54
omgevingstemperatuur stand van de temperatuurregelaar
ca. 25°C rond 2
ca. 32°C 2 tot 3
ca. 38°C 1 tot 2
Aanwijzing: Bij instelling volgens de tabel heerst een gemiddelde koel-
ruimtetemperatuur van ca. +5°C. De gemiddelde temperatuur in het
vriesvak bedraagt dan -18°C of kouder. Dit geldt voor omgevingstem-
peraturen van +10°C tot +38°C. Bij hoge omgevingstemperatuur wor-
den bij een stand van de temperatuurregelaar rond "2" verse levens-
middelen op betrouwbare wijze ingevroren, zonder dat het in de koel-
ruimte te koud wordt.
3. Als u een hogere of lagere temperatuur wenst, draait u de tempera-
tuurregelaar op een warmere resp. koudere stand.
Belangrijk! Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en
koude instelling van de temperatuurregelaar (stand “5” tot “6”) kunnen
er voor zorgen dat de compressor continu werkt.
Reden: De compressor moet ononderbroken lopen om bij een hogere
omgevingstemperatuur de lage temperatuur van het apparaat te kun-
nen handhaven. De koelruimte ontdooit dan niet meer – automatisch
ontdooien van de koelruimte is alleen bij stilstaande compressor moge-
lijk (zie hoofdstuk “Ontdooien”). Sterke rijpvorming aan de achterwand
van de koelruimte is dan het gevolg.
Zet in dat geval de temperatuurregelaar op een warmere stand (stand
“4” tot “5”). Bij deze instelling wordt de compressor geregeld en begint
het ontdooien weer automatisch.
Apparaat uitschakelen
☞
1. Om het apparaat uit te schakelen de temperatuurregelaar op stand “0”
draaien.
Als het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt wordt:
☞
1. Levensmiddelen uit koelruimte en vriesvak nemen.
2. Apparaat uitschakelen, daartoe de temperatuurregelaar op stand “0”
draaien. De binnenverlichting gaat uit.
3. Stekker uit het stopcontact trekken of zekering in de huisinstallatie
uitschakelen.
4. Vriesvak ontdooien en grondig reinigen (zie hoofdstuk “Reiniging en
onderhoud”).
5. Deuren daarna open laten om geurvorming te voorkomen.