50
Als iets niet werkt
Probleem
Het is te warm in de
koelruimte.
Het is te warm in de
vriesruimte.
Er loopt water langs
de achterwand van
de koelruimte.
Er loopt water in de
koelruimte.
Er loopt water op de
vloer.
Er zijn te veel rijp en
ijs.
De compressor werkt
continu.
Mogelijke oorzaak
De temperatuurregelaar is te laag
ingesteld.
De levensmiddelen zijn niet koud
genoeg of staan op een verkeerde
plek.
De deur gaat niet goed dicht of is
niet goed gesloten.
De temperatuurregelaar is te laag
ingesteld.
De deur gaat niet goed dicht of is
niet goed gesloten.
U wilt te veel levensmiddelen tegelijk
invriezen.
De in te vriezen levensmiddelen
staan te dicht op elkaar.
Dat is normaal. Tijdens het
automatische ontdooien smelt het
ijs op de achterwand.
De afvoer van de koelruimte kan
verstopt zijn.
Levensmiddelen kunnen de lekbak
blokkeren zodat er geen water in kan
stromen.
Het afvoergootje loopt niet in de
condensbak boven de compressor.
De levensmiddelen zijn niet goed
ingepakt.
De deuren gaan niet goed dicht of
zijn niet goed gesloten.
De temperatuurregelaar is niet goed
ingesteld.
De temperatuurregelaar is niet goed
ingesteld.
De deuren gaan niet goed dicht of
zijn niet goed gesloten.
U wilt te veel levensmiddelen tegelijk
invriezen.
U hebt warme levensmiddelen in het
apparaat gezet.
Het apparaat staat op een te warme
plek.
Oplossing
Op een hogere stand instellen.
De levensmiddelen op de juiste plek
zetten.
Controleren of de deur goed dicht
kan en of het deurrubber
onbeschadigd en schoon is.
Op een hogere stand instellen.
Controleren of de deur goed dicht
kan en of het deurrubber
onbeschadigd en schoon is.
Een paar uur wachten en de
temperatuur nog eens controleren.
De levensmiddelen zodanig
neerzetten dat de koude lucht goed
kan circuleren.
Maak de afvoer schoon.
Zet de levensmiddelen zodanig neer
dat ze de achterwand niet direct
raken.
Plaats het de afvoergootje in de
condensbak.
De levensmiddelen beter inpakken.
Controleren of de deuren goed dicht
kunnen en of de deurrubbers
onbeschadigd en schoon zijn.
De temperatuurregelaar op een
lagere stand instellen.
De temperatuurregelaar op een
lagere stand instellen.
Controleren of de deuren goed dicht
kunnen en of de deurrubbers
onbeschadigd en schoon zijn.
Een paar uur wachten en de
temperatuur nog eens controleren.
Laat de levensmiddelen tot
kamertemperatuur afkoelen.
Probeer de omgevingstemperatuur te
verlagen.