551064
13
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/62
Next page
Motó 6.5
6
5
gebruik en onderhoud
2
© 1995 aprilia s.p.a. - Noale (VE)
Dit boekje hoort onlosmakelijk bij de motorfiets en moet bij ver-
koop aan de nieuwe eigenaar worden overgedragen.
aprilia s.p.a. behoudt zich het recht voor op elk willekeurig mo-
ment veranderingen aan te brengen aan de modellen, op voor-
waarde dat de karakteristieke kenmerken die in deze manual be-
schreven staan, gehandhaafd blijven.
Alle rechten voor wat betreft elektronische opslag, reproduktie
en volledige of gedeeltelijke aanpassing, op welke manier ook,
zijn voorbehouden voor alle landen.
Wannoer produkten of diensten van derden worden aangehaald,
dan heeft dat slechts een informatief doel en vloeit daaruit geen
enkele verplichting voort.
aprilia s.p.a. is niet verantwoordelijk voor de prestaties of het
gebruik van deze produkten.
Eerste editie: januari 1996
Herdruk: februari
Vervaardigd en gedrukt door
Viale del Progresso - 37038 Soave (VR) - Italië
Tel. 045 - 76 11 911
Fax 045 - 76 12 241
in opdracht van
Via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italië
Tel. 041 - 58 29 111
Fax 041 - 44 10 54
Mot65ola.doc Page 2 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
3
Voor u de motorfiets start, dient u dit boekje aandachtig door te
lezen, en in het bijzonder het hoofdstuk “VEILIG RIJDEN”.
Uw veiligheid en die van anderen hangt niet alleen af van de
snelheid van uw reflexen en uw behendigheid, maar ook van de
kennis van de motorfiets, van de staat van onderhoud en van de
basisregels voor VEILIG RIJDEN.
Daarom is het belangrijk de motorfiets goed te leren kennen, zo-
dat u er zich veilig mee in het verkeer kunt begeven.
Voor controles en reparaties die niet expliciet in deze manual
staan beschreven, voor de aanschaf van originele aprilia-onder-
delen, accessoires en andere produkten, alsook voor specifieke
technische adviezen, dient u zich uitsluitend te wenden tot de er-
kende aprilia-verkopers en -dealers, die u een betrouwbare en
snelle service garanderen.
Wij danken u omdat u voor aprilia heeft gekozen en wensen u
veel rijplezier.
Houd u strikt aan de richtlijnen die worden voorafgegaan door de
volgende symbolen:
Veiligheidsregels en -maatregelen die de rijder en
andere personen beschermen tegen ernstige ver-
wondingen of grote risico’s.
Regels en wenken om te waarschuwen voor het ge-
vaar op beschadiging van de motorfiets en/of ver-
wondingen bij uzelf en andere personen.
Aanwijzingen om handelingen te vergemakkelijken.
Technische informatie.
BELANGRIJK:
Bij bestelling van onderdelen dient u de code door te geven die
vermeld staat op het ETIKET CODE RESERVEONDERDELEN.
Vermeld de identificatiecode in het vakje hieronder, om er zo ook
in geval van verlies of slijtage van het etiket over te kunnen be-
schikken.
Het etiket bevindt zich onder het zadel, op de linkerbuis van het
frame.
aprilia
CODICE RICAMBI spare parts code
A B C D E
IUKSAPSFBD
F E GR NL CH DK N IRL
JSGP
Mot65ola.doc Page 3 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
4
VEILIG RIJDEN
........................................................................................5
BASISREGELS VOOR DE VEILIGHEID .............................................6
KLEDING .............................................................................................9
ACCESSOIRES ................................................................................. 10
LADING..............................................................................................10
PLAATSING VAN DE HOOFDINSTRUMENTEN
..................................12
PLAATSING VAN DE INSTRUMENTEN
...............................................14
INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES
........................................14
OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES .....15
BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
....................................16
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE LINKERZIJDE VAN HET STUUR.......................................... 16
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE RECHTERZIJDE VAN HET STUUR......................................17
CONTACTSCHAKELAAR..................................................................18
STUURSLOT .....................................................................................18
HULPUITRUSTING
................................................................................. 18
GEREEDSCHAPSSET ......................................................................18
BEVESTIGINGSHAAK VOOR DE HELM .........................................19
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
........................................................ 19
BRANDSTOF.....................................................................................19
MOTOROLIE......................................................................................20
REMOLIE (AANBEVELINGEN) ......................................................... 20
VOORREM......................................................................................... 21
ACHTERREM ....................................................................................22
KOPPELINGSHENDEL .....................................................................23
KOELVLOEISTOF .............................................................................24
KATALYTISCHE GELUIDDEMPERS................................................25
BANDEN ............................................................................................26
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK
........................................................... 27
CONTROLES VOORAF.....................................................................27
STARTEN ..........................................................................................28
VERTREKKEN EN RIJDEN...............................................................30
INRIJDEN........................................................................................... 32
STOPPEN EN PARKEREN ...............................................................33
RAADGEVINGEN TER VOORKOMING VAN DIEFSTAL ................. 33
ONDERHOUD
.........................................................................................34
ONDERHOUDSSCHEMA.................................................................. 35
IDENTIFICATIEGEGEVENS ............................................................. 36
CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN ......36
VERVANGEN VAN DE MOTOROLIE EN HET OLIEFILTER............ 37
VOORWIEL ....................................................................................... 38
ACHTERWIEL ................................................................................... 39
KETTING ........................................................................................... 40
DEMONTAGE VAN DE BRANDSTOFTANK..................................... 42
LUCHTFILTER .................................................................................. 42
INSPECTIE VAN DE VOOR- EN ACHTERWIEL OPHANGING ....... 43
AFSTELLEN VAN DE ACHTERVERING .......................................... 43
CONTROLEREN VAN HET STUUR ................................................. 44
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN HET ZADEL................. 45
DEMONTEREN VAN DE ZIJKANTEN .............................................. 45
AFSTELLING VAN HET STATIONAIRE TOERENTAL..................... 46
AFSTELLING VAN DE GASHENDELSPELING................................ 46
CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE VAN DE REMBLOKKEN....... 46
BOUGIE............................................................................................. 47
ACCU................................................................................................. 48
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ................................................ 49
VERVANGEN VAN DE ZEKERINGEN ............................................. 49
CONTROLEREN VAN DE ZIJSTANDAARDSCHAKELAAR............. 50
AFSTELLEN VAN DE LICHTBUNDEL VAN DE KOPLAMP ............. 50
GLOEILAMPEN................................................................................. 51
VERVANGEN VAN DE LAMPEN VAN DE KOPLAMP ..................... 51
VERVANGEN VAN DE LAMPEN VAN HET ACHTERLICHT ........... 52
VERVANGEN VAN HET LAMPJE
VAN DE NUMMERPLAATVERLICHTING......................................... 53
VERVANGEN
VAN DE LAMPJES VAN DE RICHTINGAANWIJZERS .................... 53
VERVANGEN VAN DE LAMPJES VAN HET DASHBOARD............ 53
VERVOER
.............................................................................................. 54
LEGEN VAN DE BRANDSTOFTANK ............................................... 54
REINIGING
............................................................................................. 54
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ................................................ 55
NA EEN LANGE PERIODE VAN STILSTAND.................................. 55
TECHNISCHE GEGEVENS
................................................................... 56
TABEL SMEEROLIE ........................................................................ 59
ELEKTRISCH SCHEMA.................................................................... 60
LEGENDA ELEKTRISCH SCHEMA.................................................. 61
IMPORTEURS................................................................................... 62
Mot65ola.doc Page 4 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
6
Om de te mogen besturen is het nodig dat
u aan alle wettelijke verplichtingen voldoet
(rijbewijs, geestelijke en lichamelijke ge-
zondheid, verzekering, wegenbelasting,
registratie motorfiets, nummerplaat, enz.).
U wordt aangeraden zich het vervoermid-
del geleidelijk eigen te maken, daar waar
waar weinig verkeer is of op terreinen die
privé-eigendom zijn.
Het gebruiken van bepaalde medicijnen,
alcohol en verdovende middelen benadeelt
in aanzienlijke mate de rijveiligheid.
Verzekert u zich ervan dat u geestelijk en
lichamelijk goed in staat bent te rijden, en
rÿd vooral niet bij vermoeidheid en slape-
righeid.
Het merendeel van de ongelukken is te wij-
ten aan onervarenheid van de rijder.
Leen de motorfiets NOOIT uit aan begin-
ners en overtuigt u zich er in ieder geval
van dat de rijder in het bezit is van de wet-
telijke vereisten voor het rijden.
Mot65ola.doc Page 6 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
7
Volg nauwgezet de verkeersaanwijzingen
en houd u aan de nationale en plaatselijke
verkeersregels.
Vermijd plotselinge manoeuvres die ge-
vaar opleveren voor uzelf en voor anderen
(bijvoorbeeld: steigeren, te hard rijden
enz.), en houd altijd rekening met de toe-
stand van het wegdek, het zicht, enz.
Bots niet tegen obstakels die schade aan
het voertuig kunnen toebrengen of de con-
trole over het voertuig kunnen doen verlie-
zen.
Rijd niet vlak achter andere vervoermidde-
len om u mee te laten "zuigen".
Houd altijd beide handen aan het stuur en
de voeten op de pedalen, zit in een correc-
te rijhouding.
Vermijd absoluut rechtop te gaan staan tij-
dens het rijden, of zich om te draaien.
Mot65ola.doc Page 7 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
8
De berijder moet zich nooit af laten leiden
of laten beïnvloeden door personen of han-
delingen (niet roken, eten, drinken, lezen,
enz.) tijdens het rijden.
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof
en olie, zoals beschreven in de "Smeer-
middelentabel"; controleer steeds het olie-
niveau en het niveau van de koelvloeistof.
Controleer, als de motorfiets bij een onge-
luk betrokken is geweest, of de bedie-
ningsknoppen, -kabels, -slangen, het rem-
systeem en de vitale delen niet beschadigd
zijn.
Laat de motorfiets eventueel nakijken door
een erkende aprilia dealer, met speciale
aandacht voor het frame, het stuur, de ve-
ring, de veiligheidsonderdelen en de on-
derdelen waarvan de gebruiker zelf niet in
staat is te beoordelen of ze beschadigd
zijn.
Meld elk mankement bij het functioneren
aan de technici/mecaniciens opdat de re-
paratiewerkzaamheden vergemakkelijkt
worden.
Rijd absoluut niet met het vervoermiddel
als de beschadiging de rijveiligheid in ge-
vaar brengt!
COOLER
OIL
Mot65ola.doc Page 8 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
9
Verander nooit de plaats, de stand of de
kleur van: de kentekenplaat, de richtin-
gaanwijzers, de lichten en de claxon.
Elke eventuele verandering die aange-
bracht wordt aan de motorfiets of de verwij-
dering van originele delen kunnen de pres-
taties van de motorfiets negatief
beïnvloeden en de veiligheid in gevaar
brengen of de motorfiets onwettig maken.
U wordt geadviseerd om zich altijd te hou-
den aan alle nationale en plaatselijke wet-
telijke voorschriften en regels op het punt
van de uitrusting van de motorfiets.
In het bijzonder moeten technische veran-
deringen vermeden worden die de presta-
ties beïnuloeden of in ieder geval de oor-
spronkelijke eigenschappen van de
motorfiets veranderen.
Houd absoluut geen snelheidswedstrijden
met de motorfiets.
Vermijd het rijden op een andere onder-
grond dan het wegdek.
Voordat u gaat rijden dient u eraan denken
dat u altijd de helm op hebt; deze moet op
de juiste wijze gedragen worden.
Controleer of de helm gekeurd is, niet-be-
schadigd is, de juiste maat heeft en het vi-
zier schoon is.
Draag beschermende kleding; mogelijker-
wijs met een heldere e/o reflecterende
kleur. Zodoende bent u goed zichtbaar
voor de andere weggebruikers en beperkt
u hiermee het risico aangereden te wor-
den. Bij een val hebt u zodoende ook een
betere bescherming. De kleding moet goed
passen en aan de uiteinden gesloten zijn.
Koorden, ceintuur en das of shawl mogen
niet los hangen; voorkom dat deze of an-
dere objecten het rijden kunnen beïnvloe-
den doordat ze verstrikt raken in bewegen-
de delen of bedieningselementen.
A12
345
ONLY ORIGINALS
Mot65ola.doc Page 9 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
10
Zorg ervoor dat u geen objecten in uw zak-
ken hebt die mogelijk gevaar opleveren bij
een val, zoals puntige objecten als sleu-
tels, pennen, glazen voorwerpen (hetzelf-
de geldt voor de eventuele passagier).
De gebruiker is persoonlijk verantwoorde-
lijk voor de keuze van de installatie en het
gebruik van de accessoires.
Denkt u er tijdens de montage aan dat
geen onderdelen zoals de lichten of onder-
delen die dienen voor het aangeven van de
richting of voor geluidssignalen bedekt
worden, waardoor deze onderdelen geheel
of gedeeltelijk hun functie verliezen; be-
lemmer ook niet de uitslag van de vering
en de stuurhoek en de werking van de be-
dieningselementen.
Vermijd het gebruik van accessoires die de
toegang tot de bedieningselementen be-
lemmeren, omdat zo de reactietijd in nood-
gevallen langer kan worden.
De gestroomlijnde accessoires en de gro-
tere windschermen kunnen als ze op het
vervoermiddel gemonteerd zijn de windge-
voeligheid ervan vergroten en zodoende
de stabiliteit tijdens het rijden verminderen.
Controleer of de accessoires op degelijke
wijze bevestigd zijn aan het vervoermiddel
en geen gevaar opleveren tijdens het rij-
den.
Niets toevoegen aan de electrische instal-
latie of hier iets aan veranderen, waardoor
het maximale vermogen van de motorfiets
overschreden zou kunnen worden. Hier-
door zou het vervoermiddel tijdens het rij-
den plotseling kunnen stoppen of er zou
zich een gevaarlijk stroomtekort kunnen
voordoen, zodat de claxon en de lichten
niet meer functioneren.
Wees voorzichtig bij het opladen van baga-
ge en vervoer niet te veel lading. De baga-
ge moet zich zo dicht mogelijk bij het
zwaartepunt van de motorfiets bevinden en
evenwichtig verdeeld zijn naar beide zijden
van de motorfiets zodat er een optimale
balans is.
Mot65ola.doc Page 10 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
11
Zorg er verder voor dat de lading goed is
vastgemaakt aan de motorfiets.
Bevestig absoluut geen grote, zware e/o
gevaarlijke objecten aan het stuur, de spat-
borden en de vorken; dat vermindert de
bestuurbaarheid van het vervoermiddel in
de bochten en de controle tijdens het rij-
den.
Bevestig niet teveel ruimte innemende ba-
gage aan de zijkant van de motorfiets en
voer ook niet de helm aan de daarvoor be-
stemde haak mee. Deze zaken zouden te-
gen personen of objecten kunnen stoten,
waardoor de rijder de controle over de mo-
torfiets zou kunnen verliezen.
Vervoer geen bagage die niet goed beves-
tigd is aan de motorfiets of die teveel uit de
bagageruimtes steekt. Denk eraan dat de
bagage niet voor of over de verlichting, de
akoestische en visuele signalering hangt.
Vervoer geen dieren of kinderen op het do-
cumentenkastje of op de duozit.
Overschrijd niet de limiet voor vervoer die
geldt voor iedere specifieke bagagedrager.
Teveel lading beïnvloedt de stabiliteit en
de manoeuvreerbaarheid van de motor-
fiets.
KG!
Mot65ola.doc Page 11 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
12
1) Brandstoftankdop
2) Dop expansievat koelvloeistof
3) Bevestigingshaak voor helm
4) Accu
5) Zekeringen
6) Versnellingspook
7) Voetsteun
8) Zijstandaard
9) Voetsteun duopassagier
Afb. 1
Mot65ola.doc Page 12 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
13
1) Gereedschapsset/opbergvak
2) Brandstofkraan
3) Dop/peilstift oliereservoir
4) Remvloeistofreservoir voorrem
5) Voetsteun duopassagier
6) Stelmoer veervoorspanning achterschok-
breker
7) Voetsteun
8) Achterrempedaal
9) Remvloeistofreservoir achterrem
Afb. 2
Mot65ola.doc Page 13 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
14
1) Linker achteruitkijkspiegel
2) Drukknop grootlichtsignaal
3) Choke (
)
4) Contactschakelaar
5) Instrumenten en controlelampjes
6) Motorstopschakelaar (
- )
7) Rechter achteruitkijkspiegel
8) Koppelingshendel
9) Koplampschakelaar (
- )
10) Drukknop claxon (
)
11) Richtingaanwijzer (
)
12) Lichtschakelaar (
- - •)
13) Startknop (
)
14) Gashendel
15) Voorrem
1) Controlelampje koelvloeistoftemperatuur (
)
2) Snelheidsmeter
3) Kilometertotaalteller
4) Terugstelknop dagteller
5) Dagteller
6) Waarschuwingslampje grootlicht (
)
7) Waarschuwingslampje vrijstand (
)
8) Waarschuwingslampje lage oliedruk (
)
9) Waarschuwingslampje richtingaanwijzer (
)
Afb. 3
Afb. 4
Mot65ola.doc Page 14 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
15
BESCHRIJVING FUNCTIE
Snelheidsmeter Geeft de rijsnelheid aan.
Kilometertotaalteller Geeft het totaal aantal gereden kilometers aan.
Dagteller Geeft aantal over zelfgekozen traject gereden kilometers aan.
Terugstelknop dagteller Door de knop met de klok mee te draaien, kan de dagteller op nul worden gezet.
Waarschuwingslampje grootlicht
Licht op als de koplamp in de stand “grootlicht” staat.
Waarschuwingslampje vrijstand
Licht op als de versnelling in de vrijstand staat.
Waarschuwingslampje richtingaanwijzer
Knippert als één van de richtingaanwijzers in werking is.
Waarschuwingslampje olieniveau olietank
Licht op telkens wanneer de sleutel in de stand “ON” wordt gedraaid en de mo-
tor niet draait, waardoor men kan testen of het lampje goed werkt. Als het lamp-
je niet oplicht, moet het vervangen worden. Het waarschuwingslampje moet uit-
gaan wanneer de motor gesturt is.
Als het waarschuwingslampje oplicht terwijl de motor normaal draait,
betekent dit dat de oliedruk in het circuit onder de normale werkin-
gswaarde ligt. In dit geval dient de oor zaak hiervan onmiddelÿk te
worden opgespoord en verholpen. Laat de motor NOOIT lapen wanneer
dit lampje blÿft branden.
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan.
Mot65ola.doc Page 15 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
16
De elektrische onderdelen functioneren alleen als de
contactsleutel in de stand “ON” staat.
1) KOPLAMPSCHAKELAAR (
- )
Als de lichtschakelaar in de stand
ostaat, zie pag. 17 (BE-
DIENINGSELEMENTEN OP DE RECHTERZIJDE VAN HET
STUUR) en met de koplampschakelaar in de stand “
“,
gaat het grootlicht branden, terwijl in de stand “
het dim-
licht gaat branden.
2) CHOKE (
)
De choke voor een koude motorstart wordt bediend door de
hendel naar omlaag te zetten. Om de choke uit te schakelen,
moet u de hendel volledig omhoog zetten.
3) DRUKKNOP GROOTLICHTSIGNAAL
Met deze drukknop kan het grootlichtsignaal kort worden inge-
schakeld, bijvoorbeeld om tegenliggers te waarschuwen en in
geval van gevaar of een noodtoestand.
4) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
)
De schakelaar naar links drukken om aan te geven dat u naar
links gaat afslaan; de schakelaar naar rechts drukken om aan
te geven dat u naar rechts gaat afslaan. Op het midden van de
schakelaar drukken om de richtingaanwijzer uit te schakelen.
5) DRUKKNOP CLAXON (
)
De claxon treedt in werking als de drukknop “
“ wordt inge-
drukt, met de contactsleutel in de standON”.
Afb. 5
Mot65ola.doc Page 16 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
17
De elektrische onderdelen functioneren alleen als de
contactsleutel in de stand “ON” staat.
1) MOTORSTOPSCHAKELAAR (
- )
Deze schakelaar dient voornamelijk als veiligheids- of nood-
schakelaar.
Wanneer de schakelaar in de stand “
” staat, kan de motor
gestart worden; in de stand “
” slaat de motor af.
2) STARTKNOP (
)
Wanneer de startknop wordt ingedrukt, gaat de startmotor
draaien. Voor het starten, pag. 28 (STARTEN).
3) LICHTSCHAKELAAR (
- - •)
Wanneer de contactsleutel in de stand ON” staat en de kop-
lampschakelaar in de stand “ • ”, dan is de koplamp gedoofd;
in de stand
” branden de parkeerlichten; in de stand “
brandt het dimlicht. U kunt het grootlicht inschakelen met de
koplampschakelaar, zie pag. 16 (BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE LINKERZIJDE VAN HET STUUR).
Afb. 6
Mot65ola.doc Page 17 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
18
De contactschakelaar (1) bevindt zich op
de stuurplaat.
De contactsleutel bedient de
contactschakelaar/het stuurslot
en ontgrendelt de gereed-
schapsset/het opbergvak, de dop van
de brandstoftank en de bevestigings-
haak voor de helm. Bij de motorfiets
worden twee sleutels geleverd (één re-
servesleutel).
U zet het stuur vast door het volledig naar
links te draaien met de sleutel in de stand
OFF”, de sleutel in te drukken, in de stand
LOCK te zetten en weer terug te laten ko-
men. De sleutel uit het contact trekken.
De sleutel tijdens het rijden nooit
in de stand “LOCK” draaien, om
te vermijden dat u de controle
over de motorfiets verliest.
Om toegang te krijgen tot de gereed-
schapsset, de contactsleutel in het slot van
de gereedschapsset/het opbergvak steken
en tegen de klok in draaien.
De gereedschapsset (1) bestaat uit:
1 etui
1 zeskantsleutel van 4 mm
1 zeskantsleutel van 5 mm
1 zeskantsleutel van 6 mm
1 zeskantsleutel van 8 mm
1 dubbele sleutel van 5,5/7 mm
1 dubbele sleutel van 8/11 mm
1 dubbele sleutel van 10/13 mm
1 sleutel van 17 mm
1 zeskantsleutel van 22 mm met heft
1 verlengbuis voor sleutel met heft
1 bougiesleutel
1 schroevedraaier
STAND FUNCTIE
UITTREKKEN
SLEUTEL
LOCK
Stuurslot
Het stuur is
vergrendeld.
Het is
onmogelijk de
motor te starten
en de lichten te
ontsteken.
De sleutel kan
uit het contact
worden
getrokken.
OFF
De motor kan
niet worden
gestart en de
lichten kunnen
niet worden
ontstoken.
De sleutel kan
uit het contact
worden
getrokken.
ON
De motor kan
worden gestart
en de lichten
kunnen worden
ontstoken.
De sleutel kan
niet uit het
contact
worden
getrokken
.
Afb. 7
Afb. 8
Mot65ola.doc Page 18 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
19
Niet rijden terwijl de helm aan de
haak hangt, want dit kan de vei-
ligheid tijdens het rijden in het
gedrang brengen.
Dankzij deze haak hoeft u niet elke keer de
helm mee te nemen als u de motorfiets
parkeert.
Om de helm aan de haak te hangen, de
sleutel in het slot (1) steken, tegen de klok
in draaien en de kinband van de helm door
de haak (2) steken.
De haak dichtklikken en de sleutel met de
klok mee draaien.
Zorg dat de haak goed dichtgeklikt is.
Tijdens het tanken de pomp (1) niet
op de bodem van de tank laten rus-
ten om te voorkomen dat er brand-
stof uit de tank loopt.
Na het tanken de dop goed dicht drukken.
De brandstof die gebruikt wordt voor ver-
brandingsmotoren is uiterst ontvlambaar
en kan in bepaalde omstandigheden explo-
sief worden.
Het is belangrijk dat het tanken en de on-
derhoudswerkzaamheden in een goed ge-
ventileerde ruimte gebeuren en met afge-
zette motor. Niet roken gedurende het
tanken of in de nabijheid van benzinedam-
pen; in elk geval absoluut contact mijden
met open vlammen, vonken en elke andere
warmtebron, om te voorkomen dat de
brandstof vuur vat of explodeert. Verder
moet u ook voorkomen dat er benzine uit
de tankopening stroomt, aangezien ze kan
vuur kan vatten bij contact met de gloeien-
de delen van de motor.
Voor het geval per ongeluk benzine buiten
de tank terechtkomt, moet u controleren of
de plek waar de benzine is terechtgeko-
men geheel droog is en voor u gaat rijden
moet u er zich van vergewissen dat er
geen benzine op de hals van de benzine-
mond is achtergebleven.
Mijd contact van benzine met de huid en
inademing van dampen; zuig geen benzine
op en breng de benzine niet over van één
vat in een ander met behulp van een slang.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN
Loodvrije benzine zet uit onder
invloed van zonnewarmte en
zonnestraling. Vul de tank daar-
om nooit tot de rand.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine, in
overeenstemming met de norm 51607,
min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85
(N.O.M.M.).
De brandstoftank heeft een inhoud van on-
geveer 16
, waarvan 2,5 reserve. Voor
het openen van de brandstoftankdop, de
contactsleutel in het slot steken en met de
klok meedraaien (Afb. 10).
Afb. 9 Afb. 10
Mot65ola.doc Page 19 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
20
De motorolie moet worden ververst na de
eerste 1000 km en daarna om de 6000 km,
zie pag. 37 (VERVANGEN VAN DE MO-
TOROLIE EN HET OLIEFILTER); voor het
controleren van het oliepeil, zie pag. 36
(CONTROLEREN VAN HET MOTORO-
LIEPEIL EN BIJVULLEN).
Olie kan bij dagelÿks en langdu-
rig contact leiden tot ernstige
beschadiging van de huid.
Na gebruik van olie uw handen goed
wassen.
Als de motorfiets wordt gebruikt
in zeer stoffige gebieden, moet
de olie regelmatiger worden ver-
verst.
Loos de olie niet in het milieu. Bewaar
de olie in een afgesloten vat en breng
de olie naar een verzamelpunt.
aprilia raadt aan:
Zie pag. 59 (TABEL SMEEROLIE).
Plotselinge verschillen in speling of een
flexibele weerstand op de remhendel
zijn te wijten aan onregelmatigheden in
het hydraulische systeem.
In geval van twijfel in verband met het
goed functioneren van het remsysteem
en als u niet in staat bent de normale
controles zelf uit te voeren, dient u te
rade te gaan bij uw erkende -
dealer. Zie er goed op toe dat de rem-
schijf en het wrijvingsvlak niet vettig of
smerig zijn, in het bijzonder na uitvoe-
ring van onderhoudswerkzaamheden of
controles.
Controleer of de remleidingen niet ge-
draaid of versleten zijn. Let op dat geen
water of stof per ongeluk in het remcir-
cuit terechtkomt.
Als de remvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, kan dit leiden tot
ernstige irritatie. Was zeer grondig de
delen van het lichaam die in contact zijn
gekomen met de vloeistof. Raadpleeg
een arts of een oogarts als de vloeistof
in contact is gekomen met uw ogen.
Loos remvloeistof niet in het milieu.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN
Wanneer u de remvloeistof ge-
bruikt, moet u erop letten dat u
er niet mee morst op de plastic
of gelakte delen, omdat deze door de
vloeistof kunnen worden aangetast.
Mot65ola.doc Page 20 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
21
De remmen zijn de belangrijkste
onderdelen voor uw veiligheid
en moeten bijgevolg altijd in per-
fecte staat verkeren.
De remvloeistof moet eenmaal per jaar
vervangen worden door een erkende
-dealer.
Deze machine is voorzien van een hydrau-
lische schijfrem op het voorwiel. Naarmate
de remblokjes afslijten, neemt het vloei-
stofpeil af om de slijtage automatisch te
compenseren.
Afstelling is niet nodig, maar het is belang-
rijk dat u regelmatig het remvloeistofpeil in
het reservoir (Afb. 11) en de slijtage van de
remblokjes controleert, zie pag. 46 (CON-
TROLEREN VAN DE SLIJTAGE VAN DE
REMBLOKJES).
Voor het controleren van het remvloeistof-
peil, moet de machine rechtop en het stuur
recht staan, zodat de vloeistof evenwijdig
is met de bovenkant van het reservoir.
Zorg dat de vloeistof het glas (1) volledig
bedekt. Indien dit niet het geval is, moet u
vloeistof bijvullen.
Ga als volgt te werk:
De twee schroeven (2) losdraaien en het
kleine deksel (3) optillen.
Laat de machine rechtop staan,
zodat er tijdens het bijvullen
geen remvloeistof kan worden
gemorst.
De pakking verwijderen.
Het reservoir bijvullen met remvloeistof,
zie pag. 59 (TABEL SMEEROLIE), tot
het glas (1) volledig is bedekt.
De pakking weer aanbrengen.
Het kleine deksel (3) opnieuw aanbren-
gen en de schroeven (2) vastdraaien.
Controleer of de rem goed werkt.
Ingeval er teveel speling in de
remhendel zit, u teveel elasti-
sche weerstand voelt of er lucht in het
circuit is terechtgekomen, moet u con-
tact opnemen met uw erkende aprilia-
dealer, omdat kan blijken dat het rem-
systeem ontlucht moet worden.
Ontluchting moet in ieder geval plaats-
vinden na de eerste 1000 km.
De afstand tussen het uiteinde van de
voorremhendel en het handvat is regelbaar
door middel van de stelring (1).
Stand “1” komt overeen met een afstand
van ongeveer 105 mm tussen het uiteinde
van de remhendel en het handvat; stand
4” komt overeen met een afstand van on-
geveer 75 mm tussen het uiteinde van de
hendel en het handvat.
Om de stelring te verdraaien, moet u de
hendel (2) naar voor duwen en het ge-
wenste nummer op de schijf (1) gelijk zet-
ten met de referentiepijl.
Controleer of de rem goed werkt.
Neem indien nodig contact op
met uw erkende -dealer.
Afb. 11 Afb. 12
Mot65ola.doc Page 21 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
22
De remmen zijn de belangrijkste
onderdelen voor uw veiligheid
en moeten bijgevolg altijd in per-
fecte staat verkeren.
De remvloeistof moet eenmaal per jaar
vervangen worden door een erkende
-dealer.
Deze machine is voorzien van een hydrau-
lische schijfrem op het achterwiel. Naarma-
te de remblokjes afslijten, neemt het vloei-
stofpeil af om de slijtage automatisch te
compenseren.
Controleer regelmatig het remvloeistofpeil
in het reservoir (1) en de slijtage van de
remblokjes, zie pag. 46 (CONTROLEREN
VAN DE SLIJTAGE VAN DE REMBLOK-
JES).
Voor het controleren van het vloeistofpeil,
moet de machine rechtop staan en het re-
servoir (1) worden gekanteld, zodat de
vloeistof in de tank evenwijdig staat met de
stepen van het reservoir. Het vloeistofpeil
moet tussen de streepjes “MINenMAX
staan. Reikt de vloeistof niet tot het “MIN”-
streepje, dan moet worden bijgevuld.
Ga als volgt te werk:
De dop (2) losschroeven.
Zorg dat de vloeistof in het re-
servoir evenwijdig met de rand
blijft staan, zodat er tijdens het
bijvullen geen remvloeistof kan worden
gemorst.
De pakking verwijderen.
Het reservoir bijvullen tot de vloeistof tot
het “MAX”-streepje reikt.
De pakking weer aanbrengen.
De dop (2) goed vastschroeven.
Controleer of de rem goed werkt.
Ingeval er teveel speling in het
rempedaal zit, u teveel elasti-
sche weerstand voelt of er lucht in het
circuit is terechtgekomen, dient u con-
tact op te nemen met uw erkende
-dealer, omdat kan blijken dat het
remsysteem ontlucht moet worden.
Ontluchting dient in ieder geval plaats
te winden na de eerste 1000 km.
BIJSTELLEN
VAN DE ACHTERREM (Afb. 14)
Het rempedaal kan op de gewenste hoogte
worden gezet door middel van de stel-
schroef (1):
De contramoer (2) losdraaien.
De schroef (1) aandraaien tot de ge-
wenste stand is bereikt.
De pompstelmoer (3) losdraaien.
De stelstang (4) aandraaien of los-
draaien, om de gewenste speling te ver-
krijgen.
Minimumspeling van de hendel: 3-4 mm.
De pompstelmoer (3) vastdraaien.
De stelschroef (1) terugplaatsen.
De contramoer (2) vastdraaien.
Afb. 13 Afb. 14
Mot65ola.doc Page 22 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
23
Na het bijstellen dient u te con-
troleren of het wiel met onbe-
diend rempedaal vrij ronddraait.
Controleer de goede werking
van de rem.
Neem indien nodig contact op
met uw erkende -dealer.
BIJSTELLEN VAN DE KOPPELING (Afb. 15)
De kopelling dient afgesteld te worden als
de motor afslaat of de neiging heeft weg te
rijdeen als hij in de versnelling gezet wordt.
Verder ook wannear de koppelingsplaten
niet pakken maar bij kontakt slippen en zo-
doende een vertaagde acceleratie ten ge-
volge hebben.
Voer de bijstelling uit met de stelschroef (1).
Het beschermelement (2) verwijderen.
De contramoer (3) losdraaien.
De stelschroef (1) verdraaien tot de sta-
tionaire speling van het uiteinde van de
koppelingshendel ongeveer 10 mm be-
draagt (zie afb. 15).
De contramoer (3) vastdraaien en de bij-
stelling nogmaals controleren.
De motor starten en in 1ste versnelling
schakelen. Controleer of de motor niet
stilvalt, niet de neiging heeft te snel te
draaien of dat de koppeling niet slipt tij-
dens het versnellen of tijdens het rijden.
Als de bijstelling niet kan wor-
den uitgevoerd zoals het hoort
of als de koppeling niet goed
werkt, dient u contact op te nemen met
uw erkende -dealer.
Controleer of de koppelingska-
bel in goede staat is: hij mag
geen afgeplatte delen vertonen en de
isolatie moet over de gehele lengte in-
tact zijn.
Afb. 15
Mot65ola.doc Page 23 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
24
Rijd niet met de motorfiets als de
koelvloeistof beneden het toege-
laten minimumpeil staat, zie hier-
na (CONTROLEREN EN BIJVULLEN).
Controleer het koelvloeistofpeil om de
2000 km en na lange ritten; vervang de
koelvloeistof om de 12000 km of om de 2
jaar (wat eerst wordt bereikt).
Afhankelijk van de gewenste vriestempera-
tuur van het koelvloeistofmengsel, moet u
een bepaald percentage water toevoegen
aan het koelmiddel, volgens de aanduidin-
gen in de volgende tabel:
Het is handig hetzelfde mengsel ook in de
zomer te gebruiken, aangezien zo het verlies
ten gevolge van verdamping tot een mini-
mum wordt beperkt, zodat het niet nodig is
zeer regelmatig bij te vullen. Op die manier
neemt de aanwezigheid van minerale zout-
resten in de radiator veroorzaakt door ver-
dampt water af en is de goede werking van
het koelsysteem verzekerd.
Gebruik voor de koelmiddeloplossing een
mengsel van gedistilleerd water en antivries,
om schade aan de motor te voorkomen.
Verwijder de radiatordop niet als
de motor nog heet is, aangezien
de koelvloeistof onder druk staat
en zeer warm is. Contact met de huid of
met kleding kan ernstige brandwonden
en/of schade veroorzaken.
De koelvloeistof is giftig:
NIET INSLIKKEN
BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN.
CONTROLEREN
EN BIJVULLEN (Afb. 16)
Laat de motor enkele minuten afkoelen.
Laat de motorfiets rechtop staan.
Controleer of het vloeistofpeil in de ex-
pansietank zich tussen deMIN”- en
MAX”-streepjes bevindt (Afb. 16).
Verwijder de vuldop (1) indien dit niet het
geval is.
Bijvullen tot het vloeistofpeil ongeveer tot
het “MAX”-streepje reikt. De vloeistof
mag dit peil niet overschrijden; anders
zal de vloeistof tijdens het draaien van
de motor naar buiten komen.
Breng de vuldop (1) opnieuw aan.
Voor het vervangen van de koel-
vloeistof of in geval van ver-
meende lekkage, dient u contact
op te nemen met uw erkende -
dealer.
VRIESPUNT
°C
KOELVLOEI-
STOF VOL. %
-20° 35
-30° 45
-40° 55
Afb. 16
Mot65ola.doc Page 24 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
25
Parkeer de motorfiets met kata-
lysator niet in de nabijheid van
droge struiken of op plaatsen
waar kinderen kunnen komen, aange-
zien de katalytische geluiddemper tij-
dens het gebruik zeer heet wordt; kijk
dus heel goed uit en vermijd elke vorm
van contact voordat hij volledig is afge-
koeld.
De motorfiets met katalysator is voorzien
van twee geluiddempers met metallic pla-
tina-rhodium”-tweewegkatalysator. Deze
uitrusting dient voor de oxidatie van de CO
(koolmonoxide) en van de HC (onverbran-
de koolwaterstoffen) die zich in het uitlaat-
gas bevinden, waarbij de genoemde ver-
bindingen respectievelijk worden omgezet
in kooldioxide en stoom.
Ten gevolge van de katalytische reactie
maakt de hoge temperatuur van de uitlaat-
gassen de verbranding van de oliedeeltjes
mogelijk, zodat de geluiddemper schoon blijft,
terwijl de uitlaatdampen afgevoerd worden.
Voor een juiste en duurzame werking van
de katalysator en om de mogelijke proble-
men van vervuiling van de motor en de uit-
laat tot een minimum te beperken, moet u
vermijden langdurig te rijden aan een con-
stant laag toerental.
Het is dan ook voldoende om met regelma-
tige tussenpozen het toerental te verho-
gen, al is het maar voor enkele seconden.
Bovenstaande bevindingen impliceren de
belangrijkheid van het koud starten van de
motor: om een toerental aan te houden dat
voldoende is voor het in gang zetten van
de katalytische reactie, moet u in dit geval
gewoon zorgen dat de temperatuur van de
motor minstens 50°C heeft bereikt, een
temperatuur die in het algemeen enkele
seconden na het starten wordt bereikt.
Loodhoudende benzine vernielt
de katalysator! Gebruik daarom
geen loodhoudende benzine
wanneer uw motorfiets is uitgerust met
een katalysator.
Mot65ola.doc Page 25 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
26
De bandenspanning moet met
regelmatige tussenpozen en bij
kamertemperatuur gecontro-
leerd worden. Als de banden warm zijn,
is de meting niet correct.
In het bijzonder moet de bandenspan-
ning voor en na iedere lange rit geme-
ten worden.
Als de bandenspanning te hoog is, wor-
den de oneffenheden in de weg waarop
u rijdt niet opgevangen en daardoor
overgebracht op het stuur, waardoor
het rijcomfort in het gedrang komt en de
wegligging in bochten afneemt.
Als daarentegen de bandenspanning te
laag is, komen de zijkanten van de ban-
den onder grotere druk te staan en be-
staat het gevaar dat de band over de
rand van de velg glijdt of loskomt, waar-
door u de controle over de motorfiets
verliest.
Ingeval u plots remt zouden de banden
van de velg kunnen afschuiven. Boven-
dien zou de machine uit de bocht kun-
nen raken.
De controleer de staat van het banden-
oppervlak en de slijtage, want als de
banden in slechte staat zijn, hebben ze
minder grip en neemt de bestuurbaar-
heid van de motorfiets af.
Vervang de band wanneer hij versleten
is of als er in het loopvlak een gat zit
van meer dan 5 mm.
Na het vervangen van een band,
moet het betreffende wie uitge-
balanceerd worden.
Gebruik enkel het door aanbe-
volen bandenformaat, zie pag. 56
(TECHNISCHE GEGEVENS).
Zorg dat de ventielen altijd voorzien zijn
van hun ventieldoppen, om te vermijden
dat ze plots leeglopen. Vervanging, re-
paratie, onderhoud en uitbalanceren
zijn zeer belangrijk en moeten worden
uitgevoerd door bekwame technici met
het juiste gereedschap. Om die reden is
het raadzaam bovenstaande handelin-
gen te laten uitvoeren door een erkende
-dealer.
Nieuwe banden zijn mogelijk bedekt
met een gladde laag: rijd voorzichtig tij-
dens de eerste kilometers. Smeer de
banden niet in met vloeistoffen die de
banden kunnen aanasten.
BANDENSPANNING
voor 1,8 bar
achter 1,9 bar
VOOR RITTEN
MET EEN DUOPASSAGIER
voor 1,8 bar
achter 2,2 bar
MINIMALE DIEPTE BANDENPROFIEL
voor 2,0 mm
achter 2,0 mm
Mot65ola.doc Page 26 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
27
Voer voor het vertrek steeds een
voorafgaande controle uit om na
te gaan of de motorfiets juist en
veilig functioneert (zie de tabel met
CONTROLES VOORAF hierna).
Het niet uitvoeren van deze controles
kan leiden tot ernstig letsel of schade
aan de motorfiets.
Aarzel niet raad te vragen aan
uw erkende -dealer inge-
val u iets niet begrijpt i.v.m. de
werking van bepaalde bedieningsele-
menten of als u bepaalde onregelmatig-
heden vermoedt of vaststelt.
Een controle vergt weinig tijd en ver-
hoogt de veiligheid aanzienlijk.
ONDERDEEL CONTROLE
PAG.
Remschijf voor en
achter
Controleer de goede werking, de speling van de remhen-
del, het vloeistofpeil en eventuele lekkage.
Kijk de remblokjes na op slijtage.
Vul zonodig de vloeistofreservoirs bij.
21, 22, 46
Gashendel Controleer of hij soepel werkt en of hij volledig kan worden
open- en dichtgedraaid, bij alle standen van het stuur.
Zonodig bijstellen en/of smeren.
46
Motorolie Controleren en/of bijvullen indien nodig.
20, 36
Wielen/banden Controleer het loopvlak van de banden, de bandenspan-
ning, slijtage en eventuele beschadiging.
26
Remhendels en
rempedaal
Controleer of ze soepel werken. Zonodig de scharnierpun-
ten smeren en de speling bijstellen.
21, 22
Koppeling De speling op het uiteinde van de koppelingshendel moet
ongeveer 10 mm bedragen; de koppeling moet soepel en
geleidelijk aangrijpen.
23
Zijstandaard Controleer of hij soepel werkt en of de veerspanning hem
weer in de normale stand brengt. Zonodig scharnierpun-
ten en bewegende delen smeren. Controleer de goede
werking van het startblokkeersysteem.
50
Bevestigingsele-
menten
Zonodig alle bevestigingselementen aandraaien
Transmissieketting Controleer de speling.
40
Brandstoftank Controleer het brandstofpeil en vul zonodig bij. Controleer
het circuit op lekken of verstopping.
42
Koelvloeistof Het koelvloeistofpeil in de expansietank moet tussen het
MIN”- en het “MAX”-streepje liggen.
24
Lichten, waarschu-
wingslampjes,
claxon en elektri-
sche installatie
Controleer de goede werking van akoestische en visu-
ele voorzieningen.
In geval van defect de lampjes vervangen of het defect
repareren.
49 ÷ 53
Mot65ola.doc Page 27 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
28
1
2
1
Uitlaatgassen bevatten koolmo-
noxide, dat uiterst giftig is bij in-
ademing.
Start de machine niet in een gesloten of
slecht geventileerde ruimte.
Het niet opvolgen van deze raadgevin-
gen kan leiden tot bewusteloosheid of
zelfs tot de dood door verstikking.
Voor het starten van de motor, moet de
standaard omhooggezet worden en
moet minstens één wiel beremd zijn, om
de controle over de machine niet te ver-
liezen. Wees vooral heel voorzichtig als
het starten gebeurt op een helling.
Draai de benzinekraan in de stand “ON
(1 Afb. 17).
Draai het contact in de stand “ON” (1
Afb. 18).
De motor kan alleen op de zij-
standaard gestart worden als hij
in de vrijloopstand staat; in dit
geval slaat de motor af als u hem in ver-
snelling probeert te zetten.
Als de zijstandaard omhoog staat, kan
de motor zowel in de vrÿstand als in de
versnelling en met aangetrokken kop-
pelingshendel gestart worden.
Afb. 17 Afb. 18 Afb. 19
Mot65ola.doc Page 28 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
29
Zet de motor in de vrÿstand (groen waar-
schuwingslampje “
” aan).
Zet de motorstopschakelaar (1 Afb. 19)
in de stand “
“.
Controleer of het rode waarschuwings-
lampje “
“ dat het motoroliepeil aan-
duidt, brandt.
Druk op de drukknop “ (2 Afb. 19)
met losgelaten gashendel, en laat de
knop los zodra de motor aanslaat. Als de
motor koud staat, moet u de hendel “
(1 Afb. 20) omlaag zetten.
Enkele seconden na het starten
van de motor moet het waar-
schuwingslampje van het olie-
peil (
) uitgaan. Als dat niet gebeurt,
kan het zÿn dat u motorolie moet bÿvu-
lien.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af
en ga te werk zoals beschreven op pag.
36 (CONTROLEREN VAN HET MO-
TOROLIEPEIL EN BIJVULLEN). Rijd niet
met de motorfiets als er onvoldoende
olie in de tank zit, want dit kan ernstige
schade aan de motoronderdelen ver-
oorzaken.
Laat de motor warmlopen tot hij normaal
draait, met de choke
“ (1 Afb. 20) vol-
ledig naar boven gedraaid.
Rijd niet weg met een koude mo-
tor. Gebruik de choke niet
als u met een warme motor weg-
rijdt.
Afb. 20
Mot65ola.doc Page 29 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
30
STARTEN MET EEN ‘VERZOPEN’
MOTOR
Als de startprocedure niet correct wordt uit-
gevoerd of als er teveel brandstof in de
aanzuigleidingen en in de carburateur zit,
kan de motor verzopen raken.
Een verzopen motor moet als volgt gerei-
nigd worden:
De eerste 6 stappen van de startproce-
dure uitvoeren.
De choke “ omlaag zetten (1 Afb.
20).
Enkele seconden lang op de drukknop
“ (2 Afb. 19) drukken (bij stationaire
motor) met de gashendel volledig open
(Afb. 22). Als de motor aanslaat, de
drukknop “
loslaten en gas terugne-
men. Als het minimale toerental niet con-
stant is, moet u met regelmatige tussen-
pozen zachtjes gas geven. Als de motor
niet aanslaat, 10 seconden wachten en
de startprocedure herhalen (pag. 28).
Lees aandachtig pag. 5 (VEILIG RIJ-
DEN) en pag. 50 (CONTROLEREN VAN
DE ZIJSTANDAARDSCHAKELAAR)
voor u vertrekt.
Stel de spiegels af. Als u zonder
duopassagier rijdt, moeten de
achterste voetsteunen ingeklapt
zijn.
Controleer voor het vertrek of de zij-
standaard volledig is ingeklapt.
Als u een duopassagier meeneemt, zeg
hem/haar dan dat hij/zij niet in de weg
gaat zitten tijdens het manoeuvreren.
Ga als volgt te werk om te vertrekken:
Zorg dat de motor warmgedraaid is.
Trek met losgelaten gashendel en bij
stationair draaiende motor de koppe-
lingshendel aan en schakel in eerste ver-
snelling door het versnellingspedaal
naar beneden te drukken (Afb. 21).
Laat de koppelingshendel zachtjes los
en voer tegelijk de motorsnelheid op
door geleidelijk meer gas te geven (Afb.
22).
Wanneer de motor een bepaalde snel-
heid heeft bereikt, neem dan gas terug,
trek de koppelingshendel aan en schakel
in tweede versnelling door het versnel-
lingspedaal omhoog te duwen (Afb. 21).
Herhaal deze werkwijze om in een hoge-
re versnelling te schakelen.
Afb. 21 Afb. 22
22333444555
aaaaaaaaaaaaa
11
aa
Mot65ola.doc Page 30 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
31
Draai de gashendel niet te dik-
wijls open en dicht, zodat u niet
per ongeluk de controle over de
motorfiets verliest.
Als u moet remmen, in het geheel geen
gas meer geven en beide remmen aan-
trekken, en de druk op de remdelen ge-
lijkmatig verdelen, zodat de snelheid
zonder stoten afneemt.
Door enkel de voorrem of enkel
de achterrem aan te trekken
neemt de remkracht aanzienlijk
af en bestaat het gevaar dat één wiel
blokkeert, waardoor de motorfiets zijn
grip op de baan verliest.
Voor u een bocht neemt, snelheid min-
deren, remmen en de bocht met matige
en constante snelheid nemen.
Door voortdurend gebruik te maken van
de remmen in afdalingen, kunnen de
wrijvingsvlakken oververhit raken,
waardoor de remkracht afneemt.
Maak gebruik van de motorcompressie
en schakel terug terwijl u beide remmen
afwisselend gebruikt. Niet met afgezette
motor rijden!
Bij nat wegdek of een slechte grip
(sneeuw, ijs, modder, enz.) moet u met
matige snelheid rijden en plots remmen
of manoeuvres die kunnen leiden tot het
verlies van de grip op de weg of tot een
val vermijden.
Let zeer goed op ieder obstakel
of een verandering in het weg-
dek. Oneffen wegen, wielsporen,
putdeksels, wegmarkeringen, metalen
platen ter aanduiding van wegenwerken
kunnen bij regen uiterst glad worden.
Om die reden moeten al deze obstakels
zeer voorzichtig worden omzeild, er-
voor zorgend dat u zonder schokken
rijdt en de motorfiets niet onnodig laat
overhellen.
Gebruik bij verandering van rijstrook of
rijrichting altijd tijdig de richtingaanwij-
zers, en vermijd bruuske en gevaarlijke
manoeuvres.
Mot65ola.doc Page 31 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
32
Het inrijden van de motor is van het groot-
ste belang met het oog op een lange le-
vensduur en een correcte werking van de
motorfiets.
Rijd zoveel mogelijk op hellingen en/of
bochtige wegen, zodat de motor, de op-
hanging en de remmen een doelmatige in-
rijperiode ondergaan.
Houd u aan de volgende regels:
De gashendel niet plots volledig open-
draaien bij lage snelheid; dit geldt zowel
tijdens als na de inrijperiode.
Rem tijdens de eerste 100 km voorzich-
tig en vermijd bruusk en langdurig rem-
men. Op die manier kan het wrijvingsma-
teriaal op de remblokjes rustig inlopen.
Tijdens de eerste 500 km nooit met een
toerental van meer dan 4000 tpm rijden
(zie tabel).
Tussen de eerste 500 en de 1000 km,
nooit met een toerental van meer dan
5000 tpm rijden (zie tabel).
Na de eerste 1000 kilometer
moeten de controles beschreven
in het onderhoudsschema wor-
den uitgevoerd, zie pag. 35 (ONDER-
HOUDSSCHEMA), om letsel bij uzelf of
andere personen en/of schade aan de
motorfiets te vermijden.
Tussen de eerste 1000 en 2000 km mag
u sportiever rijden, de snelheid variëren
en slechts enkele seconden de maxima-
le acceleratie gebruiken, om zo een be-
tere koppeling van de aan slijtage onder-
hevige delen te verzekeren; nooit met
een toerental van meer dan 5500 tpm rij-
den (zie tabel).
Na de eerste 2000 km mag u betere
prestaties verwachten van de motor,
maar het toerental mag hoe dan ook
nooit boven de 6250 tpm liggen.
Als u dit aantal kilometers be-
reikt heeft zonder lange ritten,
moet u de aanwijzingen voor inrijden tot
4000 km volgen.
AANBEVOLEN MAXIMUMSNELHEDEN VOOR INRIJDEN
Verhouding
km
Afgelegd aantal kilometer
1ste 2de 3de 4de 5de tpm
0 - 500
500 - 1000
1000 - 2000
Na de eerste 2000
29
37
40
46
48
58
64
72
62
77
85
96
77
97
107
120
93
116
127
143
4000
5000
5500
6250
Mot65ola.doc Page 32 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
33
U stopt de motorfiets als volgt:
Neem gas terug en breng de motorfiets
tot stilstand door geleidelijk beide rem-
men aan te trekken en terug te schake-
len al naargelang de snelheid waarmee
de motorfiets rijdt.
Trek de koppeling aan voor de motorfiets
volledig tot stilstand is gekomen, om te
voorkomen dat de motor afslaat.
Parkeer als volgt:
Zet de versnelling in de vrÿstand (groen
lampje “q” aan).
Draai de sleutel volledig in de stand
OFF” (Afb. 23) .
Zet de motorfiets op de zijstandaard.
Draai de brandstofkraan in de stand
OFF”.
Draai het stuur volledig naar links.
Vergrendel het stuur, zie pag. 18
(STUURSLOT) en trek de sleutel uit het
contact.
Parkeer de motorfiets op een
stevige en effen ondergrond, om
te voorkomen dat deze omvalt.
De motorfiets niet tegen een muur zet-
ten of plat op de grond leggen.
Zorg dat de motorfiets en in het bijzon-
der de gloeiende delen ervan geen ge-
vaar vormen voor personen en kinde-
ren.
Laat de motorfiets niet onbeheerd ach-
ter met de motor aan of met het sleutel-
tje nog in het contact.
Ga niet op de motorfiets zitten terwijl
deze op de standaard staat.
Laat de sleutel NOOIT in het contact zitten
en gebruik altijd het stuurslot.
Parkeer de motorfiets op een veilige
plaats, indien mogelijk in een garage of op
een bewaakte plaats.
Gebruik indien mogelijk een extra anti-dief-
stalvoorziening.
Zorg dat alle documenten in orde zijn en
dat u aan alle verplichtingen heeft voldaan.
Schrijf uw persoonlijke gegevens en uw te-
lefoonnummer in de daartoe voorziene
ruimte in dit boekje, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken ingeval
de machine na diefstal wordt teruggevon-
den.
FAMILIENAAM: .........................................
NAAM: ......................................................
ADRES: .....................................................
....................................................................
TELEFOONNR.: ........................................
In vele gevallen worden gestolen
motorfietsen geïdentificeerd aan
de hand van de gegevens die in het
boekje voor gebruik/onderhoud staan
geschreven.
Afb. 23
Mot65ola.doc Page 33 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
34
Voor u begint met om het even
welke vorm van onderhoud of in-
spectie van de motorfiets, moet
u de motor afzetten, de sleutel uit het
contact trekken, indien mogelijk de mo-
torfiets op een stevige en effen onder-
grond optillen met speciaal daartoe be-
stemd gereedschap, ervoor zorgend dat
deze rechtop blijft staan.
Blijf uit de buurt van de gloeiende delen
van de motor en van het uitlaatsysteem,
om brandwonden te vermijden.
De motorfiets is opgebouwd uit
niet-eetbare materialen. Bijge-
volg mag u onder geen beding
op om het even welk onderdeel bijten,
zuigen, kauwen of een onderdeel inslik-
ken.
Indien niet expliciet anders ver-
meld, moet u voor de montage
van de onderdelen de stappen
voor demontage in omgekeerde volgor-
de herhalen.
Routineonderhoud kan door de gebruiker
worden uitgevoerd, maar soms zijn een ba-
siskennis van techniek en speciaal gereed-
schap nodig.
Indien u hulp of technisch advies nodig
heeft, raadpleeg dan uw erkende aprilia-
dealer, die een snelle en degelijke service
garandeert.
Voer na elke onderhoudsbeurt de vooraf-
gaande controles uit, zie pag. 27 (CON-
TROLES VOORAF).
Mot65ola.doc Page 34 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
35
ONDERDEEL
NA HET INRIJDEN
(1000 km OF 4 MAANDEN)
OM DE 6000 km
OF 8 MAANDEN
OM DE 12000 km
OF 16 MAANDEN
Accu - vloeistofpeil
CC
Bougie
V
Carburateur
C R
Transmissieketting om de 500 km: C
Distributieketting
C
Centreren wielen
C
Balhoofdlagers en stuur
CC
Wiellagers
C
Luchtfilter
R
om de 18000 km: V
Motoroliefilter
VV
Speling koppeling
AA
Klepspeling
CA
Remsystemen
C C
Koelsysteem
C C
Lichtsysteem
CC
Remvloeistof
C
elk jaar: V
Koelvloeistof om de 2 jaar: V
Vorkolie
V
Motorolie
V
om de 500 km: C/om de 6000 km: V
Bandenspanning
A
maandelijks: A
Minimaal toerental
AA
Brandstofkraan
C C
Aandraaien moeren, bouten, schroeven
C C
Ophanging en hoogteregeling
C C
Aftappen remvloeistof
C
Spaakspanning
CC
Brandstofleidingen
C
om de 4 jaar: V
C = controleren, schoonmaken, afstellen, smeren of zonodig vervangen R=reinigen V=vervangen A=afstellen. Voer de onderhoudswerk-
zaamheden vaker uit wanner u de machine gebruikt in regenachtige en stoffige gebieden of op oneffen terrein.
Laat de onderhoudswerkzaamheden aan de aangeduide onderdelen ■■■ UITSLUITEND uitvoeren door erkende -dealers.
Mot65ola.doc Page 35 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
36
Het is aan te raden het frame- en het mo-
tornummer te noteren in de daarvoor be-
stemde ruimte in dit boekje.
MOTORNUMMER
Het motornummer is bovenaan op de ach-
terkant van het motorblok ingeslagen
(Afb. 24).
Motornr. .....................................................
FRAMENUMMER
Het framenummer is op de rechterkant van
het balhoofd ingeslagen (Afb. 25).
Framenr. .................................................
Het veranderen van de identifi-
catienummers kan leiden tot
zware straffen en administratie-
ve sancties.
Lees pag. 20 (MOTOROLIE) en pag. 34
(ONDERHOUD) aandachtig.
Controleer het motoroliepeil om de 500 km
en vervang de olie om de 6000 km, zie
pag. 37 (VERVANGEN VAN DE MOTOR-
OLIE EN VAN HET OLIEFILTER).
Ga als volgt te werk:
Zet de motor af en laat hem minstens 10
minuten afkoelen, om de olie de tijd te
geven in het carter te zakken en af te
koelen.
Houd de motorfiets rechtop met beide
wielen op de grond.
Laat de motor minstens één minuut sta-
tionair draaien, zodat de olietank zich
kan vullen.
Zet de motor af.
Als u nalaat bovenstaande stap-
pen uit te voeren, loopt u het risi-
co op een verkeerde meting van het
oliepeil.
Draai de dop/peilstok (1) los, maak het
gedeelte schoon dat in contact is met de
olie met behulp van een schone doek en
draai opnieuw vast.
Trek daarna de dop/peilstok opnieuw uit
en lees het peil af van de schaalstreep-
jes
MAX = maximumpei
MIN = minimumpeil
Het verschil bedraagt ongeveer 300 cm
3
.
Het peil is correct als het ongeveer tot aan
de maximumgrens op de peilstok reikt.
Het peil mag de “MAX”-streep
niet overschrijden en evenmin
onder de “MIN”-streep komen,
anders bestaat het gevaar op ernstige
beschadiging van de motor.
Afb. 24 Afb. 25
Afb. 26
Mot65ola.doc Page 36 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
37
Vul indien nodig motorolie bij door de vu-
lopening (2).
Draai de dop/peilstok (1) opnieuw vast.
Lees pag. 20 (MOTOROLIE) en pag. 34
(ONDERHOUD) aandachtig.
Vervang de motorolie na de eerste 1000
km en daarna om de 6000 km, zie pag. 35
(ONDERHOUDSSCHEMA).
Ga als volgt te werk:
Laat de motor enkele minuten stationair
draaien om het afvloeien van de olie te
vergemakkelijken tijdens het daaropvol-
gende aftappen.
Houd de machine rechtop op een effen
ondergrond met de twee wielen op de
grond.
Wanneer de motor is opge-
warmd, bevat hij hete olie; daar-
om moet u, om brandwonden te
vermijden, zeer voorzichtig zijn tijdens
het uitvoeren van de hierna beschreven
stappen.
Verwijder de olievuldop (1 Afb. 26).
Verwijder de plug op de voorste stang
van het frame (1 Afb. 27).
Verwijder de olieaftapplug (1 Afb. 28) op de
onderkant van het motorblok (er is een spe-
ciale opening gemaakt in de uitlaat).
Tap de olie af en laat hem gedurende
enkele minuten in een vat druppelen.
Verwijder de metaalresten van de mag-
neet van de aftapplug.
Vervang op dit moment het oliefilter:
Draai de twee schroeven (1 Afb. 29) los
en verwijder het deksel (2 Afb. 29).
Demonteer het oliefilter en vervang het.
Breng een dunne laag motorolie aan op
de O-ring van het nieuwe oliefilter.
Plaats het deksel (2 Afb. 29) terug en zet
de twee schroeven (1 Afb. 29) vast.
Controleer de sluitring van de aftapplug
(1 Afb. 28) en draai hem vast.
Controleer de sluitring van de plug op de
voorste chassisligger (1 Afb. 27) en draai
hem vast.
Giet ongeveer 1600 cm³ motorolie door
de vulopening (2 Afb. 26), zie pag. 59
(TABEL SMEEROLIE).
Draai de olievuldop vast (1 Afb. 26).
Start de motor en laat hem ongeveer drie
minuten stationair draaien.
Zet de motor af en controleer nogmaals
het oliepeil (met de machine rechtop op
een effen ondergrond).
Op dit moment moet nog eens 500 ÷ 600
cm
3
olie worden toegevoegd.
Afb. 27 Afb. 28 Afb. 29
Mot65ola.doc Page 37 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
38
DEMONTAGE
Lees pag. 34 aandachtig
(ONDERHOUD).
Let op dat u de leidingen, de
remschijf of de remblokjes niet
beschadigt tijdens het demonte-
ren van het wiel.
Knijp nooit de voorrem in nadat
het wiel is gedemonteerd, an-
ders zouden de zuigers van de
remklauw uit hun houders kunnen
schieten, waardoor de remvloeistof zou
wegstromen. Neem als dit gebeurt con-
tact op met uw erkende -dealer,
die het nodige onderhoud zal verrich-
ten.
Ga voor het demonteren van het voorwiel
als volgt te werk:
Til de voorkant van de motorfiets op en
plaats een steun onder de motor, zodat
er voldoende ruimte is om het voorwiel te
bewegen, zonder dat de motorfiets om-
valt.
Draai de twee schroeven van de vork-
klemmen los (1 Afb. 30).
Zet de wielas los (2 Afb. 30).
Til het voorwiel lichtjes op en verwijder
de as.
Demonteer de telleraandrÿuing (3
Afb. 30) en de afstandsring op de linker-
zijde van het wiel.
Bij het demonteren van het wiel
de remschijf voorzichtig uittrek-
ken.
MONTAGE
Ga voor het opnieuw monteren van het
wiel als volgt te werk:
Plaats het voorwiel tussen de vorkpoten
en steek voorzichtig de schijf in de rem-
klauw.
Breng de afstandsring (linkerzijde van
het wiel) en de telleraandrÿuing (3 Afb.
30) weer aan.
Vet de as (2 Afb. 30) in, zij het enkel het
gedeelte dat in het wiel steekt; steek dan
de as in de vork en het wiel en hef daar-
bij het wiel op.
Draai de twee schroeven van de vork-
klemmen (1 Afb. 30) vast.
Zet de as (2 Afb. 30) vast.
Aanhaalmoment as: 80 Nm (8 kgm).
Aanhaalmoment vorkklemschroef:
10 Nm (1 kgm).
Knijp de rem herhaaldelijk dicht
en controleer of het remsysteem
goed werkt.
Controleer of het wiel goed gecentreerd
is.
Laat het aanhaalmoment, de centrering
en de uitbalancering van het wiel nakij-
ken door uw erkende -dealer, om
ongemakken te voorkomen die ernstige
letsels bij uzelf of bij anderen zouden
kunnen veroorzaken.
1
3
2
Afb. 30
Mot65ola.doc Page 38 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
39
DEMONTAGE
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Let op dat u de leidingen, de
remschijf of de remblokjes niet
beschadigt tijdens het demonte-
ren van het wiel.
Knijp nooit de achterrem dicht
nadat het wiel is gedemonteerd,
anders zou de zuiger van de
remklauw uit zijn houder kunnen schie-
ten, waardoor de remvloeistof zou weg-
stromen. Neem als dit gebeurt contact
op met uw erkende -dealer, die
het nodige onderhoud zal verrichten.
Ga voor het demonteren van het achter-
wiel als volgt te werk:
Til de achterkant van de motorfiets op en
plaats een steun onder de motor, zodat
er voldoende ruimte is om het achterwiel
te bewegen, zonder dat de motorfiets
omvalt.
De moer (1 Afb. 31) losschroeven en
verwijderen.
Demonteer de wielas (1 Afb. 32).
Verwijder de transmissieketting van het
kettingwiel door het achterwiel naar voor
te drukken, zie pag. 40 (KETTING) en
pag. 41 (AFSTELLING VAN DE KET-
TING).
Haal het wiel uit de achtervork.
Bij het demonteren van het wiel
de klauwbevestiging voorzichtig
uittrekken.
MONTAGE
Ga voor het opnieuw monteren van het
wiel als volgt te werk:
Plaats het wiel tussen de vorkpoten en
steek voorzichtig de schijf in de rem-
klauw.
Duw het wiel naar voor en leg de trans-
missieketting rond het tandwiel.
Steek de wielas (1 Afb. 32) in.
Steek de moer (1 Afb. 31) in en draai
hem aan tot de wielas op zijn plaats zit.
Controleer de spanning van de ketting,
zie pag. 40 (KETTING) en pag. 41 (AF-
STELLING VAN DE KETTING).
Draai de moer (1 Afb. 32) vast.
Aanhaalmoment moer: 100 Nm (10
kgm).
Knijp de rem herhaaldelijk dicht
en controleer of het remsysteem
goed werkt.
Controleer of het wiel goed gecentreerd
is.
Laat het aanhaalmoment, de centrering
en de uitbalancering van het wiel nakij-
ken door uw erkende -dealer, om
ongemakken te voorkomen die ernstige
letsels bij uzelf of bij anderen zouden
kunnen veroorzaken.
1
1
Afb. 31 Afb. 32
Mot65ola.doc Page 39 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
40
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
De motorfiets is voorzien van een ketting
uit één stuk, er wordt geen gebruik ge-
maakt van een demontabele schukel.
Als de ketting te slap staat, kan
deze van het kettingwiel aflopen,
wat vaak leidt tot ongevallen of
zware schade aan de motorfiets. Con-
troleer regelmatig de speling en stel de
ketting eventueel af zie pag. 41 (AF-
STELLING).
Laat indien nodig de ketting vervangen
door uw erkende -dealer, die zal
zorgen voor een degelijke en snelle ser-
vice.
Als de onderhoudswerkzaamhe-
den niet correct worden uitge-
voerd, kan dit leiden tot voortij-
dige slijtage van de ketting en/of schade
aan het voor- of achtertandwiel.
CONTROLEREN VAN DE SPELING
Voor het controleren van de speling moet u
als volgt te werk gaan:
De motor afzetten, de motorfiets op de
zijstandaard zetten en de versnelling in
de urÿstand zetten.
Controleer of de verticale speling, op een
punt in het midden tussen het voor- en
het achtertandwiel in het onderste deel
van de ketting, ongeveer 20 ÷ 25 mm
bedraagt (Afb. 33).
Verrijd de motorfiets, om de verticale
speling van de ketting ook te kunnen
controleren wanneer het wiel draait; de
speling moet constant blijven in alle stan-
den van het wiel.
Als er op bepaalde delen van de ketting
een grotere speling is, wijst dit erop dat
sommige schakels beschadigd of vastge-
vreten zijn.
Om het risico op vastgevreten schakels te
vermijden, moet de ketting regelmatig wor-
den gesmeerd, zie pag. 41 (SMERING EN
REINIGING).
Als de speling overal even groot is, maar
meer dan 20 ÷ 25 mm bedraagt, moet de
ketting worden afgesteld, zie pag. 41 (AF-
STELLING).
20 25 mm20 25 mm
1
3
2
1
3
2
Afb. 33 Afb. 34 Afb. 35
Mot65ola.doc Page 40 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
41
AFSTELLING
Als na controle afstelling van de ketting no-
dig blijkt, dan moet u als volgt te werk
gaan:
Draai de schroeven (1 Afb. 34, 1 Afb. 35)
los.
Draai de bevestigingsmoer van de ach-
terwielas (2 Afb. 34) los.
Verdraai met behulp van de sleutel (2
Afb. 35) in de gereedschapsset de stels-
chÿven (3 Afb. 34, 3 Afb. 35) tot de voor-
geschreven speling is bereikt.
De centrering van het wiel ge-
beurt aan de hand van:
een merkteken aangebracht op de be-
weegbare stelschÿven (3).
een vast referentiepunt, op beide zij-
den van de vork.
De vaste referentiepunten moeten op
beide zijden samenvallen met hetzelf-
de merknummer.
Draai na de afstelling de bevestigings-
moer van de achterwielas (2 Afb. 34) op-
nieuw aan.
Aanhaalmoment: 100 Nm (10 kgm).
Draai de schroeven (1 Afb. 34, 1 Afb. 35)
vast.
De speling nogmaals controleren.
CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE
VAN DE KETTING, HET VOOR- EN HET
ACHTERTANDWIEL
Controleer vervolgens de ketting, het voor-
en het achtertandwiel en ga na of ze geen
van de volgende mankementen vertonen:
beschadigde rollen; losse bouten; droge,
verroeste, afgeplatte of vastgevreten scha-
kels; extreme slijtage; ontbrekende O-rin-
gen; extreme slijtage of beschadiging van
de vertanding van de tandwielen. Indien de
kettingrollen beschadigd zijn, de bouten
loszitten en/of de O-ringen beschadigd zijn
of ontbreken, moet het volledige kettingele-
ment worden vervangen (tandwielen en
ketting).
Smeer de ketting regelmatig,
vooral als bepaalde delen droog
of roestig zijn. De beschadigde
of vastgevreten schakels moeten ge-
smeerd en gerepareerd worden. Als dat
niet mogelijk is, moet u contact opne-
men met uw erkende -dealer, die
de ketting zal vervangen.
SMERING EN REINIGING
De transmissieketting is voor-
zien van O-ringen tussen de
schakels, die dienen om het vet
vast te houden. Wees uiterst voorzich-
tig bij het afstellen, smeren, reinigen en
vervangen van de ketting.
Smeer de ketting om de 1000 km en tel-
kens wanneer nodig.
Smeer de ketting met een speciale ketting-
spray, zie pag. 59 (TABEL SMEEROLIE).
Reinig de ketting nooit met een waterspuit,
stoom, water onder druk en licht ontvlam-
bare oplosmiddelen.
Mot65ola.doc Page 41 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
42
Lees pag. 19 (BRANDSTOF) en 34 (ON-
DERHOUD) aandachtig.
Wees uiterst voorzichtig tijdens
deze en de volgende werkzaam-
heden: de benzine zou uit de
tank kunnen lopen en vuur vatten wan-
neer ze in contact komt met de gloeien-
de delen van de motor!
Ga voor het demonteren van de tank als
volgt te werk:
Draai de benzinekraantje opOFF” (1
Afb. 36).
Verwijder de twee schroeven (1 Afb. 37)
onder de tank.
Til de tank lichtjes omhoog.
Koppel de brandstofleiding (1 Afb. 38) af.
Koppel de ontluchtingsleiding (2 Afb. 38)
los van het aansluitpunt (3 Afb. 38).
Til de tank op en demonteer ze voorzich-
tig, waarbij u ze lichtjes naar rechts kan-
telt.
Gebruik voor de reiniging van
het luchtfilter geen benzine of
ontvlambare oplosmiddelen, om
brand- of explosiegevaar te vermijden.
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Controleer regelmatig de toestand van het
luchtfilter en reinig het filterelement om de
6000 km.
Wanner de motorfiets in een stoffige of re-
genachtige omgeving wordt gebruikt, moet
het reinigen vaker gebeuren.
Ga voor het reinigen als volgt te werk:
Verwijder het zadel, zie pag. 45 (VER-
GRENDELEN / ONTGRENDELEN VAN
HET ZADEL).
Verwijder het filterdeksel (1) door de
twee schroeven (2) los te draaien.
Verwijder het filterelement (3) en de
roosters (4-5) met behulp van een
schroevedraaier.
Haal het filterelement (3) uit de roosters (4-5).
Reinig het filterelement met zuivere oplos-
middelen die niet ontvlambaar of zeer vluch-
tig zijn en laat het vervolgens opdrogen.
Breng filterolie aan op het volledige op-
pervlak van het filterelement, daarna uit-
wringen om het teveel aan olie weg te
nemen. Het filterelement moet goed
doordrenkt zijn, maar mag niet druppen.
1
1
1
1
2
3
Afb. 36 Afb. 37 Afb. 38
Mot65ola.doc Page 42 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
43
Laat het vervangen van de vork-
olie over aan uw erkende
-dealer, die een snelle en
degelijke service verzekert.
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Vervang de vorkolie om de 12000 km.
Voer vervolgens de volgende controles uit:
Pomp de vork herhaaldelijk op en neer,
terwijl de voorrem is dichtgeknepen. De
vering moet soepel zijn en er mogen
geen oliesporen op de vorkpoten te zien
zijn.
Breng het achterwiel omhoog met be-
hulp van een aangepaste steun en con-
troleer de lagers van de achtervork.
Controleer de bevestiging van alle delen
en de goede staat van de verbindingen
van de achterophanging.
Neem in geval van mankemen-
ten of als u de hulp van een spe-
cialist verlangt, contact op met
uw erkende -dealer.
De achterophanging bestaat uit een schok-
breker met veer, die is vastgemaakt op het
frame en op de achtervork door middel van
een dempingsblok.
De schokbreker is voorzien van een moer
(1) en een contramoer (2) voor het afstel-
len van de veerbelasting.
De standaardinstelling, ingesteld door de
fabrikant, is geschikt voor een rijder met
een gewicht van ca. 70 kg.
In geval gewicht of behoeften verschillend
zijn, moet u de moer (1) verdraaien met
een speciale sleutel en op die manier de
ideale rijomstandigheden instellen (zie ta-
bel).
STEL-
MOER
AAN-
DRAAIEN
LOS-
DRAAIEN
Functie Verhoging
van de veer-
voorspanning
Verlaging van
de veervoor-
spanning
Afvering De afvering
van de machi-
ne is harder
De afvering
van de machi-
ne is zachter
Aanbevo-
len weg-
dek
Effen of nor-
male wegen
Ongelÿke we-
gen
Opmer-
kingen
Rijden met
duopassagier
Rijden zon-
der duopas-
sagier
Afb. 39 Afb. 40
Mot65ola.doc Page 43 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
44
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Voor de controle van het stuur moet u als
volgt te werk gaan:
Breng het voorwiel omhoog met behulp
van een steun of een speciale stan-
daard.
Beweeg de vork heen en weer in de rij-
richting (Afb. 41).
Ingeval speling moet worden afgesteld:
Draai het koplamp/dashboard-blok naar
rechts, zie pag. 51 (VERVANGEN VAN
DE LAMPEN VAN DE KOPLAMP).
Draai de twee schroeven (1-2 Afb. 42)
los.
Draai de moer (1 Afb. 43) los en verdraai
de metalen stelring (2 Afb. 43) met een
speciale sleutel om de speling bij te stel-
len.
Herhaal dit tot de correcte afstelling is
bereikt.
Draai de moer stevig vast (1 Afb. 43).
Draai de schroeven (1-2 Afb. 42) vast.
Zet het koplamp/dashboard-blok weer in
zijn oorspronkelijke stand.
Controleer na afloop van deze
werkzaamheden of het stuur
vloeiend draait, om te vermijden
dat de lagers worden beschadigd en dat
u de controle over de machine verliest.
1
2
1
2
Afb. 41 Afb. 42 Afb. 43
Mot65ola.doc Page 44 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
45
Schroef voor het ontgrendelen van het za-
del de schroef (1) onder het achterste spat-
bord los en til het zadel op.
Om het zadel opnieuw te vergrendelen,
moet u de haakjes in de onderkant van het
zadel steken en de twee zijklemmetjes in
de overeenkomende geleiderpennen
schuiven en vervolgens de schroef (1) ste-
vig aandraaien.
Controleer voor u wegrijdt of het
zadel goed is vergrendeld.
Ga als volgt te werk:
Demonteer het zadel zie pag. 45 (VER-
GRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN
HET ZADEL).
Draai de schroef (1 Afb. 45) los en ver-
wijder ze.
Draai de twee schroeven (1-2 Afb. 46)
los en verwijder ze.
Demonteer de linkerzijde.
Herhaal voor het demonteren
van de rechterzijde de hierboven
beschreven stappen.
1
1
1
2
Afb. 44 Afb. 45 Afb. 46
Mot65ola.doc Page 45 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
46
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Stel het stationaire toerental af zodra er
onregelmatigheden optreden.
Hiervoor moet u als volgt te werk gaan:
Laat de motor warm draaien tot de nor-
male werktemperatuur is bereikt (10 mi-
nuten rijden in het verkeer is voldoende).
Plaats de machine op de zijstandaard.
Sluit een elektronische toerenteller aan
op de bougiekabel.
Draai aan de afstelknop op de carbura-
teur, op de linkerzijde van de machine;
door met de klok mee te draaien, ver-
hoogt u het toerental van de motor, door
tegen de klok in te draaien, verlaagt u
het toerental van de motor.
De minimumsnelheid van de motor (sta-
tionair) moet ongeveer 1200 ± 100 tpm
bedragen.
Draai de gashendel een paar maal open
en dicht om de juiste werking te controle-
ren en om na te gaan of het onbelast toe-
rental constant is.
Neem indien nodig contact op
met uw erkende -dealer.
De speling van de gashendel bij stationaire
toestand moet ongeveer 2 ÷ 3 mm bedra-
gen, gemeten op de rand van de gashen-
del zelf. Indien dit niet het geval is, moet u
de stelschroeven (1) aan het begin van de
gaskabel verdraaien, nadat u eerst de be-
schermelementen (2) heeft verwijderd.
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Laat de remblokken vervangen
door uw erkende -dealer.
Controleer de slijtage van de remblokken
na de eerste 1000 km en daarna om de
6000 km. De slijtage van de remblokken
van de schijfrem hangt af van het gebruik
en van de rijstijl op de weg. De slijtage is
aanzienlijker wanneer u met de machine
op vuile of natte wegen heeft gereden.
1
21
Afb. 47 Afb. 48 Afb. 49
Mot65ola.doc Page 46 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
47
Voor een snelle controle van de slijtage
van de voorste en achterste remblokken
gaat u als volgt te werk:
Voer een visuele controle uit vanaf de
onderkant (voor de voorste remklauw)
en vanaf de bovenkant (voor de achter-
ste remklauw) (Afb. 49).
Als de dikte (zelfs maar van één rem-
blok) is afgenomen tot ongeveer 1 mm,
moet u beide remblokken vervangen.
Als u niet in staat bent boven-
staande controle zelf uit te voe-
ren, neem dan contact op met
uw erkende -dealer.
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Vervang de bougie om de 12000 km.
Verwijder de bougie regelmatig voor con-
trole en maak ze grondig schoon, zodat
geen koolstofresten meer zichtbaar zijn; in-
dien nodig vervangen.
Voor het verwijderen en schoonmaken van
de bougie gaat u als volgt te werk:
Verwijder de bougiedop.
Haal al het vuil van de voet van de bou-
gie, schroef ze vervolgens los met de
sleutel die in de gereedschapsset zit en
haal ze uit de zitting. Let er goed op dat
er geen stof of andere voorwerpen in de
cilinder terecht kunnen komen.
Controleer of de elektrode en het mid-
dengedeelte uit porselein geen koolstof-
aanslag of roestvlekken vertonen; maak
indien nodig de onderdelen schoon met
een speciaal schoonmaakprodukt voor
bougies, met een ijzerdraad en/of zachte
staalborstel. Blaas krachtig de eventuele
resten weg, om te voorkomen dat ze in
de motor terechtkomen.
Als de bougie scheurtjes vertoont in het
isolatiemateriaal, als de elektroden ver-
roest zijn of als er teveel koolstof opzit,
moet de bougie vervangen worden.
Controleer de afstand tussen de elektro-
den (Afb. 50) met een voelermaat.
De afstand moet 0,6 ÷ 0,7 mm zijn; stel
indien nodig bij door voorzichtig de aar-
delektrode te verbuigen.
Controleer of de sluitring in goede staat is.
De bougie met de sluitring met de hand
aandraaien om beschadiging van de
schroefdraad te voorkomen.
Zet de bougie vast door met de bougies-
leutel een halve slag te draaien om de
afstandsring aan te drukken.
Breng de bougiedop opnieuw aan.
De bougie moet goed aange-
draaid zijn, anders kan de motor
oververhit raken en ernstig be-
schadigd worden. Gebruik enkel het
aanbevolen type bougie, zie pag. 56
(TECHNISCHE GEGEVENS), om de lan-
ge levensduur en de goede prestaties
van de motor niet in het gedrang te
brengen.
0,6 0,7 mm0,6 0,7 mm
Afb. 50
Mot65ola.doc Page 47 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
48
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Controleer het elektrolytpeil en de bevesti-
ging van de accuklemmen na de eerste
1000 km en daarna om de 6000 km.
Het elektrolyt in de accu is giftig
en bijtend en in contact met de
huid kan het brandwonden ver-
oorzaken, doordat het zwavelzuur be-
vat. Draag beschermende kleding, een
gezichtsmasker en/of een veiligheids-
bril tijdens onderhoudswerkzaamhe-
den.
Indien het elektrolyt in contact komt met
de huid, moet u de aangetaste huid met
voldoende water afspoelen. In geval van
contact met de ogen, moet u de ogen
goed uitspoelen gedurende 15 minuten
en daarna onmiddellijk een oogarts
raadplegen.
Als het elektrolyt per ongeluk wordt in-
geslikt, drink dan grote hoeveelheden
water of melk en drink daarna magne-
siumhoudende melk of plantaardige
olie en roep onmiddellijk de hulp van
een arts in.
De accu scheidt explosieve gassen af
en moet daarom uit de buurt van vlam-
men, vonken, sigaretten en iedere ande-
re warmtebron worden gehouden.
Tijdens opladen of gebruik van de accu
moet de ruimte goed geventileerd zijn
en moet u inademing van de tijdens het
opladen vrijgekomen gassen vermijden.
Draai nooit de aansluiting van de accu-
kabels om.
Laat de motorfiets niet teveel overhel-
len, om te vermijden dat het accuzuur
uit de accu loopt, met alle gevaarlijke
gevolgen vandien.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN
Voor het controleren van het elektrolytpeil
gaat u als volgt te werk:
Verwijder het zadel, zie pag. 45 (VER-
GRENDELEN / ONTGRENDELEN VAN
HET ZADEL).
Demonteer het linker plaatdeel, zie pag.
45 (DEMONTEREN VAN DE ZIJKAN-
TEN).
Verwijder de twee schroeven (1) en de
plastic bescherming (2).
Verwÿder de accu (3).
Let op dat het vloeistofniveau de ele-
menten volledig bedekt (het peil moet
tussen de “MIN”- en “MAX”-strepen van
de accu liggen).
Vul indien nodig bij met gedistilleerd wa-
ter.
Om de accu op te laden moet u de ka-
bels loskoppelen, de accu uit zijn houder
halen en de pluggen verwÿderen.
Opladen met een laadstroom gelijk aan
1/10 de van de capaciteit wordt aanbe-
volen.
Controleer na het opladen nogmaals het
elektrolytpeil en vul indien nodig bij met
gedistilleerd water.
Zet de pluggen vast.
Sluit altijd eerst de ontluchtings-
pijp van de accu aan om te ver-
mijden dat de zwavelzuurdam-
pen het elektrische systeem, de gelakte
delen, de rubberen elementen of de pak-
kingen aantasten wanneer ze uit de ont-
luchtingspijp komen.
Afb. 51
Mot65ola.doc Page 48 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
49
Wanner de motorfiets lange tijd niet wordt
gebruikt, moet de accu worden verwijderd
en geheel langzaam worden opgeladen.
Bewaar de accu in een koele en droge
ruimte; als de accu op de motorfiets blijft
zitten, moet u kabels van de klemmen los-
koppelen.
Het is belangrijk de acculading van tijd tot
tijd te controleren (ongeveer één keer per
maand) in de winter of wanneer de motor-
fiets niet gebruikt wordt, dit om capaciteits
verlies van de accu te voorkomen.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt of
onregelmatigheden vertoont of als de mo-
tor niet start, moeten de zekeringen gecon-
troleerd worden.
Draai de contactschakelaar op “OFF” om
kortsluiting te vermijden.
Demonteer het linker plaatdeel, zie pag.
45 (DEMONTEREN VAN DE ZIJKAN-
TEN).
Trek de zekeringen één voor één (1) uit
en controleer of de smeltdraad is door-
gebrand.
Probeer voor u een zekering vervangt te
achterhalen wat de oorzaak van het pro-
bleem was.
Vervang daarna de zekering door een
nieuwe met hetzelfde amperage.
SCHIKKING VAN DE ZEKERINGEN
Zekering van 20 A - Van de accu naar:
contactslot, regelaar.
Zekering van 15 A - Van het contactslot
naar:
alle lichtgroepen.
Zekering van 7,5 A - Van het contactslot
naar:
ontsteking.
Gebruik nooit andere dan de
aanbevolen zekeringen. Het ge-
bruik van ongeschikte zekerin-
gen kan schade aan het elektrische sys-
teem of, in geval van een kortsluiting,
zelfs brand veroorzaken.
Als een zekering regelmatig
doorbrandt, is er waarschijnlijk
een kortsluiting of een overbelasting in
het elektrische systeem. In dit geval is
het aangeraden een erkende -
dealer te raadplegen.
Afb. 52
Mot65ola.doc Page 49 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
50
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Voer de volgende controles uit:
De standaard (1) moet vrij kunnen
draaien.
De veren (2) mogen niet beschadigd,
verroest of slap zijn.
Voor het controleren van de goede werking
van het ontstekingsblokkeersysteem gaat
u als volgt te werk:
Ga op het zadel zitten.
Til de zijstandaard op en zet de versnel-
ling in de vrÿstand.
Start de motor met dichtgeknepen kop-
pelingshendel en schakel in versnelling.
Laat de zijstandaard zakken.
In deze stand drukt de zijstandaard te-
gen de schakelaar (3), die de motor zal
doen stoppen.
Als de motor niet stopt, moet u
uw erkende -dealer raad-
plegen, die het systeem zal na-
zien.
De afstelling van de lichtbundel van de
koplamp gebeurt door middel van de twee
schroeven (1-2 Afb. 54) op de zijkanten
van de koplamp.
Voor een snelle controle van de juiste rich-
ting van de lichtbundel moet u de machine
op een effen ondergrond zetten, op tien
meter afstand van een muur.
Zet het dimlicht aan, ga op de motorfiets
zitten en kijk of de bundel van de koplamp
die op de muur wordt geprojecteerd zich
net onder de horizontale lijn van de kop-
lamp bevindt (ongeveer 9/10 de van de to-
tale hoogte - zie Afb. 55).
Afb. 53 Afb. 54
H
Afb. 55
Mot65ola.doc Page 50 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
51
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Voor het vervangen van een
gloeilamp moet de lichtschake-
laar op “OFF” staan.
Vervang de lampen met schone hand-
schoenen of met behulp van een scho-
ne droge doek.
Laat geen vingerafdrukken ach-
ter op de lampen, want daardoor
kunnen de lampen oververhit ra-
ken en kapot gaan.
Wanneer u een lamp met de blote hand
aanraakt, dient u vingerafdrukken te
verwijderen met alcohol, om te vermij-
den dat de lamp defect raakt.
Lees pag. 34 aandachtig (ONDER-
HOUD).
Voor het vervangen van de lampen van het
dimlicht en het grootlicht gaat u als volgt te
werk:
Draai de schroef (1 Afb. 56) los en ver-
wijder ze.
Draai de koplamp naar rechts (1
Afb. 57).
Draai de drie schroeven (2 Afb. 57) los
en verwijder ze.
Verwijder de linkerhelft (1 Afb. 58) en het
volledige paraboolelement (2 Afb. 58).
Verwijder de lamphouder (3 Afb. 58)
door hem tegen de klok in te draaien.
Trek voorzichtig aan de lamp (4 Afb. 58)
en haal ze uit de fitting.
Voor het vervangen van de lamp van het
parkeerlicht gaat u als volgt te werk:
Voer de eerste vier stappen van de hier-
boven beschreven bewerking uit.
Verwijder de plastic lamphouder (5 Afb.
58) op de zijkant van het dim-/grootlicht.
Trek de lamp uit de fitting.
Opnieuw monteren van de kop-
lamp:
het pijltje op het glas van de koplamp
moet naar beneden wijzen.
2
1
Afb. 57
5
34
21
Afb. 58
1
Afb. 56
Mot65ola.doc Page 51 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
52
Lees pag. 34 (ONDERHOUD) en 51
(GLOEILAMPEN) aandachtig.
Ga als volgt te werk:
Laat de motorfiets rechtop staan.
Verwijder het zadel, zie pag. 45 (VER-
GRENDELEN-ONTGRENDELEN VAN
HET ZADEL).
Verwijder de vier schroeven (1-2 Afb.
59).
Koppel de elektrische connector los.
Verwijder de drie schroeven (1 Afb. 60).
Demonteer het volledige licht.
Verwijder de twee schroeven (2 Afb. 60).
Verwijder het glas (1 Afb. 61).
Draai de lamp (2 Afb. 61) tegen de klok
in en trek ze uit de fitting.
Het insteken van een nieuwe
lamp kan slechts in één positie
gebeuren, vanwege de plaatsing van de
montage pennen.
1
2
2
1
2
1
Afb. 59 Afb. 60 Afb. 61
Mot65ola.doc Page 52 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
53
Ga als volgt te werk:
Verwijder de rubberen lamphouder (1).
Haal de lamp (2) uit de fitting.
Steek een nieuwe lamp in.
Lees pag. 34 (ONDERHOUD) en 51
(GLOEILAMPEN) aandachtig.
Ga als volgt te werk:
Druk op het klemmetje (1) met een klei-
ne schroevedraaier.
Verwijder het beschermglas (2).
Druk lichtjes op de lamp en draai ze te-
gen de klok in.
Haal de lamp uit de fitting.
Bij het opnieuw monteren moet
u zachtjes op het beschermglas
drukken.
Lees pag. 34 (ONDERHOUD) en 51
(GLOEILAMPEN) aandachtig.
Ga als volgt te werk:
Draai de schroef (2 Afb. 54) op de rech-
terzijde van de koplamp los en verwijder
ze.
Draai de koplamp naar links.
Verwijder de rubberen lamphouder en
vervang indien nodig de lamp (1 lamp
onder de snelheidsmeter/kilometerteller,
één onder het controlelampje van de
koelvloeistoftemperatuur, zes onder het
dashboard met waarschuwingslampjes -
Afb. 64).
Afb. 62 Afb. 63 Afb. 64
Mot65ola.doc Page 53 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
54
Voor u de motorfiets gaat vervoeren, moe-
ten de brandstoftank en de carburateur he-
lemaal worden geleegd, ervoor zorgend
dat beide volledig droog zijn.
Tijdens het vervoer moet de motorfiets
rechtop blijven staan, in haar normale ge-
bruiksstand, om te vermijden dat olie en
accu- of remvloeistof weglopen.
Lees pag. 19 (BRANDSTOF) aandachtig.
Zet de motor af.
Leeg de brandstoftank met behulp van
een handpomp of soortgelijk gereed-
schap.
Houd het vrije uiteinde van de slang in
een jerrycan.
Open de ontluchter van de carburateur
door de aftapschroef los te draaien.
Wanneer alle brandstof uit de tank is, draai
dan de aftapschroef aan tot de ontluchter
gesloten is.
Voor het verwijderen van vuil en modder
van de gelakte delen moet u een lagedruk-
waterspuit gebruiken; maak de vuile delen
goed nat, veeg modder en vuil weg met
een zachte autospons die in een oplossing
van water en shampoo is gedrenkt (2 ÷ 4%
delen shampoo in water).
Vervolgens de delen afspoelen met veel
water en afdrogen met een zeemlap.
Voor het reinigen van de buitenkant van de
motor moet u een ontvettingsmiddel,
kwastjes en stoflappen gebruiken.
Poets de motorfiets pas op met siliconen-
was nadat ze zorgvuldig is gereinigd.
Reinig de motorfiets niet in de
zon, vooral niet in de zomer, als
de carrosserie nog warm is,
want als de shampoo opdroogt voor hij
wordt weggespoeld, kan hij de lak aan-
tasten.
Gebruik geen water- of luchtspuiten on-
der hoge druk en evenmin stoom om de
volgende onderdelen te reinigen: wiel-
naven, bedieningselementen op de
rechter- en de linkerzijde van het stuur,
de carburateur, rempompen, instrumen-
ten en controlelampjes, uitlaat, contact-
schakelaar/stuurslot.
Vermijd schade aan rubberen en plastic
onderdelen ten gevolge van het gebruik
van reinigingsmiddelen en bijtende op-
losmiddelen of sterk doordringende
produkten.
Na het reinigen van de motor-
fiets, is het mogelijk dat de wer-
king van de remmen tijdelijk te
wensen overlaat omwille van de aanwe-
zigheid van water op de remschijven.
Bijgevolg moet u, om ongevallen te ver-
mijden, er rekening mee houden dat de
remafstanden langer kunnen zijn.
Rem veelvuldig om dit euvel zo snel
mogelijk te verhelpen.
Mot65ola.doc Page 54 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
55
Nadat de motorfiets gedurende een lange
periode heeft stilgestaan, is het raadzaam
enkele maatregelen te treffen om proble-
men te vermijden.
Verder is het ook belangrijk de nodige re-
paraties en groot onderhoud te laten uit-
voeren VOOR een periode van stilstand,
om te verhinderen dat u dit later vergeet te
doen.
Ga als volgt te werk:
Leeg de brandstoftank en de carbura-
teur, zie pag. 54 (LEGEN VAN DE
BRANDSTOFTANK).
Draai de bougie los en giet een koffiele-
pel (5-10 cm
3
) viertakt-motorolie in de ci-
linder.
Druk op de druktoets “
r “ gedurende 1-2
seconden om de olie gelijkmatig te ver-
delen over het cilinderoppervlak.
Demonteer de accu, zie pag. 48 (ACCU)
en laad hem op.
Reinig de motorfiets en laat ze drogen,
zie pag. 54 (REINIGING).
Poets de gelakte delen op met was.
Pomp de banden op, zie pag. 26 (BAN-
DEN).
Plaats de motorfiets zodanig dat beide
banden van de grond staan, met behulp
van een geschikte steun.
Plaats de motorfiets in een onverwarm-
de, niet-vochtige ruimte, beschermd te-
gen zonlicht en met een minimum aan
temperatuurschommelingen.
Dek de motorfiets af, maar bij voorkeur
niet met plastic of waterdichte materia-
len.
Haal de motorfiets onder de afdekking
vandaan en maak ze schoon.
Controleer het elektrolytpeil in de accu
en bevestig hem, zie pag. 48 (ACCU).
Vul de brandstoftank, zie pag. 19
(BRANDSTOF).
Voer de voorafgaande controles uit, zie
pag. 27 (CONTROLES VOORAF).
Maak een ritje met een lage snel-
heid bij weinig verkeer.
Mot65ola.doc Page 55 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
56
AFMETINGEN Max. lengte...................................................... 2260 mm
Max. breedte.................................................... 830 mm
Max. hoogte..................................................... 1140 mm
Hoogte zadel ................................................... 830 mm
Wielbasis ......................................................... 1460 mm
Min. grondspeling ............................................ 180 mm
Diameter stuurcirkel......................................... 4480 mm
Gewicht zonder rijder (klaar om te starten) ..... 183 kg
MOTOR Type................................................................. ROTAX 65 AP - 4-takt, één cilinder, met 5 kleppen, 2 bovenlig-
gende nokkenassen, smering met droge distributie.
Aantal cilinders................................................ 1
Totaal slagvolume............................................ 649,5 cm
Boring/slag....................................................... 100 mm / 82,7 mm
Compressieverhouding.................................... 9 ± 0,5:1
Starten............................................................. elektrisch
Stationair toerental .......................................... 1200 ± 100 tpm
Klepspeling (bij koude motor).......................... 0,10 - 3,20 (iniaat), 0,14 - 0,20 (vitlaat)
Koppeling......................................................... oliebadkoppeling met meervoudige platen met bediening op de lin-
kerzijde van het stuur.
Koeling............................................................. Vloeistofgekoeld
INHOUD/DRAAG-
VERMOGEN
Brandstof, reserve inbegrepen ........................ 16
Brandstofreserve ............................................. 2,5
Motorolie.......................................................... 2200 cm
Koelvloeistof .................................................... 1
Aantal zitplaatsen ............................................ 2
Maximaal toelaatbare last
(rijder+passagier+bagage) .............................. 182 kg
VERSNELLINGEN Type................................................................. mechanisch, 5 versnellingen met voetbediening op de linkerzijde
van de motor
TRANSMISSIE-
VERHOUDING
Verhouding Primair Secundair Eindverhouding Totale verhouding
1ste 37/72 = 1 : 1,946 12/33 = 1 : 2,750 16/49 = 1 : 3,063 16,389
2de 16/28 = 1 : 1,750 10,429
3de 16/21 = 1 : 1,312 7,823
4de 22/23 = 1 : 1,045 6,230
5de 24/21 = 1 : 0,875 5,215
Mot65ola.doc Page 56 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
57
CARBURATEUR Model .............................................................. MIKUNI BST 40
Luchtbuis......................................................... Ø 40 mm
Brandstof......................................................... Loodvrije benzine volgens de norm DIN 51607, min. octaangetal
95 (N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.)
FRAME Type................................................................. één ligger, gesplitst in twee draagframes, buizen met ronde en vier-
kante doorsnede.
Hellingshoek stuur .......................................... 26°
Veerweg .......................................................... 108 mm
OPHANGING Voor................................................................. hydraulisch gedempte telescoopvork
Veerweg .......................................................... 135 mm
Achter.............................................................. hydraulische mono-schokbreker
Veerweg .......................................................... 120 mm
REMMEN Voor................................................................. schijfrem, Ø 298 mm
Achter.............................................................. schijfrem, Ø 220 mm
WIELEN Type................................................................. aluminium, met spaken
Voor................................................................. 2,15 x 18"
Achter.............................................................. 3,00 x 17"
BANDEN Voor................................................................. 100/90 56H
Bandenspanning............................................. 1,8 bar
Met passagier ................................................. 1,8 bar
Achter.............................................................. 130/90 68H
Bandenspanning............................................. 1,9 bar
Met passagier ................................................. 2,2 bar
ONTSTEKING Type ................................................................ NIPPONDENSO - CDI
Standaardbougie............................................. NGK D8 EA- NKG DR 8 ES
Elektrodenafstand bougie ............................... 0,6 ÷ 0,7 mm
Mot65ola.doc Page 57 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
58
ELEKTRISCH
SYSTEEM
Accu................................................................. 12 V - 12 Ah
Zekeringen....................................................... 7,5/15/20 A
Dynamo (met permanente magneet)............... 12 V - 180 W
LAMPEN Dimlicht/grootlicht ........................................... 12 V - 55/60 W
Parkeerlicht ..................................................... 12 V - 5 W
Richtingaanwijzers .......................................... 12 V - 10 W
Achterlicht/remlicht .......................................... 12 V - 5/21 W
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
Snelheidsmeter................................................ 12 V - 4 W
Vrÿstand ......................................................... 12 V - 2 W
Grootlicht ........................................................ 12 V - 2 W
Richtingaanwijzer ........................................... 12 V - 2 W
Olie druk .......................................................... 12 V - 2 W
Controlelampje koelvloeistoftemp. .................. 12 V - 2 W
Mot65ola.doc Page 58 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
59
Smeerolie (aanbevolen): IP EXTRA RAID 4, SAE 20W - 50 / IP SUPERBIKE 4, SAE 5W - 40.
Als alternatief voor de aanbevolen olie kunnen oliën van hoge kwaliteit worden gebruikt waarvan de eigenschappen overeenstemmen
met of beter zijn dan de eigenschappen van de CCMC G-4, A.P.I. SG.
Vorkolie (aanbevolen): vorkolie IP F.A. 5W of IP F.A. 20W.
Als u een olie wenst die qua prestaties het midden houdt tussen IP F.A. 5W en IP F.A. 20W, dan kunt u deze twee soorten in de volgende
verhoudingen mengen:
SAE 10W IP F.A. 5W 67% van het volume, + IP F.A. 20W 33% van het volume.
SAE 15W IP F.A. 5W 33% van het volume, + IP F.A. 20W 67% van het volume.
Lagers en andere smeerpunten (aanbevolen): IP AUTOGREASE MP.
Als alternatief voor het aanbevolen vet kunt u vet van hoge kwaliteit gebruiken voor rollagers, werktemperatuur tussen - 30°C...+ 140°C,
druppelpunt 150°C... 230°C, hoge bescherming tegen roest, goede weerstand tegen water en oxydatie.
Bescherming van de accupolen: neutraal vet of vaseline.
Kettingspray: IP CHAIN SPRAY.
Remvloeistof: IP F.F., DOT 5 (Compatible DOT4).
Gebruik uitsluitend nieuwe remvloeistof.
Motorkoelvloeistof (aanbevolen): IP ECOBLU -40°C.
Gebruik enkel antivries en antiroestmiddel zonder nitriet, zodat een bescherming tot minstens -35°C gewaarborgd is.
Mot65ola.doc Page 59 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
60
Mot65ola.doc Page 60 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
61
1) Waarschuwingslampje richtingaanwijzer
2) Waarschuwingslampje grootlicht
3) Thermometerverlichting
4) Waarschuwingslampje oliedruk
5) Snelheidsmeterverlichting
6) Waarschuwingslampje vrijstand
7) Zijstandaardschakelaar
8) Waterthermometer
9) Dashboard
10) Linker lichtschakelaar
11) Rechter lichtschakelaar
12) Contactschakelaar
13) Knipperlicht relais
14) Richtingaanwijzer rechts achter
15) Achterlicht
16) Richtingaanwijzer links achter
17) Vrijstandschakelaar
18) Remlichtschakelaar achter
19) Remlichtschakelaar voor
20) Thermistor watertemperatuur
21) Thermisch contact ventilator
22) Start motor
23) Startrelais
24) Accu
25) Spanningsregelaar
26) Dynamo
27) Cdi
28) Stator
29) Diode 1
30) Linker richtingaanwijzer
31) Pick up
32) Indicatie lampje richting aanwÿzer
33) Voorste parkeerlicht
34) Richtingaanwijzer rechts voor
35) Claxon
36) Koplamp
37) Ventilator
38) Bougie
39) Zekeringen
40) Oliedruksensor
41) Meervoudige stekkers
42) Diode 2
43) Startveiligheidsrelais
44) Koppelingsschakelaar
45) Nummerplaatverlichting
Ar Oranje
Az Lichtblauw
B Blauw
Bl Wit
G Geel
Gr Grijs
M Bruin
N Zwart
R Rood
V Groen
Vi Purper
Mot65ola.doc Page 61 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
62
S.T.I. NEDERLAND BV
POSTBUS 91066
3007 MB ROTTERDAM (NL)
TEL. 010 4928567
FAX 010 4193498
RAD N.V./S.A.
LANDEGEMSTRAAT 4
INDUSTRIETERREIN
9031 DRONGEN (B)
TEL. 09 2829410
FAX 09 2829433
Mot65ola.doc Page 62 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
64
aprilia s.p.a. bedankt haar klanten voor de aanschaf van deze motorfiets.
Laat geen afgewerkte olie, brandstof, vervuilende stoffen en onderdelen in
het milieu terechtkomen.
Laat de motor niet onnodig draaien.
Veroorzaak geen geluidsoverlast.
Heb eerbied voor de natuur.
Mot65ola.doc Page 64 Wednesday, March 31, 1999 9:13 AM
13


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Aprilia Moto 6.5 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Aprilia Moto 6.5 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 1,91 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info