniveau. Er zijn 4 hoofdstukken:
PARA Parameters
INFO Informatiehoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk)
SERV Servicehoofdstuk
ERRO Error-hoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk)
De hoofdstukken worden op de volgende pagina's beschreven.
Druk kort op de MODE-toets om een van de 4 hoofdstukken te selecteren, bv. PARA;
Druk 1 of meerdere malen kort op de STEP-toets om een parameter te selecteren
(parameter is links zichtbaar, waarde rechts) ;
Verstel de waarde, indien gewenst / mogelijk, door middel van de + of de - toets
Druk kort op de STORE-toets om de nieuwe instelling te bevestigen.
Indien u meerdere waarden wilt wijzigen, herhaal dan vanaf stap 5
Druk één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY of Good getoond wordt:
Na enige seconden zal de tekst StBY worden vervangen door de technische
of Good- weergave (Afhankelijk vanuit welke weergave de toegangscode
is ingegeven).
Om vanuit een willekeurige weergave terug te keren naar de oorspronkelijke display-
weergave drukt u één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY getoond wordt.
Als gedurende 20 minuten geen enkele toets is gebruikt verschijnt automatisch de Good-
of technische weergave op het display.
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
STAP 7
STAP 8
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
29
P
arame
t
er-
h
oo
fd
s
t
u
k
PARA
fabrieks-
instellin
g
Omschrijving Range
1 °C maximale aanvoerwatertemp. CV 20 - 90°C
2* type CV installatie:
radiatoren; luchtverwarming; convectoren:
T max. aanvoerwater 85°C; K factor stooklijn 2.3; gradiënt 5°C/min; schakeldifferentie 6°C
01
radiatoren met veel VO of vloerverwarming als bijverwarming:
T max. aanvoerwater 70°C; K factor stooklijn 1.8; gradiënt 5°C/min; schakeldifferentie 5°C
02
vloerverwarming met radiatoren als bijverwarming:
T max. aanvoerwater 60°C; K factor stooklijn 1.5; gradiënt 4°C/min; schakeldifferentie 4°C
03
volledige vloerverwarming:
T max. aanvoerwater 50°C; K factor stooklijn 1.0; gradiënt 3°C/min; schakeldifferentie 3°C
04
3 max. maximale vermogen CV in kW min-max
4* 00 regelprincipe met aan / uit thermostaat:
100 % aan / uit thermostaat 00
100 % aan / uit weersafhankelijk 01
5* 2.3 stooklijn K-factor (zie ook stooklijngrafiek) 0.2 - 3.5
6* 1.4 stooklijn exponent (zie ook stooklijngrafiek) 1.1 - 1.4
7* -10 stooklijn klimazone (zie ook stooklijngrafiek) -20 - 0
10* 0°C fijnafstelling stooklijn dagtemperatuur -5 tot 5°C
11* 0°C fijnafstelling stooklijn nachttemperatuur -5 tot 5°C
14 5 gradiënt snelheid 0 - 15
15* 0 booster na nachtverlaging:
nee 00
ja 01
23 -3°C vorstbeveiligingstemperatuu
r
-20 tot 10°C
27 0°C minimale aanvoerwatertemperatuur 0 tot 70°C
31 63°C boiler uitschakeltemperatuur van externe boiler met solo toestel 40 - 80°C
36 0 type driewegkle
p
VC 2010 / VC 8010 / VC 8610 00
VC 6940 modulerend
01
VC 6940
mo
d
u
l
eren
d
01
43 max. maximaal vermogen WW in kW min-max
45 0 Niet van toepassing 00 - 01
48 25% (50%) minimale pompcapaciteit (Waarde tussen haakjes voor Q60S) 25-100 %
49 100% maximale pompcapaciteit CV 40-100 %
60 01 Type communicatiebus: (bij MadQ altijd op 03 zetten)
Automatische herkenning van ATAG bus of ATAG Z-bus
(30 seconden wachttijd bij aansluiten van BrainQ)
01
ATAG Z-bus (EaZy en WiZe(RF)) 02
ATAG bus (BrainQ en MadQ) 03
89 00 adreskeuze interface:
Niet actie
f
-01
A
TAG busthermostaat 00
Cascade-opstelling toestel 1 t/m 8 (Eerst bij elke ketel Par. 60 op 03 zetten)
00 - 07
I
n
f
orma
ti
e
h
oo
fd
s
t
u
k
INFO Waarde
Omschri
j
vin
g
1 °C aanvoerwatertemperatuur T1
4 °C retourwatertemperatuur T2
5 °C boilerwatertemperatuur T3
7 °C buitentemperatuur T4
C aanvoerwatertemperatuur T1a (alleen Q60S)
16 % huidige vermogen in %
17 kW huidige vermogen in kW
18 kW huidige belasting in kW
20 indicatie buscommunicatie
21 GJ verbruik totaal in GJ (.. x 33 = .. m3)
22 GJ verbruik cv in GJ (.. x 33 = .. m3)
23 GJ verbruik ww in GJ (.. x 33 = .. m3)
24 uu
r
totaal aantal branduren
25 uu
r
aantal branduren C
V
2
6
uu
r
aantal branduren WW
26
uur
aantal branduren WW
32 uu
r
totaal aantal branduren (dagteller)
37 uu
r
totaal aantal pompuren CV en WW
46 uu
r
over hoeveel uren service gewens
t
48 0,1μ
A
Ionisatiestroom
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
30
Service-hoofdstuk
SERV Waarde Omschrijving
Instel-
mogelijk-
heden
1 OFF toestel in bedrijf met branderfunctie aan OFF - max.
2 OFF ventilator instelbaar en brander uit OFF - max.
3 OFF pomp instelbaar met brander aan OFF - max.
4 OFF showroomstand op ON = actief en OFF = niet actief ON - OFF
Error-hoofdstuk
ERRO
Waarde
Omschrijving
Err.L - Err.5 Laatst opgeslagen storing tot 5 voorgaande storingen
1 storingscode
2 bedrijfsstatus
3 °C aanvoerwatertemperatuur T1
4 °C retourwatertemperatuur T2
5 kW belasting
6 % pompcapaciteit
* Deze instellingen zijn in combinatie met de ATAG BrainQ overbodig en zul-
len door de thermostaatregeling zelf worden verzorgd. Een groot deel van de
gegevens uit het INFO-hoofdstuk zijn via de BrainQ op te vragen. Voor meer
informatie verwijzen wij naar de documentatie van de ATAG BrainQ.
stooklijninstellingen Parameter Step 6 en 7 grafiek 11.3.a
buitentemperatuur in °C
aanvoertemperatuur in °C
11.4 Fabrieksinstelling activeren (groene toetsfunctie)
Ga om de fabrieksinstellingen opnieuw te activeren als volgt te werk (alle gewijzigde
instellingen vervallen hierdoor) :
- Selecteer, indien nodig, de technische weergave;
- Selecteer met de MODE-toets hoofdstuk PARA;
- Druk op de STORE-toets.
Het woord "Copy" wordt zichtbaar en de fabrieksinstellingen zijn weer actief.
Parameter-, Info-, Service- en Error-hoofdstukken Tabel 6
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
31
12 Buiten bedrijf stellen
In sommige situaties kan het voorkomen dat de gehele ketel buiten bedrijf moet worden
gesteld. Door de drie functietoetsen (
, of ) uit te zetten (indicatielampjes
uit), wordt de ketel buiten bedrijf gesteld. ATAG adviseert om de stekker in de wandcon-
tactdoos te laten zitten, zodat automatisch één keer in de 24 uur de circulatiepomp en
de driewegklep worden geactiveerd om vastzitten te voorkomen.
Als er sprake is van vorstgevaar is het in dit geval raadzaam de ketel en/of de
installatie af te tappen.
13 Onderhoud
Werkzaamheden aan de ketel mogen alleen door gekwali ceerd personeel met
gekalibreerde apparatuur plaats vinden.
Bij vervanging van onderdelen mogen uitsluitend originele ATAG Service-on-
derdelen toegepast worden. Zie hiervoor de Prijswijzer Serviceonderdelen voor
artikelnummers en exploded view tekeningen.
13.1 Onderhoudsfrequentie
Voor installaties tot en met 100kW:
ATAG adviseert, om jaarlijks een inspectie- /onderhoudsbeurt aan de ketel uit te voeren,
echter minimaal elke 2 jaar een inspectiebeurt en elke 4 jaar een onderhoudsbeurt,
afhankelijk van de in de garantievoorwaarden vermelde bedrijfsuren.
Voor installaties meer dan 100kW:
Inspectie- en onderhoudsinterval zoals beschreven bij installaties tot en met 100kW,
echter voor verwarmings- en stooktoestellen met een nominaal vermogen van meer dan
100 kW zijn er vanuit de overheid binnen de BEMS wetgeving speci eke regels opgesteld,
zogenaamde SCIOS regelgeving. De eigenaar/beheerder is verantwoordelijk voor het
naleven van deze regels die met name betrekking hebben op onderhoud en inspecties.
Indien door de EBI/PI inspecteur geen inspectie- en onderhoudsinterval is aangegeven
dient minimaal aan bovenstaande interval voldaan te worden.
Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden moeten in alle gevallen volgens het onder-
houdsvoorschrift uitgevoerd worden. In dit installatievoorschrift zijn enkele werkzaam-
heden beschreven. Zie voor de volledige inspectie- en onderhoudsvoorschriften de
Zoekhulp.
De gaskraan moet, in geval van werkzaamheden aan de ketel, worden gesloten
en tegen openen geborgd worden.
Om onderhoud aan de ketel te kunnen verrichten moet de mantel verwijderd worden.
De mantel is achter het deurtje aan de voorzijde met een schroef vergrendeld. Verwijder
deze schroef, til de mantel aan de onderzijde op en neem deze naar voren weg.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
32
13.2 Controle voor inbedrijfname
Het wijzigen van instellingen zoals branderdruk en afstelling van de luchthoeveelheid
zijn overbodig. Alleen bij storing aan of vervanging van gasblok, venturi en/of ventilator
moet de nuldrukregeling en het O
2
percentage gecontroleerd en zonodig afgesteld
worden (zie Zoekhulp).
Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende
delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray).
13.3 Controle op vervuiling
Om de ketel gedurende bedrijfsjaren te kunnen controleren op vervuiling is het raad-
zaam om tijdens het in bedrijf nemen van de ketel de maximale luchtverplaatsing over
de ketel te meten. Deze waarde kan per type ketel verschillend zijn.
Om deze waarde te kunnen meten dienen de volgende handelingen te worden verricht:
- Druk 5 seconden op de MODE-toets.
- Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
- Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
- Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal);
- Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt;
- Druk op de STEP-toets tot 2 getoond wordt;
Afwisselend zal nu 2 en OFF getoond worden.
- Draai de bovenste meetnippel open ( g. 13.3.a);
- Sluit de slang van de digitale drukmeter aan op de bovenste meetnippel van het gasblok
De meting mag uitsluitend op de bovenste meetnippel (zie pijl) uitgevoerd worden.
- Druk op de + toets tot de het maximale waarde is bereikt;
De ventilator zal gaan draaien tot het maximum toerental (brander blijft uit)
- Meet de onderdruk en noteer deze waarde.
Bij de volgende controlebeurt van de ketel mag de waarde van de onderdruk maxi-
maal 20% gedaald zijn ten opzichte van de waarde bij in bedrijfname. Indien deze
waarde minder dan 20% is gedaald heeft de ketel geen onderhoud nodig.
- Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden)
Hiermee is de procedure beëindigd.
OUT: Nulpuntafwijking
MIN: Gasdruk
Meetpunt luchtverplaatsing
figuur 13.3.a
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
33
13.4 Controle O
2
Het O
2
percentage is fabrieksmatig ingesteld. Deze moet bij controle, onderhoud
en storing gecontroleerd worden.
Door middel van de volgende handeling kan deze worden gecontroleerd:
- Verwijder de zwarte afdekkap van het gasblok door het losschroeven van de afgelakte
schroef.
- Zorg ervoor dat de ketel in bedrijf is en de warmte die hij produceert kwijt kan;
Tip: indien er voor CV onvoldoende warmtevraag is, draai dan een warmwaterkraan
volledig open en voer de meting uit.
- Druk 5 seconden op de MODE-toets.
- Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal;
- Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123;
- Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal);
- Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt;
- Druk op de STEP-toets tot 1 getoond wordt;
Afwisselend zal nu 1 en OFF getoond worden.
- Calibreer de O
2
meter ;
- Plaats de lans van de O
2
meter (zie guur 13.4.a);
- Druk op de + toets tot de maximale waarde (in kW) is bereikt;
De ketel zal op vol last branden (waarde op display in kW)
Aardgas Propaan
- O
2
percentage = 4,7% (-1,2%, +0,8%) 5,1% (-1,2%, +0,7%)
- Laat de meetapparatuur de O
2
meting uitvoeren.
- Verdraai eventueel de instelschroef om het juiste O
2
percentage in te stellen
(zie guur 13.4.b).
Beëindiging van de meting:
- Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden).
Hiermee is de procedure beëindigd.
- Plaats de zwarte afdekkap weer op het gasblok en zet deze met de schroef vast.
meetpunt figuur 13.4.a
instelschroef figuur 13.4.b
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
34
13.5 Onderhoudswerkzaamheden
Om onderhoud te kunnen verrichten moeten de volgende handelingen uitgevoerd wor-
den:
- schakel het toestel uit;
Zie guur 13.5.a:
- verwijder de schroef achter het deurtje (1);
- til de mantel iets op (2) en neem de mantel naar voren weg (3).
Luchtkast
Zie guur 13.5.b:
- verwijder de luchtkast;
- reinig de luchtkast met een doek en een niet schurend schoonmaakmiddel;
Ventilatorunit en brandercassette (zie g. 13.5.c - e)
- haal de stekkerverbinding van het gasblok (1) en de ventilator (2) los;
- draai de koppeling (3) van het gasblok los;
- vervang de gasblokpakking door een nieuwe;
- draai de voorste kruiskopschroef (4) van de luchtaanzuigdemper los;
- draai nu de linker (9) en rechter knevelstang (10) een kwartslag en trek deze naar
voren eruit. Let hierbij op de draairichting (rode controlenokjes);
- neem nu de complete ventilatorunit met gasblok van de warmtewisselaar naar voren
weg;
- verwijder de brandercassette uit de ventilatorunit;
- controleer de brandercassette op slijtage, vervuiling en eventuele breuk. Reinig de
brandercassette met een zachte borstel en een stofzuiger. Vervang bij breuk altijd
de hele brandercassette;
- vervang de pakking tussen brander en bovenbak en de pakking tussen bovenbak en
wisselaar;
- controleer de venturi en de gasluchtverdeelplaat op vervuiling en reinig deze, indien
noodzakelijk, met een zachte borstel in combinatie met een stofzuiger. Als de lucht-
kast sterk vervuild is met stof, is het aannemelijk dat de ventilatorwaaier ook vervuild
is. Om deze te reinigen moet de ventilator gedemonteerd worden van de bovenbak
en van de venturi. Reinig de waaier met een zachte borstel en stofzuiger. Vervang
daarbij de pakking en let op tijdens het monteren van de ventilatoronderdelen dat de
nieuwe pakking juist gemonteerd wordt.
Warmtewisselaar
- controleer de warmtewisselaar op vervuiling. Reinig deze, indien nodig, met een zachte
borstel en een stofzuiger. Voorkom dat eventuele vervuiling naar beneden valt.
Het van bovenaf doorspoelen met water van de wisselaar is niet toegestaan.
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Let tijdens montage op het juist positioneren van de knevelstangen. Deze die-
nen verticaal te staan.
Mantel verwijderen
guur 13.5.a
1
2
3
OPEN
Openen luchtkast
guur 13.5.b
ventilator en gasklep
guur 13.5.c
figuur 13.5.d
10
1
2
3
9
4
Klemstangen figuur 13.5.e
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
35
Ontstekingselektrode
Het vervangen van de ontstekingselektrode is alleen noodzakelijk als de pennen ver-
sleten zijn.
Dit is te constateren door de ionisatiestroom te meten. De minimale ionisatiestroom moet
groter zijn dan 2,5 μA op vollast. Zie guur 13.5.f.
Als het kijkglas beschadigd is moet de gehele ontstekingselektrode vervangen worden.
Vervanging gaat als volgt:
- neem de stekkerverbindingen op de ontstekingselektrode weg;
- druk de clips aan weerszijden van de elektrode naar buiten en neem de elektrode
weg;
- verwijder en vervang de pakking;
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Sifon en condensbak (zie guur 13.5.g - i)
- demonteer allereerst de sifonbeker (7).
Controleer deze op vervuiling. Indien er geen sterke vervuiling aangetroffen wordt in
de sifonbeker is het niet noodzakelijk de condensbak te demonteren of te reinigen.
Indien de sifonbeker sterke vervuiling vertoont moet de condensbak gereinigd wor-
den.
- verwijder hiervoor ook de binnenste sifonpijp (8) die nog in de condensbak steekt.
- controleer de O-ringen van zowel de sifonbeker als van de sifonpijp en vervang deze
indien noodzakelijk.
- reinig beide delen door deze te spoelen met water.
- vet de O-ringen opnieuw in met zuurvrij O-ringvet om het monteren te vergemak-
kelijken.
- indien er lekkage is opgetreden aan de sifonbak (9) of sifonbeker (7), vervang dan
de complete sifon (10) met S4451610:
- verwijder de stekker van de eventuele aanwezige rookgassensor.
- verwijder de korte knevelstangen (11 en 12) door deze een kwartslag te draaien. Let
hierbij op de draairichting (rode controlenokjes).
- trek nu de knevelstangen naar voren en onder de condensbak vandaan.
- schuif de uitlaatpijp (13) ongeveer 1 cm naar boven.
- druk nu de condensbak (14) voorzichtig naar beneden en neem deze naar voren
weg;
- vervang de condensbakpakking door een nieuwe.
- reinig de vervuilde condensbak met water en een harde borstel.
- controleer de condensbak op lekkages.
Montage geschiedt in omgekeerde volgorde.
Let tijdens het monteren van de condensbak op dat de pakking geheel rondom afsluit.
Let tijdens montage op het juist positioneren van de knevelstangen. Deze die-
nen verticaal te staan.
Vervang tijdens een onderhoudsbeurt altijd de pakkingen van losgenomen
onderdelen.
Neem het toestel weer in bedrijf en voer een rookgasanalyse uit (zie hoofdstuk Controle
O
2
).
13.6 Garantie
Voor de garantievoorwaarden verwijzen we naar de Garantiekaart die bij de ketel is
bijgeleverd.
Ionisatiestroom meten
guur 13.5.f
Klemstangen figuur 13.5.i
Condensbak figuur 13.5.h
Sifon figuur 13.5.g
11
12
13
14
7
8
9
10
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
36
14 Storingsindicatie
Op het display wordt een geconstateerde fout aangegeven in blokkerings- of errormeldin-
gen. Er dient een onderscheidt gemaakt te worden tussen deze twee meldingen, omdat
blokkeringen van tijdelijke aard kunnen zijn en errormeldingen vaste vergrendelingen
zijn. De regeling zal proberen een vergrendeling te voorkomen en het toestel tijdelijk
uit schakelen door een blokkering. Hieronder een opsomming van enkele meldingen.
Blokkeringen
met op de laatste 2 posities een cijfer.
Blokkering 01:
Extern beveiligingscontact verbroken.
Blokkering 60:
Verkeerde parameterinstelling van het minimale of maximale vermogen.
Blokkering 67:
Er is een T geconstateerd tussen aanvoer- en retoursensor, terwijl de brander niet in werking is.
Nadat de T verdwenen is zal de blokkering opgeheven worden.
Blokkering 80:
Maximale temperatuur secundaire sensor T1a is overschreden (alleen bij Q60S). Nadat de tempera-
tuur 30K is gedaald wordt de blokkering opgeheven.
Blokkering 81:
Secundaire temperatuursensor T1a onderbroken (alleen bij Q60S) nadat deze wel op de regeling
aangesloten is geweest. Brander is geblokkeerd totdat aanvoerwatertemperatuursensor T1a weer is
aangesloten.
Blokkering 82:
Secundaire temperatuursensor T1a kortgesloten (alleen bij Q60S), warmtevraag geblokkeerd en
pompcapaciteit op minimum.
Blokkering 85:
Door de regeling is geen waterstroming geconstateerd. Automatische ontluchtingscyclus wordt
gestart. Wanneer tijdens deze cyclus waterstroming wordt geconstateerd, wordt de ontluchtingscyclus
beëindigd en de brander vrijgegeven.
Error
met op de laatste 2 posities een cijfer.
Error 00: ten onrechte vlamvorming
Error 02: geen vlamvorming
Error 03: luchtkasttemperatuur te hoog
Error 04: de regeling heeft een programmafout ontdekt
Error 05: fout stuurautomaat
Error 19: fout stuurautomaat
Error 28: geen signaal van de ventilator
FUSE: Zekering 24 Volt circuit defect
Voor uitvoerige beschrijvingen voor het oplossen van storingen verwijzen we naar de Zoekhulp.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
37
Bijlage A Technische speci caties
Keteltype Q25C Q38C Q42C Q51C Q25S Q38S Q51S Q60S
Belasting op bovenwaarde CV kW 25 38 42 51 25 38 51 60
Q
n
Belasting op onderwaarde CV
kW 22,5 34,2 37,8 45,9 22,5 34,2 45,9 54
Q
nw
Belasting op onderwaarde WW
31,5 45,9
Efficiency klasse volgens BED        
Rendement volgens EN677
(36/30°C deellast, onderw.)
% 109,7 109,1 109,3 109,3 109,7 109,1 109,3 109,3
Rendement volgens EN677
(80/60°C vollast, onderw.)
% 97,5 97,4 97,3 97,3 97,5 97,4 97,3 97,3
Modulatiebereik CV
(vermogen, 80/60°C)
kW 6,0 - 21,9 6,0 - 33,3 8,8 - 36,8 8,8 - 44,7 4,4 - 21,9 6,0 - 33,3 8,8 - 44,7 8,8 - 52,5
Modulatiebereik CV
(vermogen, 50/30°C)
kW 6,8 - 23,9 6,8 - 36,3 9,6 - 40,1 9,6 - 48,7 4,9 - 23,9 6,8 - 36,3 9,6 - 48,7 9,6 - 57,3
Nox klasse EN483
CO
2
/ O
2
%
Rookgastemp. CV
(80/60°C op vollast)
°C 68 69 70 70 68 69 70 70
Rookgastemp. CV
(50/30°C op laaglast)
°C
Gasverbruik G25 CV (WW)
(bij 1013 mbar/15°C)
m
3
/h
2,77
(3,88)
4,21 4,65 5,65 2,77 4,21 5,65 6,56
Opgenomen max. elektr. verm. W 106 165 150 150 106 165 150 168
Opgenomen standby elektr. verm. W
Stroomsoort V/Hz
Beschermingsgraad vlgs. EN 60529
Gewicht (leeg) kg 79 84 94 94 50 53 64 64
Breedte mm 840 840 1000 1000 500 500 660 660
Hoogte mm
Diepte mm
Waterinhoud CV-zijdig l 5 5 7 7 3,5 5 7 7
Waterinhoud WW-zijdig l 14 25 25 25
Nadraaitijd pomp CV min
Nadraaitijd pomp WW min 1 1 1 1
P
MS
Waterdruk CV minimaal/maximaal
bar
P
MW
Waterdruk WW maximaal
bar
Aanvoerwatertemperatuur maximaal °C
Type pomp UPER 20-60 20-70 20-70 20-70 20-60 20-70 20-70 20-70
Beschikbare opvoerhoogte pomp CV
Bij Q42C 'T22,5°C
kPa 29 20 20 * 32 22 * *
Gaskeur HR
Gaskeur SV
Gaskeur NZ NZ NZ NZ NZ
Gaskeur HRww HRww HRww
Toepassingsklasse GASKEUR CW CW 4 CW 5 CW 6 CW 6
Tapdebiet (bij 38°C) l/min 13,4 16,6 22,3 23,2
Tapdebiet (bij 60°C) l/min 7,5 9,3 12,5 13
Tapwatertemperatuur (T
in
=10°C)
°C 60 60 60 60
Effectieve toestelwachttijd sec 0 0 0 0
Drukverschil tapwaterzijdig bar 0,2 0,3 0,3 0,3
CE productindificatienummer(PIN)
AMVB NOX-nummer
* Open verdeler
SV
0063BQ3021
BQ 006
Combi Solo
107
10
230/50
IPX0D
680
ATAG Q-Serie
9 / 4,7
31
5
85
385
15
1/3
8
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
38
Bijlage B Toevoegmiddelen systeemwater
Indien voldaan is aan de gestelde eisen aan het vulwater gesteld in hoofdstuk Waterkwaliteit, zijn er middelen die
toegestaan zijn voor onderstaande toepassing en bijbehorende dosering. Indien deze middelen en concentratie niet
volgens deze bijlage gehanteerd worden vervalt de garantie op de door ATAG geleverde producten in de installatie.
Type toevoegmiddel Leverancier en speci caties Max. concentratie Toepassing
Corrosie inhibitoren ATAG CV-Conditioner
KIWA-ATA K1015/01
500ml/100liter CV water inhoud Corrosie remmer
Anti kalk en ijzer
Verbeterde ontluchting
Sentinel X100 Corrosiewerend
beschermingsmiddel van CV sys-
temen
Kiwa gecerti ceerd
1-2 l/100 liter CV water inhoud Waterige opl ossing van organische
en anorganische middelen ter be-
strijding van corrosie en ketelsteen-
vorming
Antivries Kalsbeek
Monopropyleenglycol / propaan-
1,2-diol
+ inhibitoren
AKWA-Colpro KIWA-ATA Nr.
2104/1
50% w/w Antivries
Tyfocor L
Monopropyleenglycol / propaan-
1,2-diol
+ inhibitoren
50% w/w Antivries
Sentinel X500
Monopropyleenglycol + inhibitoren
Kiwa gecerti ceerd
20-50% w/w Antivries
Systeem reinigers Sentinel X300
Oplossing van fosfaat, organische
heterocyclische verbindingen, po-
lymeren en organische basen
Kiwa gecerti ceerd
1 liter / 100 liter Voor Nieuwe CV installaties. Ver-
wijdert olien/vetten en vloeimiddel-
resten
Sentinel X400
Oplossing van syntehtische organi-
sche polymeren
1-2 liter / 100 liter Voor het reinigen van bestaande
CV installaties. Verwijdert bezink-
sel.
Sentinel X800 Jet o
Waterige emulsie van dispergeer-
middelen, bevochtigingsmiddelen
en inhibitoren
1-2 liter / 100 liter Voor het reinigen van nieuwe en
bestaande CV installaties. Verwij-
dert ijzer en calcium gerelateerde
bezinksel.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
39
Solo Combi
Keteltype
Q25S
Q38S
Q51S
Q60S
Q25C
Q38C
Q42C
Q51C
mm mm mm mm
A Hoogte
680 680 680 680
B Breedte
500 660 840 1000
C Diepte
385 385 385 385
D Linkerzijde / rookgasafvoer
335 495 335 495
E H.o.h. rookgasafvoer / luchttoevoer
120 120 120 120
F Achterzijde / rookgasafvoer
270 270 270 270
G Linkerzijde / gasleiding
65 65 65 65
H Linkerzijde / aanvoerleiding
185 185 185 185
J Linkerzijde / retourleiding
285 445 285 445
K Linkerzijde / condensleiding
370 530 370 530
L Linkerzijde / expansievatleiding
430 590
M Linkerzijde / koudwaterleiding
725 885
N Linkerzijde / warmwaterleiding
795 955
P Pijplengte van g*
18 18 18 18
Q Pijplengte van c*
50 50 50 50
R Pijplengte van a, r, e, k en w*
60 60 60 60
S Achterzijde hart leiding c*
25 25 25 25
T Achterzijde hart leiding g*
40 40 40 40
U Achterzijde hart leiding a, r, e, k en w*
50 50 50 50
wand
C
E
F
A
U
T
S
wand
B
M
N
PQR
B
wand
D
H
J
K
1050
G
L
H
J
K
G
D
plafond
Minimaal 250mm
Bijlage C Afmetingen
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
40
Solo Combi
Keteltype
Q25S
Q38S
Q51S
Q60S
Q25C
Q38C
Q42C
Q51C
Verbrandingsluchttoevoer
mm 80 80 80 80
Rookgasafvoer
mm 80 80 80 80
Gasleiding - g
½" binnendr. ¾" binnendr. ½" binnendr. ¾" binnendr.
Aanvoer CV-leiding - a
mm 28 35 28 35
Retour CV-leiding - r
mm 28 35 28 35
Condensafvoerleiding - c
mm 24 24 24 24
Expansievatleiding - e
mm 22 22
Koudwaterleiding - k
mm 15 15
Warmwaterleiding - w
mm 15 15
g a r c e k wg a r c
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
41
aansluiten van het toestel op een radiatorinstallatie figuur 16
A Ketel:
A0 Aansluitstrook ATAG Q
A1 ATAG BrainQ klokthermostaat RSC
A4 Buitenvoeler ARV12
tra Thermostatische radiatorkraan
BP ` By-pass
Bij toepassing van uitsluitend thermostatische radiatorafsluiters moet een by-pass toe-
gepast worden.
D.1 Radiatorinstallatie zonder thermostaatkranen
Bijlage D Installatievoorbeelden
BP
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
42
aansluiten van het toestel op een radiatorinstallatie en een vloerverwarmingsgroep figuur 17
D.2 Radiatorinstallatie en een vloerverwarmingsgroep
A Ketel:
A0 Aansluitblok ATAG
A4 Buitenvoeler ARV12
A9 ATAG MadQ Menggroepregelaar 23BC
A10 Aansluitblok MadQ inbouw
B Boiler:
B3 Boilervoeler
B5 Driewegklep boiler
C Directe groep:
C6 Pomp directe groep
D Menggroep:
D2 Aanvoervoeler groepenregelaar
D5 Driewegklep groepenregelaar 230V~
D6 Pomp groepenregelaar
Zie ook de installatiehandleiding ATAG BrainQ Menggroepregeling.
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
43
Bijlage E Conformiteitsverklaring CV-ketel
CE DECLARATION OF CONFORMITY
Hereby declares ATAG Verwarming Nederland BV that,
the condensing boiler types: ATAG
Q25S Q25C
Q38S Q38C
Q42C
Q51S Q51C
Q60S
are in conformity with the provisions of the following EC Directives, including all amendments,
and with national legislation implementing these directives:
Directive Used standards
Gas Appliance Directive 2009/142/EC EN483: 1999,A2 ;2001-
(ex.90/396/EEG) C1 ;2006,A4 ;2007
EN50165: 1997
Ef ciency Directive 92/42/EEC EN677: 1998
Low Voltage Directive 2006/95/EG EN50165: 1997
EN60335-1: 1994
EMC Directive 2004/108//EG EN61000-3-2: 2000,A1 ;2001,A2 ;2005
EN61000-3-3: 1995,2006
EN55014-1: 1993;A1;2001,A2;2002
EN50165: 1997,A1;2001
EN55014-2: 1997,A1;2001
Report numbers
GAD ED LVD EMC D
ATAG Q 177021 177021 177021 178195-EMC
and that the products are in conformity with EC type-examination certi cate number E0430, as
stated by KIWA-Gastec Certi cation BV, Apeldoorn, The Netherlands.
Date : 2-11-2010
Signature :
Full name : C. Berlo
CEO
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
44
Bijlage F Conformiteitsverklaring overstortventiel
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
45
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
46
Installatievoorschrift ATAG Q-Serie
47
Met deze vernieuwde uitgave vervallen alle voorgaande installatievoorschriften.
Postbus105 • 7130 AC Lichtenvoorde • Telefoon: 0544 - 391777 • E-mail: info@atagverwarming.com • Internet: www.atagverwarming.nl
43


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for ATAG Q25C at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of ATAG Q25C in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 1,66 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of ATAG Q25C

ATAG Q25C User Manual - English - 16 pages

ATAG Q25C User Manual - German - 16 pages

ATAG Q25C Manual - Dutch - 2 pages

ATAG Q25C User Manual - Dutch - 16 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info