Copyright © Acronis, Inc., 2000-2010 119
Gebruiksbeperkingen voor deze optie:
• Deze optie is alleen beschikbaar bij het herstellen van partities die met het FAT16/32- of NTFS-
bestandssysteem zijn geformatteerd.
• Merk op dat het bestandssysteem niet op fouten wordt gecontroleerd als het systeem opnieuw
moet worden opgestart tijdens het herstelproces. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer u een
image van een systeempartitie naar zijn oorspronkelijke locatie terugzet.
11.2.2. Overschrijfopties instellen
De instellingen op de pagina Opties voor overschrijven zijn niet van toepassing als u schijven en
partities herstelt vanuit een image.
Standaard worden bestaande bestanden en mappen overschreven, tenzij ze recenter zijn dan de
bestanden en mappen die worden teruggezet.
Desgewenst kunt u echter filtercriteria instellen voor bestanden en mappen die u wilt behouden
tijdens het herstelproces. Misschien wilt u bijvoorbeeld voorkomen dat verborgen bestanden en
mappen, systeembestanden/-mappen, nieuwere bestanden en mappen, evenals bestanden die aan
de ingestelde filtercriteria voldoen door de bestanden uit de back-up worden vervangen tijdens het
herstelproces.
Merk op dat u de vertrouwde jokertekens uit Windows kunt gebruiken bij het instellen van de
vereiste criteria. Zo kunt u bijvoorbeeld door het bestandsmasker *.exe toe te voegen, voorkomen
dat bestanden met de extensie exe worden overschreven. Met het bestandsmasker Mijn???.exe
behoudt u alle bestanden met de extensie exe waarvan de bestandsnaam uit zeven tekens bestaat
en de eerste vier tekens 'mijn' zijn.
Als u het selectievakje Bestaande bestanden overschrijven uitschakelt, worden bestaande
bestanden en mappen in de doelmap niet overschreven, ook al zijn ze ouder dan de bestanden en
mappen die vanuit de back-up worden teruggezet.
11.2.3. Aangepaste opdrachten uitvoeren
U kunt aangepaste opdrachten of batchbestanden instellen die u automatisch wilt uitvoeren voor en
na het herstelproces. Klik op Bewerken om het dialoogvenster Opdracht bewerken te openen,
waarin u de gewenste opdracht kunt instellen, evenals de bijbehorende argumenten en de map
waarin de desbetreffende opdracht staat (of de map waarin het uit te voeren batchbestand is
opgeslagen).
Merk op dat interactieve opdrachten, dat wil zeggen opdrachten die de tussenkomst van de
gebruiker vereisen, niet worden ondersteund.
Als u het selectievakje Geen bewerkingen uitvoeren totdat opdracht is voltooid uitschakelt (deze
optie is standaard ingeschakeld), worden het herstelproces en de opdracht simultaan uitgevoerd.
Als u het selectievakje Bewerking annuleren als opdracht mislukt uitschakelt (deze optie is
standaard ingeschakeld), wordt het herstelproces gewoon voortgezet als er fouten optreden bij het
uitvoeren van de opdracht.
Met de knop Opdracht testen kunt u de opdracht testen nadat u deze hebt gedefinieerd.