56
Inbouw
Zie meegeleverde montage-aanwijzing.
Controleer na het inbouwen van het toestel, vooral na overzetten van
het deurscharnier, of de deurafdichting rondom goed afdicht. Een
ondichte deurafdichting kan tot versterkte rijpvorming en daardoor tot
hoger energieverbruik leiden (zie ook hoofdstuk „Wat te doen als ...“ ).
Elektrische aansluiting
Voor de elektrische aansluiting is een volgens de voorschriften geïn-
stalleerde contactdoos met randaarde vereist.
De contactdoos moet zodanig worden geïnstalleerd, dat de stekker alti-
jd uit de contactdoos kan worden getrokken.
De elektrische zekering dient minsten 10 Ampère te zijn. Indien het
stopcontact bij een ingebouwd apparaat niet meer toegankelijk is,
dient een maatregel in de elektrische installatie er voor te zorgen dat
het apparaat van de stroom kan worden afgesloten (bijv. zekering,
beveiligingsschakelaar, aardlekschakelaar of dergelijke met een
contactopeningsbreedte van minimaal 3 mm).
Voor ingebruikneming op het typeplaatje van het apparaat controleren
of de netspanning en stroomsoort overeenkomen met de waarden van
het lichtnet op de plaats waar het apparaat komt te staan.
Bijv.: AC 220 ... 240 V 50 Hz of
220 ... 240 V ~50 Hz
(d.w.z. 220 tot 240 Volt wisselstroom, 50 Hertz)
Het typeplaatje bevindt zich links aan de binnenkant van het apparaat.
☞