56
6) In elk kinderzitje kan slechts één
kind vervoerd worden; vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
7) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
8) Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
9) Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is
sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te
houden.
10) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden ver-
vangen.
GROEP 3
Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een
kussen vervoerd worden (fig. 55). De
borstomvang is dan van dien aard dat de
kinderen gewoon tegen de rugleuning
kunnen steunen en niet meer in een kin-
derzitje hoeven te worden vervoerd
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m
kunnen net zoals volwassenen de veilig-
heidsgordels omleggen.
P4U00074
fig. 55
Hieronder worden de veiligheids-
normen voor het vervoeren van
kinderen aangegeven:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op één van de zitplaatsen achter omdat
deze plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden.
2) Vervoer kinderen nooit op de stoel
van de passagier voor als deze is uitge-
rust met een airbag.
3) Als de airbag buiten werking wordt
gesteld, bij uitvoeringen waarbij dit moge-
lijk is, moet altijd gecontroleerd worden
of het systeem ook daadwerkelijk is uit-
geschakeld. Het betreffende gele waar-
schuwingslampje op het instrumenten-
paneel moet branden.
4) Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te le-
veren. Bewaar de instructies samen met
het instructieboekje in de auto. Monteer
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
5) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.