Bijlage A Toegankelijkheid 181
Begeleide toegang inschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' >
'Begeleide toegang'. U kunt nu het volgende doen:
•
Begeleide toegang in- of uitschakelen
•
Op 'Toegangscode-instellingen' tikken om een toegangscode in te stellen die het gebruik van
begeleide toegang regelt (en voorkomt dat een gebruiker een sessie verlaat) en 'Touch ID' in
te schakelen (als een manier om begeleide toegang te beëindigen)
•
Op 'Tijdslimieten' tikken om een geluid in te stellen of de resterende tijd voor begeleide
toegang te laten uitspreken voordat de tijd om is
•
Instellen of andere activeringsknoppen beschikbaar zijn tijdens een sessie
Een sessie met begeleide toegang starten: Nadat u begeleide toegang hebt ingeschakeld,
opent u de app die u wilt uitvoeren en drukt u driemaal op de thuisknop. Pas de instellingen
voor de sessie aan en klik op 'Start'.
•
Regelaars en gebieden van het scherm van de app uitschakelen: Teken een cirkel of rechthoek
rond de gedeelten van het scherm die u wilt uitschakelen. Sleep het masker naar de gewenste
positie of gebruik de grepen om de grootte ervan aan te passen.
•
De knop voor de sluimerstand of de volumeknoppen inschakelen: Tik op 'Opties' onder
'Hardwareknoppen'.
•
Voorkomen dat de iPhone schakelt tussen de staande en liggende weergave of op andere
bewegingen reageert: Tik op 'Opties' en schakel 'Beweging' uit.
•
Typen voorkomen: Tik op 'Opties' en schakel 'Toetsenborden' uit.
•
Alle aanrakingen van het scherm negeren: Schakel 'Raak aan' onder in het scherm uit.
•
Een sessietijdslimiet instellen: Tik op 'Tijdslimiet' onder in het scherm.
De sessie beëindigen: Druk driemaal op de thuisknop, voer de toegangscode voor begeleide
toegang in of gebruik Touch ID.
Schakelbediening
Met 'Schakelbediening' kunt u uw iPhone met één schakelaar of met meerdere schakelaars
bedienen. U kunt een van de vele methoden voor het uitvoeren van acties gebruiken, zoals
selecteren, tikken, slepen, typen en zelfs tekenen uit de vrije hand. De basistechniek houdt in dat
u met een schakelaar een onderdeel of locatie op het scherm selecteert, waarna u met dezelfde
(of een andere) schakelaar een actie uitvoert op het onderdeel of de locatie. Drie basismethoden:
•
Onderdelen scannen (standaard): Hiermee worden onderdelen op het scherm gemarkeerd
totdat u een onderdeel selecteert.
•
Puntscannen: Hierbij selecteert u een onderdeel op het scherm met een kruiscursor.
•
Handmatig selecteren: Hierbij gaat u van onderdeel naar onderdeel wanneer u dat wilt (vereist
meerdere schakelaars).
Bij elke methode wordt een menu weergegeven wanneer u een afzonderlijk onderdeel
selecteert (in plaats van een groep). U kunt dan kiezen hoe moet worden gereageerd op het
geselecteerde onderdeel (tikken, slepen of knijpen bijvoorbeeld).
Als u meerdere schakelaars gebruikt, kunt u elke schakelaar congureren om een bepaalde actie
uit te voeren en kunt u de methode voor het selecteren van onderdelen aanpassen. In plaats van
schermonderdelen automatisch te scannen, kunt u schakelaars bijvoorbeeld zo congureren dat
ze verdergaan naar het volgende of vorige onderdeel op het moment dat u dat aangeeft.