52
ALGEMENE OPMERKINGEN
OVER HET GEBRUIK VAN
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te hou-
den aan de wettelijke voorschriften met
betrekking tot het verplichte gebruik van
de veiligheidsgordels (en de inzittenden
erop attent te maken).
Bedenk dat achterpas-
sagiers die geen gordel
dragen tijdens een ern-
stig ongeval, niet alleen zelf aan
gevaar worden blootgesteld
maar ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voor.
Draag altijd veiligheids-
gordels, zowel voor als
achter in de auto. Rijden
zonder veiligheidsgordels ver-
groot het risico op ernstig letsel
of een dodelijke afloop bij een on-
geval.
P4U00068
fig. 49
De gordelband mag niet
gedraaid zijn en moet
goed tegen het lichaam
van de inzittende aanliggen. Het
diagonale gordelgedeelte moet via
het midden van de schouder schuin
over de borst liggen. Het horizon-
tale gordelgedeelte moet over het
bekken en niet over de buik lig-
gen, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens een botsing onder de
gordel uitschuift. Draag geen
voorwerpen (sieraden, gespen,
enz.) die een goed aansluiten van
de gordel op het lichaam van de
passagier verhinderen (fig. 49).
Gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij een
volwassene op schoot
zit, waarbij de gordel beiden zou
moeten beschermen (fig. 50).
P4U00069
fig. 50
Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoor-
beeld tijdens een ongeval), dan
moet de gordel samen met de ver-
ankeringen, bevestigingspunten en
de eventueel gemonteerde gordel-
spanners worden vervangen. Ook
als de schade niet zichtbaar is, kan
de gordel toch verzwakt zijn.