Temperatuurindicatie
De temperatuurindicatie kan meerdere soorten
informatie aangeven.
• Bij normaal gebruik wordt de temperatuur aangegeven die op dit
ogenblik in de koelruimte heerst (WERKELIJKE temperatuur), het
overeenkomstige lampje brandt.
• Als de temperatuur in de koelruimte hoger is dan het bereik van de
temperatuurindicatie, zijn alle lampjes van de temperatuurindicatie
uit.
• Als de temperatuur in de koelruimte lager is dan het bereik van de tem-
peratuurindicatie, blijft het lampje voor de laagste indicatie branden.
• Tijdens de temperatuurinstelling wordt knipperend de op dat
moment ingestelde temperatuur aangegeven (GEWENSTE tempera-
tuur).
Voor ingebruikname
Het interieur van het apparaat en alle accessoires schoonmaken voor
het eerste gebruik (zie hoofdstuk “Reiniging en onderhoud”).
☞
Ingebruikname - Temperatuur instellen
☞
1. Stekker in het stopcontact steken.
2. Toets AAN/UIT indrukken. Het groene lichtnetlampje gaat branden.
3. Druk op één van de toetsen „+“ (WARMER) of „-“ (KOUDER).
De temperatuurindicatie schakelt om en geeft knipperend de op dat
moment ingestelde GEWENSTE temperatuur aan.
4. Gewenste temperatuur door indrukken van de toetsen „+“ (WARMER)
en „-“ (KOUDER) instellen (zie hoofdstuk "Toetsen voor temperatuurin-
stelling"). De temperatuurindicatie geeft onmiddellijk de gewijzigde
instelling aan.
Bij elke druk op een toets wordt de temperatuur een indicatievakje
verder gezet.
Instelbaar temperatuurbereik: +2°C tot +8°C
Aanwijzing: Uit voedingswetenschappelijk oogpunt is een bewaartem-
peratuur van ca. +5°C in de koelruimte in de regel koud genoeg.
5. Wanneer na het instellen van de temperatuur de toetsen niet meer
ingedrukt worden, dan schakelt de temperatuurindicatie na korte tijd
(ongeveer 5 seconden) om en geeft opnieuw de op dat moment in de
11