De onderstaande tabel is uitsluitend bedoeld als leidraad, omdat
de instelwaarde afhankelijk is van de hoeveelheid en samenstel-
ling van het gerecht en de pan.
Gebruik de hoogste stand voor:
snel aan de kook brengen;
slinken van bladgroenten;
blancheren van groenten;
verhitten van olie en vet;
bakken van biefstuk (saignant, rood);
onder druk brengen van een snelkookpan;
koken van glad gebonden pudding en vla.
Gebruik een iets lagere stand voor:
aanbraden van vlees;
bakken van platvis, dunne moten of filet;
bakken van gekookte aardappelen;
bereiden van glad gebonden soepen en sauzen;
bakken van omeletten;
bakken van biefstuk (medium, rozerood);
frituren (afhankelijk van de temperatuur en de hoeveelheid).
Gebruik een stand iets boven de middelste stand voor:
bakken van dikke pannenkoeken;
bakken van dik, gepaneerd vlees;
gaar bakken van dun vlees;
doorbraden van groot vlees;
uitbakken van spek of bacon;
bakken van rauwe aardappelen;
bakken van wentelteefjes;
bakken van gepaneerde vis;
bakken van dun, gepaneerd vlees;
bakken van omeletten.
Gebruik de middelste standen voor:
doorkoken van grote hoeveelheden;
ontdooien van harde groenten, bijvoorbeeld sperziebonen.
Gebruik de laagste standen voor:
trekken van bouillon;
rood koken van stoofperen;
bereiden van stoofvlees;
doorkoken van gerechten;
smoren van groenten.
NL 16
KOOKSTANDEN
de kookplaat optimaal gebruiken