Bijlage A Toegankelijkheid 144
Leren werken met VoiceOver-bewegingen
Wanneer VoiceOver is ingeschakeld, hebben de standaardtouchscreenbewegingen een ander
eect. U kunt bovendien andere speciale bewegingen gebruiken om in het scherm te navigeren
en afzonderlijke onderdelen te bedienen. Tot de VoiceOver-bewegingen behoren tikken en
vegen met twee, drie of vier vingers. Bewegingen met meerdere vingers zijn het eenvoudigst
te maken als u uw vingers ontspant en wat ruimte tussen uw vingers laat wanneer u het
scherm aanraakt.
U kunt op verschillende manieren VoiceOver-bewegingen maken. U kunt bijvoorbeeld tikken
met twee vingers van één hand of met één vinger van elke hand. U kunt ook uw duimen
gebruiken. Sommige gebruikers maken gebruik van gesplitst tikken: hierbij raakt u een
onderdeel aan en houdt u dit met één vinger vast terwijl u met uw andere vinger op het scherm
tikt (in plaats van een onderdeel te selecteren en vervolgens dubbel te tikken).
Probeer de verschillende manieren om te bepalen welke manier u het handigst vindt. Als een
beweging niet werkt, kunt u proberen de beweging sneller uit te voeren, met name bij dubbel
tikken of vegen. Bij vegen strijkt u snel met uw vinger of vingers over het scherm.
Vanuit de VoiceOver-instellingen kunt u een speciaal onderdeel openen waar u VoiceOver-
bewegingen kunt oefenen zonder dat dit gevolgen heeft voor de iPad of de instellingen.
VoiceOver-bewegingen oefenen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Toegankelijkheid' >
'VoiceOver' en tik vervolgens op 'Oefenen met VoiceOver'. Tik op 'Gereed' wanneer u klaar bent
met oefenen. Als de knop 'Oefenen met VoiceOver' niet zichtbaar is, controleert u of VoiceOver
is ingeschakeld.
Een overzicht van de belangrijkste VoiceOver-bewegingen:
Navigeren en lezen
•
Tikken: Het onderdeel selecteren en uitspreken.
•
Naar links of rechts vegen: Het volgende of vorige onderdeel selecteren.
•
Omhoog of omlaag vegen: Is afhankelijk van de instelling van de rotor. Zie De VoiceOver-rotor
gebruiken op pagina 145.
•
Met twee vingers omhoog vegen: Alles vanaf boven in het scherm voorlezen.
•
Met twee vingers omlaag vegen: Alles vanaf de huidige positie voorlezen.
•
Met twee vingers tikken: Het uitspreken stoppen of hervatten.
•
Zigzaggen met twee vingers: Twee vingers driemaal snel heen en weer bewegen (in de vorm
van een 'z') om een melding te sluiten of terug te gaan naar het vorige scherm.
•
Omhoog of omlaag vegen met drie vingers: Eén pagina tegelijk scrollen.
•
Naar links of rechts vegen met drie vingers: Naar de volgende of vorige pagina gaan
(bijvoorbeeld in het beginscherm).
•
Met drie vingers tikken: Extra informatie uitspreken, zoals de positie in een lijst en of er tekst
is geselecteerd.
•
Met vier vingers tikken boven in het scherm: Het eerste onderdeel op de pagina selecteren.
•
Met vier vingers tikken onder in het scherm: Het laatste onderdeel op de pagina selecteren.
Activeren
•
Dubbel tikken: Het geselecteerde onderdeel activeren.
•
Driemaal tikken: Dubbel tikken op een onderdeel.