2.1 STOOKRUIMTE
2.1.1 BEREIKBAARHEID
De stookruimte dient ruim genoeg te zijn voor een probleemloze
toegang tot de ketel. Het volstaat rond de ketel de volgende
minimumafstanden te respecteren (mm):
- vooraan 500 - zijwaarts 100
- achteraan 150 - bonenaan 700
2.1.2 VERLUCHTING
De stookruimte moet voorzien zijn van een boven- en onderver-
luchting volgens de onderstaande tabel.
2.1.3 VOETSTUK
Het voetstuk waarop de ketel geplaatst wordt, moet uit een onbrandbare
materie zijn.
2.2 AANSLUITING
2.2.1 SCHOUWAANSLUITING
De schouwaansluiting gebeurt met behulp van een metalen
aansluitstuk dat in stijgende lijn naar de schouw aangebracht
wordt. Deze schouwaansluiting moet gemakkelijk demonteerbaar
zijn om bij het onderhoud van de ketel gemakkelijk bij de
rookgaskanalen te kunnen komen.
.
BELANGRIJK
De installatie moet gebeuren door een erkend installateur,
overeenkomstig de plaatselijk geldende voorschriften.
2.2.2 CV-AANSLUITING
2.2.2.1 Voorbeelden van aansluiting met één kring
1. Motoriseerbare 3-weg mengkraan
2. Veiligheidsklep afgesteld op 3 bar met manometer
3. Circulator
4. Terugslagklep
5. Vulset van de installatie
6. Expansievat
7. Kamerthermostaat
8. Regulatie ACV 13
(zie regulatiekit pagina 5)
9. CV-afsluitkraan
10. Leegloop
Afb. 2: Hydraulisch schema met een door de kamerthermostaat
gestuurde pomp
2 INSTALLATIE
A. Bovenverluchting
B. Onderverluchting
C. Schouwhoogte
D. Diameter van de schouw
3
ALFA G ALFA GP
Verluchting
Min. aanvoer frisse lucht. m
3
/h 82,8 82,8
Bovenverluchting (A) dm
2
1,5 1,5
Onderverluchting (B) dm
2
1,5 1,5
Schouw
C = 5 m Ø min. D mm 130 130
C = 10 m Ø min. D mm 130 130
C = 15 m Ø min. D mm 130 130