1. Kontrollampe (gelb)
2. Zusatzschalter
3. Betriebskontrollanzeige (grün)
4. Temperaturregler und EIN/AUS Schalter
Der Temperaturregler (4) ist zugleich der EIN/AUS-Schalter.
Die grüne Kontrollampe (3) leuchtet, wenn das Gerät eingeschaltet
und Netzspannung vorhanden ist. In dieser Schalterstellung arbeitet
die Kältemaschine automatisch im Regelbetrieb.
Temperatureinstellung bei Raumtemperatur unter 16°C
Steht das Gerät in einem Raum, in dem die Temperatur weniger als
16°C beträt, müssen Sie den Zusatzschalter (2) betätigen. Die gelbe
Kontrollanzeige (1) über dem Zusatzschalter leuchtet. Dadurch wird
sichergestellt, daß bei niedriger Raumtemperatur die Laufzeit des
Kompressors verlängert und die erforderliche Lagertemperatur von -
18°C im Gefrieraum erreicht wird.
Wichtig!
Wenn die Raumtemperatur über 16°C ansteigt, schalten Sie den
Zusatzschalter wieder aus, da sonst höherer Energievebrauch die
Folge ist. Die gelbe Kontrollanzeige erlischt.
Inbetriebnahme und Temperaturregelung
• Netzstecker in die Steckdose stecken. Die Innenbeleuchtung leuch-
tet bei geöffneter Tür.
Stellung „0“ bedeutet: aus.
Stellung „1“ bedeutet: Höchste Innentemperatur (wärmste Einstel-
lung).
Stellung „4“ (Endanschlag) bedeutet: Tiefste Innentemperatur (käl-
teste Einstellung).
34
Invriezenen en diepgevroren opslaan
In uw koelapparaat kunt u diepvriesproducten bewaren en verse
levensmiddelen zelf invriezen.
Attentie!
• Voor het invriezen van levensmiddelen dient de temperatuur in de
vriesruimte –18 °C of lager te zijn.
• Let op het op het typeplaatje aangegeven vriesvermogen. Het vries-
vermogen is de maximale hoeveelheid verse waren die binnen 24
uur ingevroren kunnen worden. Als er gedurende meerdere dagen
achter elkaar ingevroren wordt, neem dan slechts 2/3 tot 3/4 van de
hoeveelheid aangegeven op het typeplaatje. De kwaliteit is beter,
als de levensmiddelen snel tot in de kern bevriezen.
• Warme levensmiddelen voor het invriezen laten afkoelen. De warm-
te leidt tot verhoogde ijsvorming en verhoogt het energieverbruik.
• Bij het bewaren van kantenklare diepvriesproducten dient u zich
beslist aan de door de fabrikant opgegeven bewaartijd te houden.
• Eenmaal ontdooide levensmiddelen zonder verdere verwerking
(bereiden tot panklare gerechten) in geen geval een tweede keer
invriezen.
• Containers met brandbare gassen of vloeistoffen kunnen lek raken
door de inwerking van koude. Explosiegevaar! Leg geen containers
met brandbare stoffen zoals bijv. spraybussen, aanstekers, navul-
lingen van aanstekers etc. in het vriesapparaat.
• Flessen en blikken mogen niet in de vriesruimte. Ze kunnen sprin-
gen als de inhoud bevriest – bij koolzuurhoudende inhoud zelfs
exploderen! Leg nooit limonades, sappen, bier, wijn, champagne
etc. in de vriesruimte. Uitzondering: sterke drank met een zeer hoog
alcoholpercentage kan in de vriesruimte gelegd worden.
• Alle levensmiddelen voor het invriezen luchtdicht verpakken, zodat
ze niet uitdrogen, de smaak niet verloren gaat en de smaak niet op
andere diepvriesproducten overgebracht wordt.
Boter en kaas: worden, om blootstelling aan de lucht te voorkomen,
in speciale koeldozen bewaard of in plastic- of aluminiumfolie verpakt.
Flessen melk: worden, goed gesloten, in het flessenrek geplaatst.
Bewaar niet-luchtdicht verpakte bananen, aardappelen, uien of
knoflook niet in de koelkast.