NL 23GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.4.8 N
A HET MAAIEN
Na het maaien ontkoppelt u het mes en vermindert u het toerental van de motor. Op de
terugweg dient het maaidek in de hoogste stand te staan.
5.4.9 N
A HET WERK
Na het maaien, de machine afzetten en de parkeerrem inschakelen.
Voor modellen met elektrische start:
1. zet de gashendel in de stand »LANGZAAM»;
2. zet de motor af door de contactsleutel in de stand «STOP» te zetten.
Haal altijd de sleutel uit het contact alvorens de machine
onbewaakt achter te laten!
Om de lading van de accu in stand te houden, wordt de sleutel
niet in de stand «DRAAIEN» gelaten wanneer de motor niet aanstaat.
Voor modellen met manuele start
1. zet de versnellingshendel in de stand «STOP».
Controleer steeds of de versnellingshendel in de stand
«STOP» staat vooraleer de machine onbewaakt wordt achtergelaten!
5.4.10 S
CHOONMAKEN EN OPBERGEN
Ledig altijd de opvangzak en laat geen containers met
gemaaid gras achter in een gesloten ruimte.
Maak, na elk gebruik, de buitenkant van de machine schoon, ledig de opvangzak en
schud deze goed uit om alle gras- en aarderesten te verwijderen.
Maak de plastic delen van de machine schoon met een vochtige spons en wat schoon-
maakmiddel. Let erop dat de motor, de elektrische onderdelen en de elektronische kaart
niet nat te maken.
Gebruik nooit hogedrukreinigers of bijtende middelen om de bui-
tenkant van de machine te reinigen!
Het reinigen van de binnenkant van het maaidek en het uitwerpkanaal dient op een harde
BELANGRIJK
̆
!
OPGELET!
̆
!
OPGELET!
➤
BELANGRIJK
̆
!
OPGELET!
➤